Klacht van de Hemel

Posted by admin | | zaterdag 25 oktober 2008 7:13 am

Brief in pdf :   klik hier

 

 

“KLACHT VAN DE HEMEL” – Een open brief uit 1975 over “De rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie.” Oktober 1975, van een godvrezende vrouw uit Ederveen, die voor lange tijd in het buitenland heeft gewoond, gericht aan vele kerken in Nederland…

 

 

Aan predikanten, ouderlingen, diakenen en leden,

 

De Heere heeft mij op het hart gebonden u te schrijven. Het is nu 3½ jaar geleden dat ik onder uw prediking heb mogen opgaan. Daar is het, waar mijn ziel in grote duisternis is gekomen omtrent de zekerheid van de vrijheid die er is in Christus Jezus. Daar was het, waar ik mij wederom bevangen voelde met het juk der dienstbaarheid. Totdat deze week in de nacht de Heere mij bij vernieuwing verloste uit die banden en waar ik kwam te zien, dat het alleen de zonden van ongeloof zijn, die mij en u in deze banden brengen.

 

De Heere bepaalde mij eerst bij de woorden uit Joh. 8:36 “Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn” en daarna bij Joh. 8:32 “En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken”. Daarin openbaarde de Heere bij vernieuwing dat de Vader en de Zoon zijn één. Christus predikt hier de waarheid die Hij van God gehoord heeft. God is onze Vader door het geloof in Zijn Zoon. Want wie Hem gezien heeft, die heeft de Vader gezien, want “Ik en de Vader zijn één”. “Indien ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet?” “Indien gij Mij kendet, zo zou gij ook Mijn Vader kennen” Joh. 8:19.

 

De vrijspraak van onze zonden en schuld is in Christus. “Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven”. Wanner wij geloven, zien wij de heerlijkheid Gods. “Wie Mij ziet, die ziet Degene die Mij gezonden heeft”. “Ik ben gekomen opdat Ik de wereld zaligmake”. “Hetgeen Ik spreek, dat spreek Ik alzo gelijk Mij de Vader gezegd heeft”. “En het woord dat gijlieden hoort, is het Mijne niet, maar van de Vader Die Mij gezonden heeft”. Hier mocht ik bij vernieuwing de vrijheid smaken, die er is door het geloof in de Zoon, waardoor wij verzoend zijn met God de Vader, hetwelk de Geest toepast. Waardoor wij ontvangen door die Geest uit het geloof de hoop der rechtvaardigheid en die Geest Zijns Zoons uitgezonden in onze harten doet ons roepen “Abba, Vader”. Zo zijn wij dan erfgenaam Gods door Christus. Daarna werd ik bepaald bij Gal. 5:1 “Staat dan in de vrijheid met welke Christus ons vrijgemaakt heeft en wordt niet wederom bevangen met het juk der dienstbaarheid”. Hierin kwam ik te zien, dat ik nu door het juk der dienstbaarheid bevangen ben geweest al die tijd, vanwege mijn ongeloof in de genoegdoening van het kruis van Christus.

En nu het vreselijke, wat mij met schrik en beven vervuld, o dominees en ouderlingen, onze kerk dwaalt! De Heere heeft het mij zo duidelijk doen zien. O Hij beware mij voor zelfverheffing, maar het gaat hierom Gods eer! en om de vrijheid van al Gods lieve volk in Holland, dat in banden en duisternis gebonden ligt vanwege een dwaalleer in onze kerken. De Christus Die er menigmaal gepredikt wordt, is niet de Christus der Schriften, maar de Christus zoals de zondaar die gevoelt in zijn ongeloof. Een Christus Die de zonden niet vergeeft, maar die ze alleen maar zou bedekken!

 

