Boston over scheuringen
Thomas Boston over het gevaar van scheuringen
1 Korinthe 1 vers 10 : ” Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in een zelfden zin, en in een zelfde gevoelen.”
De kerk van Korinthe lag te bloeden van haar wonden, die haar niet toegebracht waren door openbare en gezworen vijanden, maar door haar eigen mensen, waarvan sommigen zeiden dat ze van Paulus waren, anderen dat ze van Apollos waren, óf van Cefas, óf van Christus. De apostel legt er zich op toe om de gebroken en verdeelde kerk te helen. In de tekstwoorden doet hij een zeer gevoelvolle vermaning tot eenheid. In de woorden komen drie dingen voor.
1. De aanspraak, “Broeders.” Het is een vriendelijke aanspraak, waarbij hij zich indringt in hun genegenheden, althans hij tracht zo te doen; want het is hard voor een trouw dienaar om de hartstochten in toom te houden van het volk dat eenmaal verdeeld is geworden. In deze aanspraak is een argument voor eenheid. Hij bemint hen dat ze broeders zijn; en het is schandelijk ding voor broeders om elkaar om de oren te slaan, Gen. 13:8, “laat toch geen twisting zijn tussen mij en tussen u,” zei Abraham tot Lot, ” want wij zijn mannen, broeders.” En in Genesis 45: 24, zei Jozef tegen zijn broeders, “verstoort u niet op de weg”.
2. Paulus doet een innige smeekbede “ik bid u, in de Naam van de Heere Jezus Christus. “Paulus dient een verzoekschrift in voor de vrede van de kerk, en bedelt hen, zoals hij de stokbewaarder deed in Hand. 16:28, dat ze zichzelf toch geen kwaad zouden doen, door het zwaard van twist. En opdat het meer gewicht op hun geweten mocht hebben, hij voegt hij er de Naam van de Heere Jezus Christus, aan toe: “ik bid u,” zegt hij, “door de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat onder u geen scheuringen zijn,” enz. Dit houdt twee dingen in:
(1) Het is zoveel alsof hij gezegd had: indien u nog enige achting hebt voor de autoriteit van de Heere Jezus Christus, Die Zijn volgelingen zo dikwijls bevolen heeft de vrede, eenheid en broederlijk liefde te bewaren en zich te wachten voor verdeeldheid. Ik ben het niet, (wil hij als het ware zeggen), maar Christus, de Vorst des vredes, Die dat van u vraagt.
(2) Het is alsof hij had gezegd: indien u liefde hebt tot de Heere Jezus, als u Zijn eer en glorie zoekt, spreekt dan dezelfde taal, en laat er geen verdeeldheid onder u zijn. Want de Naam van Christus lijdt schade door uw twisten, partijschappen en verdeeldheid. De apostel smeekt hen met zachtmoedigheid, maar ook met een vurige geest, hen ernstig voorhoudende de vrede en eenheid van de kerk. Hij behandeld hun wonden teer, maar toch zo dat ze konden zien hoe zeer hij zijn best deed hen te genezen. Het toont aan hoe zwaar hun twisten hem vielen, en hoe dankbaar hij jegens hen zou zijn als ze weer verenigd werden, en hoe erg het zou zijn als ze hun twisten zouden voortzetten. Daarom bezweert hij hen, en vervolgens betuigt hij hen in de Naam des Heeren, dat zij zouden samengevoegd zijn in eenzelfde zin en in een zelfde gevoelen en dat onder u geen scheuringen zijn. En indien ik dit niet kan bereiken om mijnentwil, zeg hij, laat mij dit dan bereiken om Christus’ wil. Dit is de manier van zijn vermaning.
3. De inhoud van Paulus’ vermaning bestaat in drie zaken.
(1) Hij vermaant hen wegens eenheid van principes, ” dat gij allen hetzelfde spreekt.” Hij smeekt hen, dat ze niet zouden toegeven aan tegenovergestelde leringen, of aan anderen; en zo, in plaats van eenheid te bewaren, te doen zoals die verwarde menigte, de één riep dit en de ander dat, Hand. 21:34. Er was niets dan onenigheid en tegenstrijdigheid onder hen, zelfs zó, dat sommige van hen tenslotte de opstanding der doden ontkenden, 1 Kor. 15.
