|
Beroemde kerstpreek van William Tiptaft gehouden in de grote kerk van Abingdon op 25 Dec 1829
(opvallende gelijkenis met ons onderhavige forumonderwerp is dat de gelijke inhoud van deze kerstpreek, op gelijkerwijze bestreden is geworden als het boek van Ds Kort, dezelfde redenen vind u onderaan in zijn persoonlijke brief)
preek
En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS: want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Mattheüs 1 vers 21
Ik sta vanavond voor u óf als een dienaar van Christus, óf als een dienaar van de duivel. Ik moet één van beiden zijn, want wie niet vóór Christus is, is tegen Hem. (Mattheüs 12 vers 30) en wee mij, als ik het evangelie niet verkondig (I Korinthiërs 9 vers 16). Paulus zegt: al was het ook, dat wij of een engel uit de hemel u een evangelie verkondigde, buiten wat wij u verkondigd hebben, laat hem vervloekt zijn (Galaten 1 vers 8) Nu, als ik niet het evangelie predik dat Paulus predikte, dan hangt mij een vloek boven het hoofd. Ik ben er zeker van, dat iedereen hier aanwezig, wiens hart niet zo hard is als een steen, zal beven bij de gedachte in wat voor ontzagwekkende situatie wij, predikanten, zijn geplaatst. Jesaja zegt: tot de wet en tot de getuigenis! Als zij niet spreken volgens dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben (Jesaja 8 vers 20) en ons is geboden aan het Woord van God niets toe te voegen, ook daarvan niet af te doen (Deuteronomium 4 vers 2). Wij moeten du, als dienaars van Christus en uitdelers van Gods verborgenheden trouw zijn. Ik doe vanavond een beroep op u allen: alles wat ik ga zeggen, te toetsen aan het Woord van God. Ik smeek u dit te doen en ik zal oppassen om niets te beweren, wat ik niet volledig geloof en dat ik niet helder kan aantonen in overeenstemming te zijn met het Woord van God. En allen die door God onderwezen zijn, zullen het erkennen en belijden.
Voordat ik verder ga, smeek ik ernstig alle aanwezigen die in Christus geloven, hun hart op te heffen tot God, om Zijn zegen te vragen over de waarheden die verklaard zullen worden, dat velen die dood zijn in zonden en ongerechtigheden, mogen worden wakker geschud, opgewekt en bekeerd; dat de zwakgelovigen getroost mogen worden; dat de wankelmoedigen mogen worden opgericht; dat die “krachtig zijn in de Heere” (Efeziërs 6 vers 10) in hun geloof mogen worden gesterkt, en dat mijn toespraak zo vrij mag zijn van dwaling, dat de Geest der Waarheid krachtig getuigenis eraan geeft.
Onze gedachten verliezen zich in het wonder en in bewondering, wanneer we overdenken, dat Jezus Christus zou komen om op deze aarde te verkeren; dat Hij zou worden geboren uit een maagd; dat Hij de gestalte van een dienstknecht zou aannemen; dat Hij zo veracht en verworpen zou worden
door de mensen, dat Hij geen plaats zou hebben, om Zijn hoofd neer te leg-gen om ten slotte de uiterst smadelijke dood aan het kruis te lijden. “De verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees” (l Timotheüs 3 vers 16). Dat Hij precies op die manier zou komen, als Hij deed, was een groot aantal jaren tevoren duidelijk door de profeten voorzegt, en is klaarblijkelijk vervuld, zoals Jesaja zegt: “Zie, een maagd zal zwanger worden, en een Zoon baren, en Zijn Naam IMMANUËL noemen” (Jesaja 7 vers 14). En op de verwachte tijd heeft een maagd, bevrucht door de Heilige Geest, een Zoon gebaard en zij noemden Zijn Naam Jezus, want “Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden” (Mattheüs 1 vers 21).
Laten we in de eerste plaats onderzoeken, wie er worden bedoeld met “Zijn volk”, dat Hij zalig zal maken. En ten tweede, hoe zij van hun zonden worden gezaligd.
Nu, voordat ik meer zeg over dit belangrijke onderwerp, wil ik u eraan herinneren, dat tenzij u het koninkrijk van God ontvangt als een kindje, u er niet in zult binnengaan (Markus 10 vers 15). Als u deze tekst uit de Heilige Schrift verstaat, zult u weten, dat zolang u de geestelijke dingen oordeelt met uw vleselijke redenering en menselijke geleerdheid, deze u tot geen enkel nut zullen zijn. Tenzij God u een vatbare en kinderlijke geest geeft, moet de prediking van het kruis dwaasheid voor u zijn, (I Korinthiërs 1 vers 18) want “de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die van Gods Geest zijn, want zij zijn voor hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden." (I Korinthiërs 2 vers 14). En Paulus zegt: “Laat niemand zichzelf bedriegen. Als iemand onder u denkt, dat hij wijs is in deze wereld, laat hem dwaas worden, opdat hij wijs wordt. Want de wijs-heid van deze wereld is dwaasheid bij God. Want er is geschreven: Hij pakt de wijzen in hun eigen listigheid: En opnieuw: de Heere kent de overleggingen van de wijzen, dat zij tevergeefs zijn” (I Korinthiërs 3 vers 18-20).