Wanneer Christus aan een ziel geopenbaard word is dit zo wonderlijk en groot en ondervindt die ziel zoveel, daar waarheid en gerechtigheid elkander ontmoeten. Dit alles is een gevoelige bevinding, en de vrijheid, die we daarin smaken, en de vrede gaat alle verstand te boven. Na kortere of langere tijd daarin geleefd te hebben, geraken wij onze gevoelens kwijt en menen niets meer te hebben. Satan bij vernieuwing beschuldigt ons; het ongeloof komt terug en zo de Heere het niet verhoedt, worden wij wederom die wij waren vóór de openbaring van Christus aan onze ziel. De Christus die de Satan ons dan voorstelt, is een Christus die de zonden niet vergeeft, die ons de vrijheid ontneemt en waardoor ook Gods Woord als een gesloten boek word. Wanneer nu een Christen in zulk een toestand niet onderwezen wordt in de waarheid, blijft hij in deze toestand. Zeker wanneer hem verkondigd wordt dat een geopenbaarde Christus geen toegepaste Christus is, alsof hierin verschil zo bestaan! Dat men alsnog de vrijspraak van de Vader zal moeten ontvangen, dat wij met onze hele bekering de dood weer in moeten. Terwijl dit niet kan, daar Christus voor ons de dood is ingegaan, opdat wij zouden leven. De persoon aan wie Christus geopenbaard is, die is in Christus en kan zich er niet meer uitzondigen. Men kan niet uit het genadeverbond vallen. Aan Paulus werd de Zoon geopenbaard opdat hij Hem door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen. “Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen, noch geleer, maar door de openbaring van Jezus Christus.” Dat was alles. Men leest nergens dat Paulus toen de dood weer in moest. Dat kon niet, want hij was door het geloof in die Christus vrijgemaakt, vrij voor altijd!

 

Dat een ziel de gevoelige genade kwijtraakt na de eerste aanneming is om ons het volgende te leren:


1e – dat wij moeten wandelen door geloof en niet door aanschouwen,
2e – dat de rechtvaardige uit het geloof moet leven,
3e – dat ledigen met goederen worden vervuld en dat de rijken ledig worden weggezonden,
4e – dat er een arm en ellendig volk overblijft, dat nogthans op Zijn Naam hoopt.

 

O dominees, wanneer is deze dwaalleer, waarmee Holland in duisternis en banden gekluisterd ligt, ingekomen? Het is niet de leer van de vaderen der Reformatie! De Bijbel spreekt er niet over. De H.C. spreekt er niet over. Wij worden niet anders dan door het geloof in Christus in het Vaderhart teruggebracht. Hij is onze Borg. Hij heeft voor ons de straf gedragen. Hij is als Middelaar opgetreden voor God de Vader, opdat de straf die ons de vrede aanbrengt op Hem zou zijn. Opdat Zijn Naam eeuwig eer zou ontvangen. In Christus Jezus heeft alleen het geloof door de liefde werkende kracht. Wat u nu zo menigmaal doet, is niet die slingerende zielen wederom bemoedigen, of ze bij vernieuwing bewegen tot geloof. Nee, ze worden veel meer bewogen tot ongeloof. Dit is nu de grootste list van Satan, om te beweren dat het bloed van Christus niet vergeeft, maar alleen bedekt! Alsof er nog iets anders zou moeten gebeuren (de vrijspraak van de Vader) hetwelk alrede geschied is door het geloof in Jezus Christus. Satan lacht wanneer u deze zo grote dwaalleer verkondigt, want nu komt deze ziel weer in de banden, door uw prediking, en dit verhindert grotelijks de loop van het evangelie. Want deze mensen die eerst spraken over de grote vrijheid en vrede, die ze mochten ervaren door het geloof in Jezus Christus, deze gaan wederom zwijgen. Zij worden tot zwijgen gebracht door uw prediking. Men zegt: “Er komt een tijd van zwijgen en wachten”. Wel, zegt Paulus, “Gij liept wel, wie heeft u verhinderd aan de waarheid gehoorzaam te zijn?”. O dominee, een weinig zuurdesem verzuurt het gehele deeg! Paulus schrijft over de terugval na de eerste aanneming: “En nu, nu gij God kent, ja veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u wederom tot de zwakke beginselen, welke gij wederom van voren aan wilt dienen?”


“Ik vrees dat ik enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb!” Hij waarschuwt ons, dat de vrije was door de beloften, maar de dienstmaagd is uit het vlees. Het ene is van Sinaï, die dienstbaar is met haar kinderen. Maar het andere, en zoveel betere is, dat Jeruzalem dat Boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. En wat zegt de Schrift: “Werpt de dienstmaagd uit en haar zoon, want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met de zoon der vrije! En indien dan de Zoon ons vrijgemaakt heeft, zo zijn wij waarlijk vrij! En indien wij door de Geest geleid worden, zo zijn wij niet meer onder de wet. Christus is een vloek geworden voor ons. Hij Die geen zonden gekend heeft, is zonde voor ons gemaakt. “Mijn kinderkens”, zegt Paulus, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge”.Dit nu is ook uw dure plicht, dominees! Dat gij allen, die na de eerste aanneming zijn teruggevallen, wederom bearbeidt, totdat Christus gestalte in hen krijge. En dat is niet door te zeggen “dat ze alles weer kwijt moeten” en “dat al hun bevindingen weg moeten”.


