Luther vertaald de Bijbel in de Duitse spreektaal op de Wartburg
In Januari 1522 begint Luther met de vertaling van het Nieuwe Testament. Op zijn werktafel liggen de Griekse en de Latijnse Bijbeltekst naast elkaar. Luther maakt een vertaling vanuit de Griekse grondtekst, die vervaardigd is door onze geleerde landgenoot Erasmus.
Al in Februarie kon hij de vertaling van de Evangelieen naar zijn vriend Melachton in Wittenberg sturen. In elf weken tijd heeft hij het Nieuwe Testament vertaald, een ongelooflijke prestatie. Door zijn jarenlange omgang met de Schrift voelt Luther het hart van de tekst kloppen. Hij weet de Bijbelteksten als geen ander in de Duitse taal weer te geven. Voor Luther betekent vertalen het overbrengen van de Geest en de bedoeling van de tekst. De vertaler moet de tekst zelf doorleefd hebben om het contact tussen schrijver en lezers te leggen.
Over zijn manier van vertalen, schrijft hij later: “Men moet niet aan de letters van de Latijnse taal vragen hoe men Duits moet spreken, men moet de moeders in huis, de kinderen op straat, de gewone man op de markt vragen en er goed op letten hoe zij spreken en daarnaar moet men vertalen. Dan verstaan ze het en merken ze dat men Duits met hen spreekt.”
Voordat Luther de tekst naar de drukker brengt, kijkt hij samen met Melanchton het geheel nog eens na. Begin Mei 1522 is de vertaling persklaar en kan het manuscript naar de drukker. Die werkt met drie persen tegelijk. Op 25 September 1522 stuurt Luther het Nieuwe Testament naar zijn vriend Hans Von Berlepsch, de slotvoogd van de Wartburg. Hij is zelf inmiddels teruggaan naar Wittenberg.
De frontpagina bevat niet anders dan de titel: Das Neue Testament – Deutsch, en de plaats van de verschijning : Vuittenberg.
Op twee na zijn alle nieuwtestamentische Bijbelboeken voorzien van een initiaal, een versierde hoofdletter met een afbeelding. In het boek Openbaring komen 21 illustraties voor, enkele met duidelijke verwijzingen naar de rooms-katholieke kerk als de antichrist. Het in de Openbaring genoemde beest uit de afgrond (de duivel) heeft een monnikspij aan. Het gevallen Babel toont het silhouet van de stad Rome. De Bijbel komt op de markt in een oplage van 3000 exemplaren, kost een halve gulden per stuk en is binnen enkele maanden uitverkocht. In December verschijnt al een herdruk met 500 verbeteringen. Ook in de volgende edities zijn er veranderingen. Tussen 1522 en 1546, Luthers sterfdag, verschijnen te Wittenberg 22 afzonderlijke edities van het Nieuwe Testament en buiten deze stad meer dan 100. De totale oplage loopt op tot zeker enkele honderdduizenden. Duizenden en duizenden handen grijpen naar het boek dat de rooms katholieke kerk hen zo lang onthouden heeft.
Binnen twaalf weken heeft Luther het Nieuwe Testament vertaald. Het zal hem, met tussenpozen, meer dan twaalf jaar kosten, voordat het Oude Testament vertaald is. Tijdens zijn drukke leven weet hij toch de inspanning op te brengen om het vertaalwerk vol te houden. Ontelbare uren zit de hervormer over zijn Hebreeuwse Bijbel gebogen. Hij heeft er een oude Griekse vertaling naast liggen, de Septuagint, en een Latijnse vertaling. Verder gebruikt hij commentaren, een Duits grammatica- en een woordenboek. Luther heeft de gewoonte om zich eerst lang in de tekst te verdiepen voor hij gaat vertalen. Bij moeilijke stukken vraagt hij een hebraïcus om raad en vraagt of de grammatica het toelaat om het ‘zo en zo’ te vertalen. Hij vindt dat de Hebreeuwse constructies de vertaling niet mogen beheersen. “Ik heb me zeer ingespannen, (zegt hij), om Mozes zo Duits te maken dat niemand meer zou vermoeden dat hij een Jood was.”