Niemand kan de geestelijke strekking van de Bijbel tot zaligheid van zijn ziel leren en weten, behalve hij die door God onderwezen is. Deze “aanstootgevende” waarheid vertelde Christus aan de joden. Maar wanneer Hij iets zei waarvan Hij wist dat het de trots van hun hart zou krenken, was Hij gewoon te zeggen: “Er is geschreven in de wet of in de profeten.” Dan waren zij niet in staat Hem één woord tegen te spreken, want ze beleden die te geloven. Zoals Hij eens zei: “Er is geschreven in de profeten: zij zullen allen door God onderwezen zijn. Een ieder dan die het van de V ader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij” (Johannes 6 vers 45). Wij, predikanten, nemen dezelfde zeer voortreffelijke methode, want als we waarheden naar voren brengen die de vijandschap opwekken van het vleselijke verstand, dan beroepen wij ons voor de waarheid van wat we spreken, op de Bijbel. En als u belijdt hierin te geloven, moet u ons goedkeuren.
In de eerste plaats moeten we onderzoeken wie “Zijn volk” is, dat Hij zal zalig maken. Van nature beelden we ons allen in, dat Christus gestorven is voor iedereen op de wereld, maar Hij stierf alleen voor degenen die God in Hem verkoren heeft voor de grondlegging van de wereld. Maar we moeten weten, dat wat God door Zijn Hei1ige Geest onderwijst, de ware leer is; en niet wat een mens denkt. Het Woord van God is onze maatstaf en onze leidsman. En wie niet spreekt naar dat Woord, geloof hem niet, want in hem is geen licht. Jesaja nu, waar hij zo duidelijk over Christus spreekt, zegt: “Hij zal Zijn zaad zien.” “Om de arbeid van Zijn ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden. Door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken.” “Hij zal de ongerechtigheden van velen dragen” (Jesa-ja 53 vers 10-12). De profeet toont dus heel duidelijk aan, dat Christus gekomen is, om een bijzonder volk zalig te maken.
En Christus zegt: “Ik ben de goede Herder: de goede herder stelt zijn leven voor de schapen” (Johannes 10 vers 11). En in hetzelfde hoofdstuk zegt Hij tot sommigen van de joden: “Jullie geloven niet, omdat jullie niet van Mijn schapen zijn, zoals Ik je gezegd heb” (Johannes 10 vers 26). Dit toont zeer duidelijk aan, dat Hij Zijn leven niet voor hen gaf. Paulus zegt: “Hij heeft ons uitverkoren in Hem, vóór de grondlegging van de wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Hem in de liefde. Die ons tevoren bestemd heeft tot adoptie tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil” (Efeziërs 1 vers 4-5) En ook: “Mannen, hebt uw vrouwen lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft, en Zichzelf voor haar heeft gegeven. Om haar te heiligen, haar gereinigd hebbend met het bad van het water door het Woord. Om haar voor Zichzelf heerlijk voor te stellen, een gemeente die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks” (Efeziërs 5 vers 25-27). En dezelfde apostel zei: “Die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping: niet overeenkomstig onze werken, maar overeenkomstig Zijn eigen bedoeling en genade, die ons gegeven was in Christus Jezus, vóór de tijden der eeuwen” (II Timotheüs 1 vers 9).
Deze woorden staan in de Bijbel. En ook heeft God niet alleen deze teksten gegeven. Nog zeer vele, naast die ik heb weergegeven, zou ik naar voren kunnen brengen. Want u moet weten, dat deze leer niet van mij is, maar van God. Welnu, wij als leden van de Kerk van Engeland, belijden allen dit te geloven, want het 17de Artikel van onze kerk verklaart dit ten volle: “Voorbeschikking tot het leven is de eeuwige bedoeling Gods, waardoor Hij
(voordat de gronden van de wereld waren gelegd) door Zijn Raad voor eeuwig besloten heeft (wat voor ons verborgen is) hen van vloek en verdoemenis te bevrijden die Hij in Christus heeft verkoren uit het menselijke geslacht, en ze door Christus tot eeuwige zaligheid te voeren, als vaten ter ere.” Zijn volk daarom, in de tekst zijn degenen die Hij in Christus verkoren heeft vóór de grondlegging van de wereld.
In de tweede plaats overdenken we hoe Christus Zijn volk zal verlossen van hun zonden.
Allen zijn van nature “dood door de misdaden en de zonden” (Efeziërs 2 vers 1; I Johannes 5 vers 12; Romeinen 8 vers 6), met een hart vol vijandschap tegen God “arglistig meer dan enig ding, ja dodelijk“ (Jeremia 17 vers 9) en niemand zal in deze staat ooit God zoeken. Want: “De HEERE zag uit de hemel neer op de mensenkinderen, om te zien of er iemand verstandig was, die God zocht. Zij zijn allen afgeweken; samen zijn ze stinkende geworden. Er is niemand die goed doet, ook niet één” (Psalm 14 vers 2-3). En Christus zegt tot Zijn discipelen: “Jullie hebben Mij niet uitverkoren, maar Ik heb jullie uitverkoren” (Johannes 15 vers 16). En Hij zei tegen hen: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt” (Johannes 6 vers 44). Hij zegt ook: “En Ik, wanneer Ik van de aarde verhoogd zal zijn, zal allen tot Mij trekken” (Johannes 12 vers 32). Dus, niemand kan tot Christus komen, dan die in Hem verkoren zijn, en getrokken worden.