(2) Hij probeert hen af te houden van scheuringen. Het Griekse woord schisma, zoals u kunt zien in de kantlijn van sommige van uw Bijbels betekent eigenlijk insnijding of verdeling van een solide lichaam, zoals in het klieven van hout, wanneer onderscheiden delen apart liggen, vóórdat ze tot een gemaakt worden. Aldus was de kerk van Korinthe gebroken in verschillende partij en facties, sommigen volgden de éne dienaar, sommigen volgden de ander; daarom zegt de apostel, 1 Kor. 1: 13: “Is Christus gedeeld?” Alsof hij wilde zeggen: wel, er is maar één Christus, waarom zijn er zoveel lichamen? Wie zal Christus tot een Hoofd hebben, terwijl er zoveel verschillende leden zijn? Vanwege deze verdeling onder hen, scheen het, volgens 1 Kor. 11: 33, dat zij ook gescheiden avondmaalsvieringen hadden, ze wilden het niet met elkaar houden. De apostel toont de oorzaak aan van hun verdelingen, 1 Kor. 3: 3: “want dewijl onder u nijd is en twist en tweedracht, zijt gij dan niet vleselijk?” Het Griekse woord wat vertaald is met scheuring betekent dus gescheiden leven, waar de ene partij staat aan de ene kant, en de andere partij aan de andere kant. Het is zodanige tweedracht, dat de mensen van elkaar scheiden.
(3) Hij vermaant hen te verbeteren wat daardoor verkeerd geworden was onder hen, opdat zij weer samengevoegd en bijeen gebracht mogen worden in eenzelfde zin, met verlaten van hun twisten en scheuringen. Het Griekse woord met samengevoegd vertaald, is zeer nadrukkelijk, en betekent twee dingen.
a. Het herstellen van het afgesneden lid in zijn vorige plaats, Gal. 6: 1, “Breng de zodanigen terecht. Het is metafoor van chirurgen die leden of gewrichten op zijn plaats zetten. Alsof hij had gezegd: zet deze of gene in het juiste gelid. Het houdt in dat de kerk mag genezen worden van haar breuken en die zich hadden afgescheiden en teruggetrokken weer terechtgebracht mochten worden.
b. Het betekent verder, dat dezulken volkomen bevestigd mochten worden in hun voorgaande plaats waarin ze hersteld zijn. En zo behelsd het een nauwe vereniging tussen de leden van de gemeente. Paulus wil hen samenbinden tot één lichaam, in hetwelk al de deel volkomen aan elkaar kleeft, ieder op zijn eigen plaats. Vandaar dat hij de band van deze vereniging erbij voegt, namelijk dezelfde zin, dat is, hetzelfde hart, wil, en genegenheid, zoals de woord zin is genomen in Romeinen 7: 25; én in hetzelfde gevoelen, of, dezelfde mening over verscheiden onderwerpen. En indien het laatste niet bereikt kon worden, dat dan het eerste er toch mocht wezen.
Uit deze woorden kunnen wij deze volgende leringen trekken:
Lering I. Dat schisma en scheuringen een kwade zaak is voor de kerk van Christus terwijl ze in deze wereld is.
Lering II. Dat belijders zich behoren te wachten voor schisma en verdeeldheid, als ze gevoelig zijn voor de autoriteit en de eer van onze Heere Jezus Christus.
Lering III. Waar schisma en verdeeldheid binnenkomen in de kerk, daar komt grote opwinding, verscheidenheid, ja, tegenstrijdige meningen waardoor de mensen elkaar tegenspreken in godsdienstige onderwerpen. “Dat gij allen hetzelfde spreekt,” enz.
Lering IV. Dat echter, hoe moeilijk het is, het toch mogelijk is dat een gescheurde kerk genezen wordt.
Lering V. Dat het de plicht is van alle leden van de kerk jegens de eenheid van de kerk te zoeken, en de genezing van de scheuringen. En in het bijzonder is het de plicht van afgescheiden leden hun vorige en eigen plaats in het lichaam weer in te nemen.