De Heere zal hen zelf leren om af te zien van gronden te maken. Hij zal ze zelf leren door Zijn Geest, te vragen om genade voor genade uit Zijne volheid. Er is niet één Engelse of Schotse schrijver die de bevinding die onze kerk geleerd wordt, predikt en zij zijn zeer godzalige mannen, die het Woord verkondigen en een bevinding die is naar Gods Woord en niet de bevinding van wat een mens in zijn ongeloof van de Christus denkt.

O de smart die mijn hart menigmaal als met priemen doorwond heeft, wanneer ik moest aanhoren, dat onze schuld alleen maar bedekt is.

 

O dominees, u trapt Gods Volk op het hart; u doet die Borg en Zaligmaker grote smaad aan. Ja Zijn Kruis en Zijn Bloed wordt hiermede onrein geacht! Gevoelt u dat niet dominees? Soms breekt het zweet mij uit en als u dit blijft prediken kan ik het niet langer in de kerk uithouden en waar moeten we dan heen? Want Holland is als bedekt met deze dwaalleer! Het is in Schotland waar we de Waarheid nog kunnen horen en hoe is het mogelijk dat u het niet ziet? O ik bid voortdurend of de Heere uw ogen wil openen opdat u bij vernieuwing mag vervuld worden met de Geest des Heeren om u te verlichten en te prediken zoals Jesaja “De Geest des Heeren is op mij, om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen. Hij heeft mij gezonden om te verbinden de verbrokene van harten, om de gevangene vrijheid uit te roepen en de gebondenen opening der gevangenis, om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heeren en de dag der wrake onzes Gods, om alle treurige te troosten. Om de treurige van Sion te beschikken dat hun gegeven wordt sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwde geest, opdat zij genaamd worden eikebomen der gerechtigheid, ene planting des Heeren, opdat Hij verheerlijkt worde”. O, dat zij zo, Amen.Ik weet niet wat ik verder met dit alles aanmoet. Het is zeker dat dit een zaak van de Heere is. Als Hij het niet verhoed had, was ik al uit Holland weggevlucht, daar ik de duisternis zo sterk gevoel en er het liefste maar uit weg wilde zijn. En temeer daar ik voorheen in de gemeenschap der Heiligen mocht verkeren, waar men Gods Woord niet in twijfel trok, maar zich verheugde en verblijdde in de Heere. Ook daar was er een treuren over het verdorven bestaan van onze oude natuur, maar men had hen onderwezen te leren leven uit de bediening van Christus. Men was daar voortdurend biddende met en voor elkaar. Daar was de liefdeband die er is door het geloof in de Zoon. Waar ongeloof heerst, daar word men gedreven naar de zonde, haat en nijd, verdeeldheid. Dit laatste heb ik in Holland veel gevonden en ik heb mij afgevraagd hoe dit mogelijk was onder Gods Volk. Ook dat is mij nu duidelijk. Het is alleen het geloof, dat de wereld overwint en zonder geloof kunnen we God niet behagen.

 

O broeders, een geopenbaarde Christus en een open schuld!! Gevoelt u niet de grote verloochening van de getuigenis die God van Zijn Zoon gegeven heeft!! O hoe vreselijk dat de ingevingen van Satan de prediking is geworden. Ik roep u toe van ‘s Heeren wege “KEER WEDER”, “KEER WEDER!! ” U liep wel. Wie heeft u verhinderd? Het is de liefde van Christus die dringt mij. O dat ook in Holland ik nog eens met u mag roemen in die ene naam, die is Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst. HIJ IS DE WAARHEID, niet onze gevoelens!

 

‘k Hoop spoedig van u te horen, daar dit alles is als brandende in mij. De Heere heeft het geopenbaard, opdat geen vlees roeme. WANT ZIJN NAAM MOET EEUWIG EER ONTVANGEN.

De genade en de vrede zij met u. Zeg de rechtvaardigen dat het hen wel ga en zeg de goddelozen dat het hen kwalijk zal gaan.

  

 

KLACHT VAN DE HEMEL