Er is niets, dat een mens kan doen, dat hem aanbevelenswaardig zal maken bij God, want al wat een mens doet, totdat hij geloof heeft, is niets anders dan zonde. Paulus, die tot de strengste farizeeën hoorde vóór zijn bekering, zegt: “Ook wij waren vroeger onwijs, ongehoorzaam, dwalend, allerlei begeerlijkheden en wellusten dienend, in boosheid en afgunst levend, hatelijk zijnde, en elkaar hatend. Maar nadat de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, maakte Hij ons zalig, niet uit de werken van rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar in overeenstemming met Zijn barmhartigheid” (Titus 3 vers 3-5). Paulus vertelde de heiligen te Efeze, dat God “ons tevoren door Jezus Christus bestemd heeft voor Zichzelf tot aanneming tot kinderen, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil” (Efeziërs 1 vers 5) en Timotheüs: “Niet overeenkomstig onze werken, maar in overeenstemming met Zijn eigen bedoeling en genade” (2 Timotheüs 1 vers 9). Als u de Schriften gelooft, moet u geloven, dat u niets doen kunt, om uzelf in Gods gunst aan te bevelen. Want als u geen geloof hebt, dat Gods gave is, kunt u Hem niet behagen” (Romeinen 8 vers 8). En: “in mijn vlees woont geen goed” (Romeinen 7 vers 18). “Wie zal een reine geven uit een onreine? Niet één” (Job 14 vers 4).
Zij die “dood zijn in overtredingen en zonden”, moeten eerst door de Geest worden levend gemaakt, voordat God iets van hen zal aannemen. “U heeft Hij levend gemaakt”, zegt Paulus, “die dood waren in overtredingen en zonden” (Efeziërs 2 vers 1). Deze zeer belangrijke leer wordt duidelijk verklaard in het 13de Artikel van onze Anglicaanse Kerk: “Werken, gedaan vóór de genade van Christus en vóór de inspiratie van Zijn Geest, zijn niet aangenaam voor God, omdat zij niet voortvloeien uit het geloof in Jezus Christus. Ook maken ze mensen niet geschikt om genade te ontvangen. Evenmin verdienen ze genade.” Dit Artikel zegt uitdrukkelijk dat wij zonder geloof God niet kunnen behagen. Wij weten, dat het geloof Gods gave is. Als we de werken van het vlees overlezen, zullen we hieronder niet het geloof vinden, want het is één van de vruchten van de Geest. Geloof is een kostbare gave. Maar op welke manier heeft de Heere besloten het aan Zijn uitverkoren volk te schenken? Door de prediking van het evangelie. Want “geloof komt uit het horen, en horen uit het Woord van God” (Romeinen 10 vers 17). “Ga en preek het evangelie aan ieder schepsel. Wie gelooft, en gedoopt is, zal zalig worden: maar wie niet gelooft, zal verdoemd worden” (Markus 16 vers 15-16) De manier die God beschikt heeft, om Zijn volk te vergaderen, is het uitzenden van dienaren om Zijn evangelie te prediken. En sommigen van Zijn uitverkoren volk kunnen wel vervolgers zijn van de ware kerk, zoals Paulus was; of verharde zondaren, zoals de dief die Christus zelfs nog lasterde terwijl hij in doodsstrijd was.
De ware dienaars van het evangelie vernederen de trots van de mens en maken hem tot niets. Zij tonen hem de verdorvenheid en bedrieglijkheid van zijn eigen hart, en leggen zijn leven en gedrag naast de reine en heilige Wet van God. Zij doen grondig onderzoek naar zijn hoop op de zaligheid en bezien op welk fundament hij bouwt. “De hoge ogen van de mensen zullen vernederd worden, en de hoogheid van de mannen zal neergebogen worden: en de HEERE alleen zal in die dag verheven zijn” (Jesaja 2 vers 11). Wanneer mensen die proberen de zaligheid te verkrijgen door hun werken, die erg barmhartig zijn voor de armen, zeer geregeld in kerkbezoek en avondmaalsgang, en die erg rijk zijn aan wat men denkt dat goede werken zijn, en wier godsdienst zo is als de wereld ten zeerste goedkeurt en aanprijst het evangelie horen prediken, dan bemerken ze, dat Christus niet de rots is, waarop zij bouwen. En al hun goede werken en heel hun trots worden met één slag tot de grond afgebroken. “En al deelde ik al mijn goederen tot onderhoud van de armen uit, en al gaf ik mijn lichaam over om verbrand te worden, en ik had geen liefde, dan deed het mij geen nut” (I Korinthiërs 13 vers 3) Nu, liefde is Gods gave.