Lering VI. Tenslotte, dat schisma en verdeeldheid, smartelijk is voor alle kinderen des vredes, maar inzonderheid zwaar valt en een beproeving is voor een getrouw dienaar van het Evangelie des vredes.
Hier is een werk gepast voor veel dagen, maar ik kan op alles niet blijven stilstaan. Mijn doel is alleen te spreken over de eerste lering.
De eerste lering is, dat schisma en scheuringen een kwade zaak is voor de kerk van Christus terwijl ze in deze wereld is.
I. Zal ik de waarheid van deze lering aantonen
II. Wil ik u enkele aanwijzingen geven over de opkomst, maar ook over het wegnemen van deze droevige plaag in kerk. En ik verwacht uw aandacht en smeek u in de Naam of onze Heere Jezus Christus, dat u zonder vooroordeel, wil aanhoren en overwegen wat ik me voorneem te zeggen. En als ik iets zeg wat tegen Gods Woord is, verwerp het! Maar wat ik moge zeggen overeenkomstig Gods Woord, ik beveel u dat het plaats mag vinden in, en gewicht mag hebben op uw geweten. Ik zal pogen om mij af te houden van een persoonlijke toepassing, maar heb de vrijheid om te handelen over de oorzaak.
I.
Ten eerste zal ik deze droevige leer u aantonen. Helaas, er is geschreven, en ik mag wel zeggen, in letters met het bloed van onze moeder(kerk), die uitroept: “Zij is geslagen in het huis van haar liefhebbers.” Deze gebroken, bloedende kerk, blootgesteld aan het gelach van papisten en kwaadwilligen vanwege haar scheuringen, is er een droevig bewijs van. Nu, omdat sommigen struikelen over alle godsdienst, vanwege onze verdeeldheid, en anderen bezig zijn zichzelf hierin te verheffen, zal ik tot lering van beiden aantonen dat deze dingen niet zo vreemd, of ongewoon zijn. Want, overweeg het volgende,
1. Deze dingen zijn voorzegd in de Schrift. Onze Heere Christus heeft ons een duidelijke waarschuwing gegeven, Matth. 10: 34-36: “Meent niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om den mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder,” enzovoort. Niet dat dit het eigenlijk en natuurlijk gevolg is van het Evangelie des vredes, maar dit wordt veroorzaakt vanwege de verdorvenheid van de mens. De apostel zegt tot de kerk van Eféze, in Hand. 20: 30: “En uit uzelven zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich.” Ik zal er nog één andere tekst bijvoegen, 2 Tim. 4: 3-4, “Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar ketelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen naar hun eigen begeerlijkheden en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden,” enz. Waaruit wij kunnen zien, dat kerkdiensten niet altijd gewild zijn, noch de gewenste voorspoed hebben.
2. Overweeg de droevige ondervinding van de kerk in voorgaande eeuwen. Ik zal u twee voorbeelden geven uit het Oude Testament.
(1) De eerste vinden we in Numeri 16. Zelfs toen de kerk Mozes en Aäron had, werd er een gewelddadige veroorzaakt door Korach, Dathan, en Abiram. Dat deze opruiing een zaak was niet zozeer in de burgerstaat, alswel en scheuring in de kerk (hoewel ik erken dat er een samenscholing was opruiing van mensen), is het duidelijk genoeg dat de grote oorzaak van de ruzie om het priesterschap ging, zoals duidelijk blijkt uit Num. 16: 3-9, wat u thuis kunt lezen, maar speciaal het 10e en het 11e vers, waar Mozes zegt, “Zoekt gij nu ook het priesterschap? Daarom, gij en uw ganse vergadering, gij zijt vergaderd tegen den Heere, want Aaron, wat is hij, dat gij tegen hem murmureert?” Vergelijk dit met Judas 11, waar van de scheurmakers, de verwoesters van de kerk, wordt gezegd, dat zij door de tegenspreking van Korach zijn vergaan.” In deze afscheiding werden velen meegetrokken, Num. 16: 19, “En Korah deed de ganse vergadering ten hen verzamelen,” namelijk tegen Mozes en Aaron. Twee van de oversten die door Mozes werden opgeroepen, weigerden halsstarrig naar hem toe te komen, 16: 12-14, “En Mozes schikte heen om Dathan en Abiram, de zonen van Eliab te roepen, maar zij zeiden: wij zullen niet opkomen. Is het te weiding dat gij ons uit een land van melk en honing vloeiende, hebt opgevoerd om ons te doden in de woestijn?” Ja, toen God Zelf de ban over hen uitgeoefend had, wilden de mensen hun goede mening van hen biet prijsgeven; want in het 41ste vers, “murmureerden ze tegen Mozes en Aäron, en zeiden: Gijlieden hebt des Heeren volk gedood.”