Het boek Leviticus levert speciale moeilijkheden op. Als hij bezig is met de offerwetten en namen nodig heeft van de ingewanden en lichaamsdelen van dieren gaat hij naar de slager om zijn anatomische kennis bij te spijkeren. In een brief aan Spalatinus vraagt hij hoe roofvogels als de wouw, de gier, de havik, en de sperwer eruit zien. Het werk vordert zo moeizaam, dat Luther besluit het Oude Testament in gedeelten uit te geven. Eerst zal de Pentateuch verschijnen, dat zijn de vijf boeken van Mozes. Hij moet zich enkele weken opsluiten om deze zaak af te maken. Als de druk van het Nieuwe Testament van de pers komt, kan de Pentateuch erop worden gelegd.
Begin 1523 is dit gedeelte klaar. De titel is voor het hele Oude Testament bedoeld en luidt: Das Alte Testament – Deutsch, vertaling M. Luther, Vuitenberg. Op het voorblad is een kader met twee pilaren, versierd met engelenfiguren. Onder een boog is Christus aan het kruis afgebeeld, eveneens met engelenfiguren omgeven. In dit gedeelte zijn elf illustraties opgenomen.
In de volgende jaren besteedt Luther elk vrij ogenblik aan de verdere vertaling van het Oude Testament. In 1524 kan het tweede deel verschijnen met de boeken van Jozua tot en met Esther. Het titelblad toont een gewapende soldaat met een helm in de hand. Op de laatste bladzijde staat het Lutherzegel: de roos met het hart en kruis daarin. Het manuscript dat de vertaling van deze boeken beschrijft, is voor een goed deel bewaard. Het blijkt dat Luther eerst de tekst zo letterlijk mogelijk probeert over te zetten om die daarna in beter Duits te vertalen. In 1 Samuel 16:7 luidt de eerste versie: “Ziet niet aan zijn gestalte, noch de hoogte van zijn persoon. Ik heb hem verworpen. Want niet zoals een mens ziet. Een mens ziet naar de ogen, maar de Heere naar het hart.”
Na verschillende doorhalingen en verbeteringen wordt de definitieve tekst als volgt: “Zie niet op zijn gestalte noch op de grootte van zijn persoon. Ik heb hem verworpen. Het gaat er hier niet om hoe een mens ziet. Een mens ziet aan, wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan.”
Bij de vertaling van het Bijbelboek Job stuit de hervormer op ongekende moeilijkheden. Hij schrijft: “We zitten met het zware karwei om Job te vertalen, moeilijk wegens de grootsheid van zijn grootse stijl. Het schijnt wel dat hij ons vertalen nog slechter verdraagt dan de vertroosting van zijn vrienden. Of misschien wil hij rustig in de as blijven zitten. Het komt mij voor dat de schrijver van dit boek beslist niet gewenst heeft, dat het ooit in een andere taal overgezet zou worden. Met Job hadden we zo’n moeite dat we soms in vier dagen nauwelijks drie regels klaar kregen. Beste mensen, nu het verduitst is en klaar, kan iedereen het lezen en heeft het zomaar onder de knie. Hij kan er snel met de ogen overheen lopen, drie, vier pagina’s achter elkaar, zonder zich ergens te stoten. Hij merkt niet eens meer, welke kuilen en bobbels er gezeten hebben. Waar hij nu overheen glijdt, als over een gepolijste plank, hebben wij moeten zweten en zwoegen om de gaten en bulten uit de weg te ruimen, opdat men daar nu zo fijn zo kunnen wandelen.”
In het jaar 1524 komt ook het derde deel van het Oude Testament met Job, Psalmen, Spreuken, Prediker en Hooglied van de pers. De titel van dit deel is gevat in een geïllustreerd kader met twaalf mannen, die om een open boek zitten. Links is David afgebeeld, rechts Mozes en onderaan ziet men de kruisiging van de Heere Jezus. Dit deel bevat maar één illustratie.