De ware dienaars van Christus brengen de mensen tot de wet. Deze nu veroordeelt hen en toont hen, dat zij onder de vloek liggen. Wie in één struikelt, is schuldig aan allemaal (Jakobus 2 vers 10). Zo velen als er uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Want vervloekt is iedereen die niet blijft in al wat geschreven is in het boek van de wet om dat te doen (Galaten 3 vers 10). Als iemand dan de wet van God op één punt overtreedt, hetzij in woord, gedachte of daad, is hij onder de vloek. Nu, het is zeker dat niemand de wet van God kan onderhouden zonder overtreding, want “als de rechtvaardigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven” (Galaten 2 vers 21). “Daarom was de wet onze tuchtmeester tot Christus“ (Galaten 3 vers 24). Dus, de Wet van God schrijft de dood in het geweten van hen die “bestemd zijn tot het eeuwige leven” (Handelingen 13 vers 48). Zij zien hun zonden in slagorde voor hen opgesteld. Door onwetendheid proberen ze hun leven te beteren. Ze werken tevergeefs. Hun hart is door God verbroken, want de voorbereidingen van het hart zijn van de HEERE (Spreuken 16 vers 1). Zij kunnen geen rust vinden, nóch troost en zijn bijna wanhopig. Aangevallen en bestreden door satan weten zij niet wat te doen, en roepen met de cipier in Filippi uit: “Heren, wat moet ik doen, om zalig te worden?” (Handelingen 16 vers 30).
Als ze farizeeën geweest zijn, zijn hun ogen geopend om de trots en huichelachtigheid van hun godsdienst te zien, en ze belijden, dat al hun gerechtigheden zijn, als een wegwerpelijk kleed (Jesaja 64 vers 6). Als ze beruchte zondaren zijn geweest, denken ze dat God nooit kwam om zulke walgelijke ellendelingen te zoeken, als zij zijn. Zo verontrust en bedroefd horen zij het evangelie, dat “een blijde boodschap van het goede” is (Romeinen 10 vers 15) voor hen die zich een verloren zondaar voelen. Zij horen Christus verkondigen in Zijn heel volheid en heerlijkheid. Ze horen, dat, hoe walgelijker ze zijn in eigen oog, des te dierbaarder Christus voor hen zijn zal. Ze horen, als ze naakt tot Christus komen, zal Hij ze bekleden; als ze hongerig tot Hem komen, zal Hij ze voeden, en als ze dorstig tot Hem komen, zal Hij ze geven van het levende water, zodat ze niet meer zullen dorsten.
Zij zijn onwillig om tot Christus te gaan, omdat ze Hem niets hebben aan te bieden, zij horen met vreugde, dat de Heere niets van de mens zal aannemen, dan het offer van een verbroken en berouwvol hart. Zo roept God over het algemeen Zijn volk. Hij neemt ze alles af waarin ze tot zaligheid geloofden, en dan zijn ze genoodzaakt de toevlucht te nemen tot de Schuilplaats hun voorgesteld in het evangelie. Zij geloven in Christus en Die is voor ons geworden “Wijsheid van God en Rechtvaardigheid en Heiliging en Verlossing” (I Korinthiërs 1 vers 30). Dit is een erg vernederende leer voor de trots van een mens, dat Christus alles moet zijn en de mens niets, ja erger dan niets, want hij zal nooit iets anders doen dan zondigen. Of we bekeerd zijn of niet, ons vlees zal nooit iets goeds doen. “In mijn vlees woont geen goed” (Romeinen 7 vers 18). Zij, die in Christus verkoren zijn, hebben Zijn Geest in hen wonen. Deze Geest van Christus, Die in een mens woont, maakt hem een “nieuw schepsel”, zodat oude dingen voorbijgaan, en alle dingen nieuw worden (II Korinthiërs 5 vers 17).
Merk nu op, dat wij niets kunnen doen om deze Geest te verkrijgen, want alles wat we doen of ooit zullen doen in het vlees, is zonde, zoals Artikel 10 van onze kerk duidelijk stelt: "de staat van de mens na de val van Adam is zo, dat hij niet kan terugkeren en zich niet kan voorbereiden op het geloof door zijn eigen natuurlijke kracht en goede werken en door zijn roepen tot God.” Wij worden door Salomo gewaarschuwd om “niet het slachtoffer van zotten te geven: want zij beseffen niet, dat ze kwaad doen.” (Prediker 4 vers 17). We kunnen uit ons zelf niet tot God gaan: we kunnen uit onszelf geen berouw hebben, want Christus is verhoogd tot Vorst en Zaligmaker om berouw te schenken (Handelingen 5 vers 31; II Timotheüs 2 vers 25) en zo tonen de Schriften, zowel als de Artikelen 10 en 13 van onze kerk ons duidelijk aan, dat we allen onder de vloek liggen, zonder het geringste vermogen onszelf te verlossen.
Wij, predikers van het evangelie, moeten u niet misleiden. Allen die niet de Geest van Christus hebben, zijn in deze staat, of ze het weten of niet, of ze het geloven of niet. “Uit genade bent u zalig geworden, door het geloof. En dat niet uit u, het is Gods gave. Niet uit de werken, opdat niemand zou roemen. Want wij zij Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren bereid heeft, opdat wij erin zouden wandelen” (Efeziërs 2 vers 8-10). En Paulus zegt dat “er een overblijfsel is overeenkomstig de verkiezing van de genade” (Romeinen 11 vers 5). God heeft Zijn volk liefgehad met een eeuwige liefde, en daarom zal Hij hen trekken met goedertierenheid (Jeremia 31 vers 3).