(2) Een andere en grote scheuring maakten de 10 stammen, 1 Koningen 12, waar twee zeer merkwaardige dingen in voorkomen.
a. Het begin ervan, hun ontevredenheid over de burgerregering, waardoor zij weigerden Rehabeam als hun koning te erkennen, en daardoor zich afscheiden van de Tempel te Jeruzalem, waarin Jerobeam Gods instellingen erkende, hoewel hij zeer ver afgeweken was van de vroomheid en wijsheid van David en Salomo.
b. Het tweede merkwaardige hierin, is de manier waarop de dienst in de tempel werd gehandhaafd, namelijk door priesters die geen zonen van Levi waren, volgens vers 31 van dat hoofdstuk. Dat wil zeggen dat deze mannen geen recht hadden op het priesterambt.
Het Nieuwe Testament is ook vol van zulke droevige gebeurtenissen, zodat er bijna geen brief geschreven is, of we vinden er iets van kerkscheuringen en verdeeldheid, vermaningen tot eenheid, of sommige andere van dit soort dingen.
• Zie Romeinen 16: 17-18, “En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen die tweedracht en ergernissen aanrichten, tegen de leer die gij van ons geleerd hebt, en wijkt af van hen. Want dezulken dienen onze Heere Jezus Christus niet, maar hun buik; en verleiden door schoonspreken, en verleiden de harten van eenvoudigen.”
• Lees de 1ste brief aan de Korinthiërs, vanaf onze tekst en vervolgens. En zie ook het 10e, 11e en 12e hoofdstuk van de 2e brief aan de Korinthiërs, waar Paulus wordt genoodzaakt zich te verdedigen tegen de laster op hem geworpen door valse leraars, om zichzelf met hen te vergelijken.
• Wat de brief aan de Galatiërs betreft; ik behoefte geen hoofdstuk en verzen te citeren, want de hele inhoud van die brief gaat over de verdeeldheid in de kerk van Galatie.
• In Efeze 4 vindt u een aandoenlijke vermaning tot eenheid, vanaf vers 1 tot 17.
• In Filipenzen 2: 1 en vervolg vinden wij: “Indien er dan enig vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des geestes, indien er enige bewegingen en ontfermingen zijn, zo vervult mijn blijdschap dat gij moogt eensgezind zijn.”
• In Kolossenzen 2:18, en vervolg staat: “Dat u niemand overheerse naar zijn wil … Wat wordt gij gelijk gij, gelijk of gij in de wereld leefdet, met inzettingen belast? Namelijk, raak niet, smaak niet, en roer niet aan. … Dewelke wel hebben een schijnrede van wijsheid in eigenwillige godsdienst en nederigheid”, enz.
• De Thessalonisenzen worden vermaand, 1 Thess. 5: 14. “Vermaant de ongeregelden.”
• In de 2e brief aan de Thessalonisenzen, vers 2, werden sommigen in de kerk verschrikt en bewogen in hun ziel vanwege verkeerde leringen.
• 1 Timothéüs 6: 3-4: “Indien iemand een andere leer leert, … deze is opgeblazen en weet niets, maar hij raast omtrent twistvragen en woordenstrijd,” enz. En hoofdstuk 1: 6-7, “Van dewelke sommigen afgeweken zijnde, hebben zich gewend tot ijdelspreking, willende leraars der wet zijn, niet verstaan, noch wat ze zeggen, noch wat ze bevestigen.”