De vertaling van de profeten laat lang op zich wachten, door het vele andere werk dat de hervormer te doen heeft en ook door zijn gezondheidsproblemen. Ook hier levert de vertaling veel problemen op: “We zitten nu te zweten over de Duitse vertaling van de profeten. Wat een zwaar werk en moeilijk werk is het om die schrijvers tegen hun wil te dwingen om Duits te spreken. Ze hebben er geen lust in om hun Hebreeuws op te geven en het barbaarse Duits na te zeggen. Het is precies alsof je een nachtegaal zou dwingen om een koekoek na te doen en zijn eigen heerlijke melodie op te geven voor de monotome koekoekszang die hij wel haten moet.”
In 1532 komt het laatste deel van het Oude Testament van de pers: Die Propheten alle Deutsch, vertaling M. Luther. In 1534 verschijnt de complete Bijbel. De titel is gevat in het kader dat de ingang van een gebouw voorstelt waar een oude man met een stralenkrans om het hoofd zit te schrijven. Voor hem hangt een perkament met de woorden ‘Gods Woord blijft in eeuwigheid’. Bijna ieder Bijbelboek begint met een grote initiaal, een versierde hoofdletter. In totaal komen er 124 illustraties in de Bijbel voor.
Van 1539 tot 1541 is de kerkhervormer bezig met een revisie van de Bijbelvertaling. Dat doet hij grondig en niet alleen. Voorafgaand aan een vergadering neemt hij de door hem geschreven tekst door, informeert hij bij Joden en taalgeleerden en vraagt aan vrienden naar goede woorden. Daarna komt hij met zijn Duitse Bijbel en de Griekse grondtekst onder de arm in de kerkenraadskamer bij zijn geleerde vrienden. Melanchton heeft een Griekse tekst bij zich en Bugenhagen heeft een Latijnse tekst voor zich liggen. Luther leidt de tekst die men heeft bekeken in, geeft ieder het woord en luistert naar hun voorstellen, gedaan op grond van de taalkundige gegevens of oude uitleggingen. Uiteindelijk neemt hij de beslissing over de vertaling. In totaal worden er meer dan 60 vergaderingen gehouden. Tot Luthers dood zijn dertien drukken van de complete Bijbelvertaling verschenen, ieder jaar één. Van drukkers buiten Wittenberg zijn niet minder dan 253 uitgaven bekend. Men schat dat gedurende het leven van de reformator een half-miljoen Bijbels en Bijbelgedeelten verspreid zijn. Verschillende drukkers zijn er rijk mee geworden, maar Luther zelf wilde er geen cent aan verdienen. Nu nog wordt de Lutherbijbel in Duitsland het meest gebruikt, zij het in een ‘vernieuwd jasje’.
Bron: De komst van de Statenbijbel – J. Van Reenen
—————————————————————
Voorrede van Luther bij zijn vertaling van het Nieuwe Testament
Men moet men eerst weten dat we niet in de waan mogen leven, dat er vier Evangeliën en slechts vier evangelisten zijn. Geheel verwerpelijk is het dat sommigen de boeken van het Nieuwe Testament verdelen in wet-, geschiedenis-, profetische- en wijsheidsboeken en geloven daarmee – maar ik weet niet hoe! – dat er geen onderscheid is tussen het Nieuwe- en het Oude Testament. Wij moeten eraan vasthouden dat: zoals het Oude Testament een Boek is waarin Gods wetten en geboden, daarnaast de geschiedenissen zowel van hen die ze gehouden hebben, alsook van hen die ze niet gehouden hebben, geschreven staan. Op dezelfde wijze is het Nieuwe Testament een Boek waarin het Evangelie en Gods beloften, daarnaast ook de geschiedenissen, van hen die geloofd hebben, alsook de geschiedenissen van hen die niet geloofd hebben geschreven staan. Daarom zijn wij zeker dat er alleen maar één Evangelie is, zoals er alleen één Nieuw Testament is en alleen één geloof, en alleen één God, Die daarin de zaligheid belooft.
Das Newe Testament Deutzsch, Wittenberg, 1522, Vorrhede, vgl. WA DB 6, 2, 12-22, zie voor dezelfde tekst ook: Das Neue Testament, Vorrede der Bibel 1546, vgl. WA DB 6, 3, 15-22, alsook in de nog tijdens Luthers leven gedrukte Biblia Germanica M.D. XLV (1545).