Zolang een mens gelooft, dat hij iets uit zichzelf kan doen om zijn hart voor te bereiden om genade te ontvangen of de zaligheid te verdienen, kan ik hem geen enkele Schriftuurlijke hoop schenken, dat hij zalig zal worden. Als het hart niet door God wordt voorbereid om het te ontvangen “zonder geld en zonder prijs” (Jesaja 55 vers 1), zal hij het nooit bezitten. Terwijl de mens
denkt, dat er nog iets goeds is in zijn menselijke natuur, zal er nooit iets goeds in hem zijn. Want totdat een mens door God onderwezen is om zichzelf te zien als een totaal verloren zondaar, zal zijn lichaam nooit de tempel van de Geest van Christus zijn. En als hij de Geest van Christus niet heeft, hoort hij niet bij Hem. Allen moeten vernederd worden om de zaligheid te ontvangen als een vrije gave, of ze zullen het nooit ontvangen. “Wie het koninkrijk Gods niet ontvangt als een klein kind, die zal er niet in binnengaan” (Markus 10 vers 15) Het is God, Die onderscheid maakt: en als de Geest van Christus ons geschonken is, dienen we met het gemoed de wet van God, hoewel met het vlees de wet van de zonde (Romeinen 7 vers 26). En Paulus zegt: “Door de genade van God ben ik, wat ik ben. Ik arbeidde overvloediger dan zij allen. Maar niet ik, maar de genade van God, die met mij was” (I Korinthiërs 15 vers 10). Het is mijn geloof en de Schrift geeft mij recht dit te zeggen, dat geen mens ooit naar de hemel zal gaan, die niet door God onderwezen is, om zo volkomen op Christus te rusten tot de zaligheid, dat hij zegt: “Door de genade van God ben ik, wat ik ben.” Dit is vernederend voor de trots van een mens, maar de zaligheid is uit genade, en genade alleen.
Ik zal me nu richten tot hen in deze vergadering die Christus niet kennen als de ware Weg tot de zaligheid. Die nooit door God onderwezen zijn in de waarheden van het evangelie. Van wie het hart vijandig is tegenover God en die de ware leer van het evangelie haten. God geve, dat de waarschuwingen die ik nu zal geven, een middel mogen zijn tot bekering van sommigen, hier aanwezig “die bestemd zijn tot het eeuwige leven”. Ik ben er grondig van overtuigd, dat u in uw huidige staat het haat om het evangelie te horen. Uw gemoed komt in opstand tegen de vrijmacht van God en u gelooft Zijn Woord der waarheid niet. U kunt het niet verstaan, want het is voor u dwaasheid (I Korinthiërs 2 vers 14), en terwijl u in uw huidige staat blijft, zult u tegen Christus en Zijn ware kerk strijden. En als God u niet zou bekeren, zult u Hem en Zijn evangelie haten tot de dag van uw dood. Nu weet ik goed, dat u liever elke andere leer zou horen, dat het ware evangelie. De “waarheid, zoals die in Jezus is”, moet u tot een aanstoot zijn. U houdt van predikanten die uw trots voeden, en uw ijdelheid strelen door u verbetering te prediken in plaats van wedergeboorte; vrije wil in plaats van vrije genade; de gerechtigheid van de mens in plaats van de toegerekende gerechtigheid van Christus. U houdt er niet van de wet getrouw te horen prediken, want dat veroordeelt u, u houdt er niet van het evangelie getrouw te horen prediken, want dat is u tot een aanstoot, maar u houdt ervan dat wet en evangelie worden vermengd, wat beide bederft, en alleen tot gevolg heeft, dat de mensen tevreden rusten in een fatale zorgeloosheid.
U kunt niet worden gezaligd door uw eigen gerechtigheid, want “dan is Christus tevergeefs gestorven”. U moet dus worden gezaligd, hetzij door Christus‟ gerechtigheid, hetzij door uw eigengerechtigheid vermengd met die van Christus. Overweeg of uw trots groot genoeg is, om u te doen geloven, dat uw eigengerechtigheden, die als een wegwerpelijk kleed zijn (Jesaja 64 vers 6) noodzakelijk zullen zijn om het bruiloftskleed dat door Christus Zelf is bereid, te versieren. U kunt gereed staan tegen me te zeggen, dat Christus sprak tot de jongeling die Hem vroeg: “Wat voor goeds zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven zal hebben?”: “Wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden” (Mattheüs 19 vers 16-17) Hier bracht Christus hem tot de wet, opdat hij veroordeeld zou worden. En zo zeg ik tot u: “Als u in het leven wilt ingaan, houd de geboden” en dan zult u net als Christus de wet volbracht hebben. Maar denk eraan, als u één gebod overtreden hebt, staat u schuldig aan alle en ligt u onder de vloek. Beproef u daarom op deze manier, en net als de jongeling zult u overtuigd worden, dat u de hemel op deze manier niet kunt verdienen. Want de wet veroordeelt iedereen en Christus zegt: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven: niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Johannes 14 vers 6).