• In 2 Timothéüs 3: 6, spreekt de apostel van sommigen “dat zij in de huizen insluipen, en nemen de vrouwkens gevangen; … en dat zij de waarheid weerstaan, zoals Jannes en Jambres Mozes tegenstonden,” vers 8.
• Titus 1: 11, zegt hij: “Welke men moet de mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil.”
• In de brief aan Filemon, een particulier, wordt deze gevraagd zich te verenigen met Onesimus.
• In de brief aan de Hebreeën berispt de apostel sommigen, omdat zij de kerkelijke bijeenkomsten nalieten, Heb. 10: 25, “En laat ons onze onderlinge bijeenkomsten niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben.”
• Jakobus 3: 14, en vervolgens: “Maar indien gij bitteren nijd (in het Grieks is het ‘bittere ijver’) en twistgierigheid hebt in uw hart, … deze is de wijsheid niet die van Boven afkomt, maar is aards, natuurlijk, duivels. Maar de wijsheid die van Boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam,” enz. “En de vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid voor dengenen die vrede maken.”
• 1 Petrus 3: 8. “En eindelijk, broederen, zijt allen eensgezind.”
• 2 Petrus 2, het gehele hoofdstuk handelt over valse leraars.
• 1 Joh. 2: 19, “Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet.”
• In de 2e brief van Johannes, vers 10, “Indien iemand tot ulieden komt, en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: zijt gegroet.”
• In de 3e brief van Johannes, het 9e en 10e vers, vinden we Diotrefes met boze woorden snaterende tegen de apostel.
• Lees de gehele brief van Judas, en ik hoef geen twee verzen voor bewijs te citeren.
• Kijk naar het 2e en 3e hoofdstuk van Openbaring. De gemeente van Efeze had beproefd degenen die gezegd hadden dat ze apostelen waren, maar zij waren het niet, Openb. 2: 2. Smyrna werd verward door degenen die zeiden dat ze Joden waren, maar waren het niet, doch waren een synagoge van satan, vers 9. Zo ging het ook in Filadelfia, 3: 9. In de gemeente van Pergamus waren er die de leer van Balaäm onderhielden, Openb. 2: 14. In Thyatire woonde Jezebel, die hen onderwees en verleidde, vers 20.
Hier is een wolk van getuigen van welke wij twee lessen kunnen leren.
1. Hoewel de apostelen zelf nog leefden en de gemeenten leidden en de kerken regeerden, waren zij toch niet in staat om scheuring en verdeeldheid te verhinderen, noch de breuken van de kerk.
2. Een tweede les die wij van hen kunnen leren is, dat degenen die het meest hadden van de Geest van God, het meest tot vreedzaamheid bewogen waren, het meest gevoelig voor de vrede van de kerk, het meest zorgvuldig om te bewaren waar er eenheid was, en het meest zorgvuldig om te herstellen waar deze was verloren.
Als we kijken naar later tijden, vinden we de kerk geplaagd met scheuring en verdeeldheid. Toen de vervolgingen door de heidense keizers over was, ontbrandde het vuur van twist in de kerk. Toen werd vervuld wat geschreven staat in Openbaring 8: 5, “het vuur van het altaar werd op de aarde geworpen.” Toen Constantijn de Grote de vrede voor de kerk hersteld had, werd ze vreselijk beschadigd door de scheuringen van de Donatisten, die zich van de kerk afscheiden, voornamelijk onder voorwendsel van de onzuiverheden of ongeordend avondmaalsviering. Dit schisma duurde meer dan 200 jaar. Ze leerden, dat mensen werden besmet met het bederf van degenen waarmee zij kerkelijke gemeenschap onderhielden, en dat er geen andere ware kerk was dan hun eigen. Hetgeen hen leidde tot deze extreme gevoelens, was, dat de kerk Avondmaal hield met een van haar dienaars, ene bisschop Cecilian, wie de Donatisten wilden verwijderen, omdat hij volgens hun mening, toen hij nog diaken was, weigerde mee te werken ten gunste van sommige gevangenen voor de zaak of Christus, en dat hij geordend was door verraders, namelijk zulken, die de Bijbel overgegeven hadden aan de vervolgers. Menende dat de gehele kerk besmet zou worden door deze man en zijn navolgers, zijn ze afgescheiden.