Zo’n geroep en blijde bekendmaking of evangelische en Goddelijke nieuwstijding is ook het Nieuwe Testament, daarom, omdat het overeenkomt met een testament, waarin een stervend mens beslist hoe na zijn dood zijn goederen verdeeld moeten worden onder de benoemde erfgenamen. Op deze manier heeft ook Christus vóór Zijn sterven bevolen en besloten dit Evangelie na Zijn dood in de hele wereld te doen verkondigen en daardoor aan allen die geloven, al Zijn goederen in eigendom te geven. Namelijk, Zijn leven waarmee Hij de dood verslonden, Zijn gerechtigheid waarmee Hij de zonde uitgedelgd heeft, Zijn zaligheid waarmee Hij de eeuwige verdoemenis overwonnen heeft. Nu kan toch een arm mens dat in zonde, dood en hel gebonden ligt, niets horen dat meer vertroostend is dan deze dierbare en lieflijke boodschap van Christus. Hij moet dan wel uit de grond van zijn hart lachen en vrolijk worden, als hij gelooft dat het waar is.
Das Newe Testament Deutzsch, Wittenberg, 1522, Vorrhede, vgl. WA DB 6, 4, 12-23, zie voor dezelfde tekst ook: Das Neue Testament, Vorrede der Bibel 1546, vgl. WA DB 6, 5, 13-23, alsook in de nog tijdens Luthers leven gedrukte Biblia Germanica M.D. XLV (1545).
Nu heeft God om dit geloof te versterken dit Zijn Evangelie en Testament op veel plaatsen in het Oude Testament door profeten beloofd zoals Paulus zegt: ‘Ik ben afgezonderd om te prediken het Evangelie Gods, hetwelk Hij tevoren beloofd heeft door Zijn profeten in de Heilige Schriften van Zijn Zoon Die geboren is uit het zaad van David naar het vlees, etc.’ (vgl. Romeinen 1:1). En opdat wij er meerdere aanhalen: Hij heeft eerst beloofd, als Hij tot de slang zegt: ‘Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar Zaad; Dat zal u de kop vertreden, en gij zult Het in de verzenen steken’ (Genesis 3:15). Christus is het Zaad van deze vrouw, Die de duivel zijn hoofd, dat is, zonde, dood, hel en al zijn kracht vertreden heeft. Want zonder dit Zaad kan geen mens aan zonde, de dood, de hel ontkomen.
Das Newe Testament Deutzsch, Wittenberg, 1522, Vorrhede, vgl. WA DB 6, 4, 24-34, zie voor dezelfde tekst ook: Das Neue Testament, Vorrede der Bibel 1546, vgl. WA DB 6, 5, 24-35, alsook in de nog tijdens Luthers leven gedrukte Biblia Germanica M.D. XLV (1545).
Daarom, let op, dat u niet uit Christus een Mozes maakt, noch uit het Evangelie een wet- of leerboek, zoals tot nu gebeurt is, en ook de heilige Hieronymus in enige van zijn voorredes zich laat horen, want het Evangelie eist eigenlijk niet onze werken, dat wij daardoor rechtvaardig en zalig worden, ja, het verdoemt zulke werken, maar het eist slechts geloof in Christus, omdat Hij Zelf voor ons, zonde, dood en hel heeft overwonnen en ons niet door onze werken, maar door Zijn Eigen werk, sterven en lijden, rechtvaardig, levend en zalig maakt, namelijk omdat wij voor onszelf Zijn sterven en overwinning mogen aannemen, als zouden wij het zelf gedaan hebben.
Das Newe Testament Deutzsch, Wittenberg, 1522, Vorrhede, vgl. WA DB 8, 5-11, zie voor dezelfde tekst ook: Das Neue Testament, Vorrede der Bibel 1546, vgl. WA DB 6, 9, 3-11, alsook in de nog tijdens Luthers leven gedrukte Biblia Germanica M.D. XLV (1545).