Gelooft u in Christus? Bent u er zeker van, dat u dat doet? Misschien denkt u, dat u gelooft, omdat u nooit twijfelde. “Wie in de Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis in zichzelf” (I Johannes 5 vers 10). Welk getuigenis hebt u? “De verborgenheid des HEEREN is voor degenen die Hem vrezen” (Psalm 25 vers 14). Welke verborgenheid des HEEREN kent u? Christus zegt: “Ik ken de Mijnen en Ik word door de Mijnen gekend” (Johannes 10 vers 14) Kent u Christus? Paulus zegt: “Allen die godzalig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden” (II Timotheüs 3 vers 12). Welke vervolging hebt u geleden? “Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben” (I Johannes 3 vers 14). U kunt niet zeggen, dat u van de dood in het leven bent overgegaan, omdat u niet gelooft, dat de mens dood is in de zonden. Hebt u de broeders lief? Hebt u Jezus Christus lief? Bent u gewillig veel vervolging voor Hem te verduren? Zou u voor Hem willen sterven? Houdt u van de gezegende waarheden van het evangelie? Bevindt u, dat de leer van de predestinatie en uitverkiezing in Christus “vol is van zoete, aangename en onuitsprekelijke troost”, zoals het 17de Artikel zegt dat het is? Hoort u graag spreken over uitverkiezing en vrije genade, of houdt u ervan predikanten te horen die God vernederen door Hem gelijk te maken aan de mens, zodat de mensen op deze wijze met Hem kunnen onderhandelen – dat de mens al het goede doet dat hij kan, zoals de kerk bezoeken, deelnemen aan het sacrament, aalmoezen geven, een oprechte wandel en een goed zedelijk leven leiden, en dat God van Zijn kant op zulke voorwaarden de hemel moet schenken? Dit is de lege godsdienst van miljoenen (alleen een koehandel om de hemel), die God dienen uit een slaafse vrees voor de hel, als een harde meester. Dit is, wat men noemt een godsdienst naar de rede, die duizenden nauwgezette belijders zullen verdedigen.
Ik zeg u opnieuw duidelijk tot lofprijzing en tot eer van God, dat Hij in Christus verkoren heeft, vóór het begin der wereld, degenen die Hij Zich voorgenomen had van vloek en verdoemenis te verlossen. God heeft ze zo liefgehad, dat Christus voor hen gestorven is: maar niemand zal tot Christus komen uit zijn eigen vrije wil, en toch zullen allen komen, want Christus zegt: “Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen: en, wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen” (Johannes 6 vers 37). Zij waren verordineerd tot goede werken: God roept ze en heiligt ze en maakt ze gepast voor de woningen die al voor hen bereid zijn in de hemel: en niet één zal er verloren gaan.
Deze leer is niet van mij, maar van God. Als u Romeinen 8 en 9 wilt lezen, Efeziërs 1-3, en Johannes 10 en 17, zult u erkennen, dat de waarheden daar geschreven staan, al gelooft en bemint u ze ook niet en toets er de artikelen 10, 11, 12, 13 en 17 van onze kerk aan deze hoofdstukken en aan de leerstukken die ik vanavond heb verkondigd. En u zult verplicht zijn te zeggen, dat u als kerkgangers belijdt deze te geloven. Satan zal u behulpzaam zijn deze weg te redeneren, als het mogelijk was. Maar als u niet naar Paulus wilt luisteren, hoor dan wat Salomo zegt: “De Heere heeft alles gewerkt om Hem Zelf, ja ook de goddeloze tot de dag van het kwaad” (Spreuken 16 vers 4). Sommigen, die weten, dat deze waarheden er zijn, maar die ze niet kunnen liefhebben, kunnen klaar staan en zeggen, dat predikanten deze behoren te bewaken. God heeft me niet gezegd dit te doen, en als Hij het niet juist achtte, Zijn eigen zuivere Woord te bewaken, dan wenst Hij niet, dat een nietig mens dat voor Hem doet. Satan wil het graag bedekt hebben, want hij weet, dat evangeliebewakers zijn koninkrijk nooit hebben verstoord en nooit zullen verstoren. Het is ons bekend, dat Ananias en Saffira met de dood gestraft zijn, omdat zij een deel van de prijs achterhielden. Wat kunnen wij dan als dienaars verwachten, als we een deel van Zijn gezegend evangelie achterhouden? Velen hier aanwezig zullen zeggen, dat de ware leer van het evangelie dwaas, onredelijk en absurd is. Daar draagt u, wie u ook bent, een sterk getuigenis van mee. “Want de prediking van het kruis is voor hen die verloren gaan, dwaasheid”. Toen Paulus en Silas het evangelie predikten aan de Thessalonicenzen, riepen mensen uit: “Zij die de wereld in rep en roer hebben gesteld, zijn ook hier gekomen” (Handelingen 17 vers 6). Maar die te Berea “onderzochten dagelijks de Schriften, of deze dingen zo waren. Velen dus uit hen geloofden” (Handelingen 17 vers 11-12) Helaas denkt u dat u rijk en verrijkt bent, en aan geen ding gebrek hebt. En u weet niet, dat u ellendig, en jammerlijk en arm en blind en naakt bent” (Openbaring 3 vers 17).