Toen de Heere Luther verwekte om de kerk te hervormen van het Pausdom, kwamen de Wederdopers in opkomst, die zich verzetten tegen de Overheid, en oproer toestonden. Zij gaven voor dat Luther de hervorming maar tot de helft doorvoerde, dat hij slechts de takken van het Pausdom afgesneden had, maar ze deze aan de wortel slaan. Vandaar klaagde die heilige man aldus: “Het kost ons 10 jaar pijn om een kleine kerk op te richten, en dan komt er iemand die nog niets weet, maar maakt trouwe dienaars verdacht en hij werpt hen in één moment alle omver.” En ergens anders zegt hij: “Zij die de leer van het Evangelie van ons gekregen hebben, verdrukken ons het bitterst.”
Hoezeer onze eigen kerk beroerd werd ten tijde van voorgaande Presbyteriaanse kerkregering, is duidelijk uit de geschriften tegen de afscheiding, van waardige mannen in die tijd. Zo vinden wij in een Acte van de Westminster Synode, 1643, een grondig onderzoek naar boeken die de afscheiding voorstaan. Ik wil alleen aandacht geven aan een Acte van de Synode in 1645, de 10e zitting, gericht tegen ongodsdienstigheid en scheuring, waarin zij belasten: “alle dienaars en leden van de kerk, behoren alle ongodsdienstigheid en gespot met godsdienstige oefeningen tegen te staan.” En aan de ander kant: “Dat zij in de vreze Gods, zich toch wachten, onder een voorwendsel van godsdienstige oefening, hoe wettig en noodzakelijk ook, zij zich niet toegeven aan dwaling, ketterij, scheuring, schandalen, zelfverheffing, en verachting van anderen, gaande boven de gezonde roeping van Christenen, en zich aanmatigen hetwelk behoort bij de herderlijke roeping, met minachting of voorbijzien van de ingestelde middelen,” enz. Dit vat ik eenvoudig op, dat er bedoeld wordt, wat wij kerkelijke bijeenkomsten noemen, die gewoonlijk bespot worden door goddelozen, aan de ene kant, en aan de andere kant nagelaten wordt vanwege scheuringen, enz. De Synode van 1647, zitting 19, in hun richtlijnen voor verborgen en persoonlijk gebed, en wederzijds stichting, voor oprechte vroomheid, voor het handhaven van de eenheid, en het vermijden van schisma en verdeeldheid, – wat de inhoud uitmaakt met de Geloofsbelijdenis tot het einde van het boek, – veroordelen al deze soort gezelschappen ontmoeting, zoals wij kunnen zien in de 7e richtlijn, waar gezegd wordt: “Wat zijn de vruchten en gevolgen van deze soort gezelschappen van particulieren of enkele families, anders geweest dan (behalve in noodgevallen, genoemd in de richtlijnen), afkeuring en pogingen tot vooroordeel van geordende dienaars, waardoor families of plaatselijke gemeenten scheurden, en (in verloop van tijd) de gehele kerk.” Ik breng dit niet naar voren om mijn eigen mening over deze gezelschappen te tonen, maar om u te laten zien dat er een geest van afscheiding was in die dagen zowel als nu; en hoe het vuur van verdeeldheid deze kerken niet heeft verlaten, totdat zij geworpen werden in het vuur van vervolgingen, wat goed genoeg bekend is. O, dat het vanaf die tijd ons verlaten had!
II.
Ik kom nu tot de 2e zaak door mij voorgesteld, om u enkele opmerkingen te geven, betreffend de opkomst en het wegnemen van deze droevige plaag in de kerk.
1. Ten eerste zeg ik, dat God Zijn Eigen heilige voornemens heeft in deze dingen. Hierdoor beproeft Hij de mensen, 1 Kor. 11: 18-19; en daardoor bestraft Hij de mensen vanwege de minachting van het Evangelie, en die de waarheid niet ontvangen hebben in liefde, 2 Thess. 2.