Dat echter Christus in het Evangelie, daarbij ook Petrus en Paulus, veel geboden en leringen geven en de wet verklaren, moet men gelijkschatten aan alle andere werken en weldaden van Christus. Ook dat [zelfs] zijn werken en geschiedenissen weten nog niet het rechte weten van het Evangelie is, want daarmee weet u nog niet dat Hij zonde, dood en duivel overwonnen heeft, dus is ook dát nog niet het Evangelie weten, als u deze leringen en geboden weet, maar [wél] als de Stem komt, Die zegt: ‘Christus is uw eigendom met Zijn leven, onderwijzen, werken, sterven, opstaan [uit de dood] en alles wat Hij is, heeft, doet en kan.
Das Newe Testament Deutzsch, Wittenberg, 1522, Vorrhede, vgl. WA DB 8, 12-19, zie voor dezelfde tekst ook: Das Neue Testament, Vorrede der Bibel 1546, vgl. WA DB 6, 9, 12-19, alsook in de nog tijdens Luthers leven gedrukte Biblia Germanica M.D. XLV (1545).
Op de zelfde manier zien wij ook, dat Hij [Christus] niet dwingt, maar vriendelijk lokt en zegt: ‘Zalig zijn de armen etc.,’ en ook de apostelen gebruiken woorden zoals: ‘Ik vermaan, ik smeek, ik bid,’ zodat men overal kan zien dat het Evangelie geen wetboek is, maar alleen een prediking van de weldaden van Christus, Die ons beloofd en in eigendom gegeven zijn als wij geloven. Mozes echter met zijn boeken, drijft, dwingt, dreigt, dood en straft op gruwelijke wijze, want hij is een wetschrijver en drijver.
Das Newe Testament Deutzsch, Wittenberg, 1522, Vorrhede, vgl. WA DB 6, 8, 20-25, zie voor dezelfde tekst ook: Das Neue Testament, Vorrede der Bibel 1546, vgl. WA DB 6, 9, 20-25, alsook in de nog tijdens Luthers leven gedrukte Biblia Germanica M.D. XLV (1545).
Vandaar komt het ook dat een gelovige geen wet gegeven is waardoor hij rechtvaardig kan worden voor God, zoals de heilige Paulus zegt (vgl. 1 Timotheüs 1). Daarom, omdat hij door het geloof rechtvaardig, levend en zalig is; en hem niet meer nodig is dan dat hij dit geloof met werken bewijst. Ja, waar het geloof is, kan hij niet werkeloos zijn, hij bewijst hetzelf, hij breekt uit in goede werken, belijdt en leert dit Evangelie voor de mensen en waagt zijn leven ervoor. En alles wat hij leeft en doet, dat is gericht op het nut van zijn naaste, om hem te helpen. Niet alleen dat hij [zijn naaste] ook tot deze genade zou komen, maar [helpt] ook met lichaam, goed en eer, zoals hij ziet dat Christus voor hem gedaan heeft, en volgt zo ook het voorbeeld van Christus na. Dat bedoelt ook Christus, als hij ten laatste geen ander gebod gegeven heeft, dan de liefde, waaraan men kennen zal, wie zijn discipelen en rechtschapen gelovigen zijn. Want als het werk en de liefde niet [naar buiten] uitbreken, daar is het geloof niet goed, daar heeft het Evangelie nog geen vat [Dts.: hafftet das Evangelium noch nicht], en wordt Christus niet recht gekend. Zie, richt u zó tot de boeken van het Nieuwe Testament, dat u die [boeken] op deze manier weet te lezen.
Das Newe Testament Deutzsch, Wittenberg, 1522, Vorrhede, vgl. WA DB 8, 26 – 10, 6, zie voor dezelfde tekst ook: Das Neue Testament, Vorrede der Bibel 1546, vgl. WA DB 6, 9, 26 – 11, 6, alsook in de nog tijdens Luthers leven gedrukte Biblia Germanica M.D. XLV (1545).
——————————————————————-
Luthers voorwoord bij zijn vertaling van de Romeinenbrief
http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/uploads/2008/11/de-brief-van-paulus-aan-de-romeinen-inleiding.pdf