Nu zal ik een paar woorden tot u spreken, mijn broeders, die Jezus kennen. U kunt er getuigenis van afleggen dat het waarheid is wat ik gesproken heb. “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad” (I Johannes 4 vers 19). De leerstukken die de natuurlijke mens haat, hoort u graaf. Zij zijn de troost en het vermaak van uw ziel. En als u de leer van eigen gerechtigheid beluistert, bedroeft dit u en u beklaagt de predikant en zijn hoorders. U kunt met de hervormers zeggen “dat we alleen uit het geloof gerechtvaardigd worden, is de meest gezonde leer” (11de Artikel). Want u weet heel goed, dat in uw vlees niets dan zonde woont. U spreekt met David tot God: “Alles is van U, en we geven het U uit Uw hand” (I Kronieken 29 vers 14). En als God ook maar een enkele goede gedachte van u, van uzelf, zou vragen, zou u zeker verdoemd worden. U weet, dat u blind was, en de Heere heeft uw ogen geopend om uw verloren staat te zien, opdat u tot Christus gebracht zou worden en in Hem gevonden worden, niet hebbende uw rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid die uit God is door het geloof (Filippenzen 3 vers 9). U erkent, wanneer God u niet verkoren had, dat u Hem nooit verkoren zou hebben. En u zou nog met de wereld en de duivel tegen Christus strijden. Eens haatte u het over de verkiezing te horen, zoals natuurlijke mensen dat moeten. U weet, wanneer Christus dit preekte, het altijd ergernis verwekte. In Lukas wordt verhaald, dat ze probeerden Hem regelrecht van een bergtop te werpen, toen Hij de uitverkiezing preekte. Toen Hij dit leerstuk nogmaals preekte, “gingen velen van Zijn discipelen terug en wandelden niet meer met Hem” (Johannes 6 vers 65-66). Toen Hij het opnieuw duidelijk verklaarde, zeiden de joden: “Hij heeft de duivel en is dwaas” (Johannes 10 vers 20). Paulus, die vrijmoedig de waarheid verklaarde, zoals die in Jezus is, veroorzaakte zijn hoorders over hem te zeggen: “Weg van de aarde met zo één, want het is niet behoorlijk, dat hij leeft” (Handelingen 22 vers 22) en “deze kerel raadt de mensen aan, om God te dienen tegen de wet” (Handelingen 18 vers 13). Zij beschouwden hem als een dwaas en rekenden hem “als uitvaagsel der wereld, en als aller afschrapsel” (I Korinthiërs 4 vers 10, 13). En als predikanten nu zo getrouw preekten als Paulus deed, zouden natuurlijke mensen ze willen horen?
De natuur is niet veranderd, het evangelie is niet veranderd en Christus is niet veranderd. Daarom, als het evangelie nu getrouw gepreekt wordt, zullen allen die niet door God onderwezen zijn om het aan te nemen, van welke sekte of denominatie ze ook zijn, het tegenspreken en veroordelen, als het gelijk was aan wat Paulus preekte. Zoals God tot Jeremia zei: “Mijn erfenis is voor Mij als een gespikkelde vogel. De vogels zijn rondom tegen haar” (Jeremia 12 vers 9). Ja, iedereen die er niet toe behoort, is tegen de ware kerk van Christus, zoals Christus zegt: “U zult door allen gehaat worden om Mijn Naam” (Mattheüs 10 vers 22). En ze zeiden tegen Paulus: “Wat deze sekte aangaat, ons is bekend, dat zij overal weersproken wordt” (Handelingen 28 vers 22). Broeders, zullen we hierover bedroefd zijn? Neen. Christus zegt: “Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen” (Mattheüs 5 vers 12).
De Schriften vloeien over van troostwoorden voor de vervolgden. Want een christen zonder vervolging is een even grote onmogelijkheid als een vuur zonder hitte. Des te krachtiger uw geloof is, des te meer zult u gehaat worden. U, broeders, van wie de Geest getuigt met onze geest, dat u kinderen van God bent (Romeinen 8 vers 16). Moge u nooit beschaamd worden voor Christus Die in u woont. Want als u Zijn Geest niet hebt, bent u niet van Hem. En als u Zijn Geest hebt, is uw zaligheid even zeker, alsof u al in de hemel was. Maar de vruchten van uw geloof zullen even duidelijk blijken en gekend worden als dat een boom aan zijn vruchten gekend wordt. Als uw geloof uw leven niet beïnvloedt, en door de liefde werkt, is het dood en zal het u geen nut doen. U bent slechts Judassen en huichelaars. “Hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, als wij Zijn geboden bewaren. Wie zegt: „Ik ken Hem‟, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar en in die is de waarheid niet” (I Johannes 2 vers 3-4). U dient God, niet een slavendrijver, als zonen, niet als slaven.
Liefde maakt u rijk aan goede werken in Christus. Liefde dringt u heilig te zijn. Uw vreugde en geluk moeten groot zijn: uw zonden zijn vergeven; uw rechtvaardigheid en heiligheid zijn in Christus; het werk is voor u volbracht en Christus heeft u dit gezegd, toen Hij sprak, de adem uitblazend: “Het is volbracht” (Johannes 19 vers 30). Hoewel u walgelijk en van geen waarde moet zijn in de schatting van de wereld, bent u kostbaar in Gods oog. En hij, “die u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan” (Zacharia 2 vers 8). Niemand kan u zonder Gods toestemming schaden. En alle dingen zullen voor u meewerken ten goede (Romeinen 8 vers 28). Moge de wereld u niets anders ten laste leggen, dan ze Daniël deden, namelijk zijn godsdienst. Als u met Christus wilt heersen, moet u eerst met Hem lijden. U moet het kruis dragen voor u de kroon kunt dragen. Maar dit leven zal spoedig voorbijgaan, en dan zult u die gezegende woningen ontvangen, die voor u bereid waren voor de grondlegging van de wereld, en voor eeuwig onuitsprekelijke vreugden genieten aan Gods rechterhand. Amen.
