Lotgevallen der protestanten in Engeland en Schotland
De wrede en bloedige vervolging van de vrome christenen in Engeland was met het vorige jaar nog niet geëindigd., maar nam in het volgende jaar 1557 zeer toe, doordat in de aanvang van dit jaar een nieuw bloedig bevelschrift van koning Filips en de koningin Maria uitging, waardoor een groot onweer der vervolging losbrak. En, ofschoon geen van de provinciën verschoond van deze storm, was er nochtans geen, die meer aan de tirannie van de vijanden was onderworpen, dan het aartsbisdom van Canterbury, aangezien daar de geloofsrechters, die nu gewapend waren met een nieuw bevel en grotere macht, overal hun woede en razernij openbaarden. Inzonderheid muntten daarin uit Richard Thornton, geestelijke van Dover, en Nikolaas Harpsfield, opperdiaken van Canterbury, die van nature zo woedend en bloeddorstig waren, dat zij geen opwekking behoefden, om het vuur van hun brandende toorn tegen de onschuldige kudde van Jezus Christus nog feller te doen ontbranden, daar zij reeds vroeger vele gelovigen hadden omgebracht.
Reeds terstond in de aanvang des jaars, op de 15den Januari namelijk, werden, te Canterbury, om de goddelijke waarheid, zes getrouwe bloedgetuigen van Jezus Christus verbrand, te weten Steven Kempe, van Norgate, Willem Waterer, van Bedingden, W. Haye, van Hithe, W. Lowicke, van Crabroke, Thomas Hudsonne, van Salange, en W. Prowting, van Thorram.
In diezelfde maand werden ook levend verbrand Jan Philpot, ten Tenterden, en Thomas Stevens, van Wie; voorts de 16den dier maand, te Ashfort, Nikolaas Finall en Mattheüs Bradbridge, beide van Tenterden.
De 12den April werden vijf godvruchtige martelaren, te Londen op het Smitsveld in het vuur opgeofferd, namelijk Thomas Loseby, Hendrik Ramsei, Thomas Thirtel, Margaretha Hyde en Agnes Stanley.
Na de genoemden zijn in de maand Mei in St. Gregoryveld, in Southwark, verbrand, Willem Morant, Steven Gratwicke en een ander, King genaamd.
De 7den Mei worden in het vuur omgebracht, en wel in de stad Bristow onder grote standvastigheid van het geloof, Richard Sharpe en Thomas Ha1e
Deze lof moet men de Engelsen nageven, dat zij zich zeer ijverig hebben betoond, om de gedachtenis en zalige herinnering te bewaren van hun martelaren, niet alleen van hen, die in groot aanzien waren, en door hun geschriften aan de kerk van onze Heere Jezus Christus een goede herinnering hebben nagelaten, maar ook de namen dergenen, die in het openbaar werden opgeofferd, of in de gevangenis door pijnigingen door de vijanden der waarheid, om de getuigenis van het heilige Evangelie, van hun leven beroofd werden, zoals men hier overvloedig zien zal. De namen van hen, die korte tijd voor de dood van koningin Maria werden omgebracht, zoals Johannes Foxus en andere engelse geschiedschrijvers verhalen, zijn, behalve de bovengenoemde, nog de volgende:
De 10e Juli werd te Norwich verbrand Richard Yeoman.
Te Hainsford werden op de 14e Juli verbrand zes martelaren, te weten Robert Milles, Steven Cotton, Robert Dynes, Stephanus Wight, Jan Stade, Willem Pikes of Pikers, een leerlooier.
De 19e Juli werd te Winchester verbrand Thomas Benbrige, een edelman; en te Suffolk Jan Cooke, Robert Miles, Alexander Lane en Jakob Ashley.
Te Ypswich werden, op de 4e November, verbrand Alexander Gouche, een man van zesendertig jaren, en Alice, de vrouw van Driver.
In de maand November werd te Exeter een vrouw verbrand, in de ouderdom van vierenvijftig jaren.
De 10e November werden te Canterbury, zes dagen voor de dood van koningin Maria, vier martelaren verbrand, zijnde de laatste in haar tijd, te weten Jan Cartieford, Christoffel Brouwne, Jan Herst, alias Smit, Katharina Knight, ook genaamd Tynley, een oude vrouw.
Na de dood van Thomas Cranmer, geestelijke van Engeland, tot de dood van koningin Maria telt men honderd zesenzeventig mensen, die in verscheidene steden en plaatsen van dat koninkrijk wegens de godsdienst, zo bij openbaar, vonnis zijn gedood, als die veroordeeld werden, en in het geheim in de gevangenis zijn omgekomen of van honger gestorven.
Hoewel de koningin Maria en andere voorstanders van de antichrist plan hadden al de gelovigen in Engeland te onderdrukken en uit te roeien, heeft toch God de Heere, die de ondergang van zijn vijanden voorzag, de Zijnen enige rust en verkwikking gegeven. Het is zeker, dat ten allen tijde de vijanden der waarheid eindelijk zijn gestraft geworden. Nadat de koningin Maria de vrome christenen dikwerf en zwaar heeft verdrukt en vervolgd, zoals boven is verhaald, heeft zij ook wel gevoeld, hoe sterk de arm des Heeren is jegens hen, die Hem in zijn volgelingen verdrukken en vervolgen; immers, na zware en buitengewoon ernstige ziekte, werd zij bezocht met ellendige en ondraaglijke pijnen, ja zelfs in de binnenste delen van haar lichaam, zodat zij eindelijk daaraan bezweek in de maand November van het jaar 1558, omtrent twee maanden na de dood van keizer Karel de vijfde, haar schoonvader. De Kardinaal Polus, een Engelsman, die vroeger belijdenis afgelegd had van de ware godsdienst, doch die, tegen zijn eigen geweten, de gruwel der roomse antichristelijke leer weer in het leven geroepen en bevorderd had, stierf enige dagen daarna, en wel ten gevolge van schrik, angst en grote vrees, die hem tot zijn dood bijbleven. Alzo weet de Heere, als een goed Landman, de grote distelen te weren, die het goede zaad verstikken. Als een gewenste verandering, gaf Hij, na Maria, Elisabeth als koningin, en wel tot troost van hen, die op Hem hopen, en vernietigde alle beraadslagingen en voornemens van hen, die zich tegen de waarheid en het eeuwig Woord verheffen, door welk Woord Hij wil regeren, en alle menselijke wijsheid en verstand gevangen nemen.
Hier eindigt de geschiedenis van de laatste wrede vervolging der gelovige christenen in Engeland.
http://www.iclnet.org/pub/resources/text/nederlandse/haemstedius-martelaren.htm#584