BRIEF VAN DS. W. TIPTAFT
Sutton Courtney, 30 januari 1830
Sinds ik de laatste keer schreef, heb ik op de avond van eerste kerstdag in de grote St. Helen kerk van Abingdon gepreekt; de enige avond in het jaar dat deze verlicht is. Ik preekte de waarheid, naar ik vertrouw, voor een samengepakte menigte van (ik denk) ongeveer 5000 mensen (zittend en staand, die er konden binnenkomen). Het beviel de gelovigen, maar mishaagde de vleselijk-gezinden heel erg, die nooit tevoren zo verbijsterd en in de war waren gebracht. Maar zelfs zij die mij en de waarheid haten, erkennen, dat de Bijbel in Abingdon nog nooit zo vaak is gelezen, of dat de Artikelen van onze Anglicaanse kerk zo onderzocht worden. Zoals allen hebben kunnen horen, heb ik de waarheid trouw gebracht, maar ik had er geen idee van, dat het evangelie zoveel ergernis zou verwekken. Sinds die preek hebben zij niet anders gedaan, dan daarover praten. Ik geef toe, dat de preek een sterk leerstellig karakter had, maar ik zei niet meer dan ikzelf ten volle geloof.
De volgende zondag preekte een predikant heftig tegen mij en tegen de leerstukken die ik belijd. Verleden week publiceerde hij zijn preek. Hij gaf mijn preek zo verkeerd weer, dat ik tot mijn eigen verdediging verplicht ben haar te publiceren, waarnaar al grote vraag is. Het is een erg lange preek over Mattheüs 1 vers 21. De predikant die tegen mijn preek preekte, is een drinkebroer en een verwoed kaartspeler en vossenjager. Zij erkennen allen: als ik geen gelijk heb, zijn ze er zeker van, hij zeker niet.
De Heere is met mij, want ik geloof vast dat velen door mijn prediking uit de duisternis gebracht zijn en hun leven getuigt van hun geloof, dat het werkt door de liefde en het hart reinigt. Het is de waarheid, die het rijk van satan aanstoot geeft en in beroering brengt. De naburige predikanten die in het donker zijn, zeggen over mij: “Weg van de aarde met zo’n kerel. Het is niet behoorlijk dat hij leeft!” Velen haten mij, maar sommigen hebben mij lief en zegenen de dag dat ze mij voor het eerst hoorden. Enigen van de slechtste karakters hier zijn besliste christenen geworden. Zij brengen geen andere beschuldiging tegen mij in, dan mijn godsdienstige gevoelens. Maar zij kunnen ze niet weerspreken. Sommigen zeggen dat de Artikelen van onze kerk begraven waren tot ik ze tevoorschijn bracht. Mijn gemoed ligt niet overhoop door de vervolging, want ik heb duidelijk getuigenis dat ik een dienaar van Christus ben en ik geloof als Hij werk voor mij te doen heeft dan zal ik het doen, ondanks de duivel en al zijn kinderen. Het is niet bij de waarheid komen, het is niet de letter van het evangelie, die een mens bekeren zullen, maar de Geest.
Maak het Woord van God tot uw studie. Schenk niet onvoorwaardelijk vertrouwen aan de inzichten van een mens. Ik lees nauwelijks een ander boek.
Het volk van Abingdon komt met veel tegelijk over om te horen wat deze beroerder Israëls te zeggen heeft. Hoewel zij vals alle soorten kwaad van mij zeggen, ervaren ze toch dat wat ik zeg “levend en krachtig en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard”. De natuur is niet veranderd, het evangelie is niet veranderd en Christus is niet veranderd. Wat voor reden zou er dan zijn, dat zij de waarheid niet evenzeer zouden haten, als in de tijd van de apostelen? Ik zag nooit enige vrucht op mijn arbeid, totdat ik de brullende leeuw opwekte en beroerde. Toen ik door Gods genade begon zijn koninkrijk te verstoren, merkte ik al gauw dat zijn kinderen begonnen te sissen. Zij willen nu weten, wat er van hun voorvaderen geworden is. Maar ik ben hier niet gekomen om hen te oordelen, maar om het evangelie te preken. Pas op voor hen die op de een of andere manier de mens willen verhogen. De wereld en de satan haten de gelovigen. Leest de brieven van Paulus. Zij werpen een prachtig licht op de overige Schriften. Luister naar niemand die vrije wil en vrije genade wil vermengen, wet en evangelie. Want vrije wil is een echt bolwerk van satan. Luister naar niemand die over algemene verzoening praat. Denk er aan, dat satan zich kan veranderen in een engel van het licht en zijn dienaren in dienaren van de gerechtigheid. De Farizeeërs haten mij het meest. Ik sneed al hun verrotte steunsels af en al hun vleselijke vroomheid.
Uw zeer toegenegen, William Tiptaft
Bron: De Cathecesant Februari 2011 – 20e jaargang – Nr. 2
|
Aanmelden
Registreren
FAQ
Zoeken