2. Wij hebben gezien dat scheuringen en verdeeldheid in de kerk, gemaakt werden onder het schoonschijnende voorwendsel van nauwgezetheid. Dit was de manier hoe de kerk van Galatië in stukken werd gescheurd. De verblinde leraars wilden de inzettingen van de wet van Mozes toevoegen aan het Evangelie, om deze volkomener en nauwgezet te maken. Zo gaven de verleidende leraars onder de Kolossensen ook een grote nauwgezetheid voor, toen ze zeiden: “raak niet, smaak niet, en roer niet aan,” Kol. 2: 21. Voor een deel scheen dit ook de oorzaak te zijn van de scheuringen in Korinthe, hetwelk de apostel aanwijst in de leer omtrent het Avondmaal des Heeren, als hij zegt: “Dat ieder zichzelf onderzoeke!” 1 Kor. 11: 28. Dit was de reden van het schisma door de Novatianen en de Donatisten in vroeger tijd, dat de tucht niet genoeg was uitgeoefend, tegen degenen die ten tijde van vervolgingen gevallen waren.
3. Er zijn meestal sommigen (ik hoop dat ik niet spreek van hen die in onze tekst beschouwd worden als verraders); ik zeg, er zijn sommigen die grote moeite aanwenden om hier en daar hun eigen licht te verspreiden, die zee en land omreizen om Jodengenoten te maken. Zo vinden wij dat sommigen reisden van Jeruzalem naar Antiochië, door Syrië en Cilicië, om discipelen te maken, en de kerken te verontrusten, Hand. 15: 23-24. “Aan de broederen uit de heidenen, die in Antiochië, en Syrië, en Cilicië zijn; Nademaal dat wij gehoord hebben dat sommigen die van ons uitgegaan zijn, u met woorden ontroert hebben enuw zielen wankelend gemaakt,” enz.
4. Wij behoren altijd op te letten, dat een van de voornaamste dingen waarop kerkscheurmakers zich op richten is, het in diskrediet brengen van de dienaars van het Evangelie, alsof hun opdracht luidde: strijdt niet tegen klein noch groot, maar tegen de dienaars alleen. Want satan weet, als hij de dienaars in verachting heeft gebracht, en het vertrouwen in hen weg is, zij dan nutteloos zijn. En als deze eenmaal nutteloos gemaakt zijn, dan is zijn koningrijk op de goede weg om te voorspoedig te zijn. Deze zijn als wolven, die, ofschoon ze in schaapskleding komen, zich toch ontdekken door hun blaffen tegen de herders. Zo deden Korah, enz. Kijk naar de brieven van de Korinthiërs en de Galatiërs, en zie hoe de scheurmakers of deze kerk scholden op de apostel Paulus en hem verdacht maakten. Ze zeiden dat hij geen wettig apostel was. Vandaar dat hij zo dikwijls bezig was om zijn roeping toe te lichten, 1 Kor. 9: 1-2; Gal. 1 en 2. Ze zochten een bewijs dat Christus Persoonlijk tegen hem gesproken had, 2 Kor. 13: 3. Zij beschuldigen hem van een losse wandel en inconsequentie veranderlijkheid, zodat zijn woorden niet opgevolgd moesten worden, 2 Kor. 1: 17. Ze lasterden hem dat hij naar het vlees wandelde, 2 Kor. 11: 2. Ze hielden hem als iemand die naar ijdele eer zocht en een zeer verachtelijk man was, 2 Kor. 11: 9-10. Zie de 4 laatste hoofdstukken van 2 Korinthe.
5. Wij kunnen dikwijls opmerken dat zulken voorgeven dat ze een grote mate van heiligheid en gaven hebben boven de gewone man. Vandaar dat van hen gezegd wordt, dat ze zich in schaapkleding begeven, en zichzelf veranderen in apostelen van Christus. En geen wonder, want de satan zelf verandert zich in een engel des lichts, 2 Kor. 11: 13-14. En het geeft geen klein voordeel aan hun bedoelingen, dat mensen die geleden hebben voor de zaak van Christus, zich soms aan hen verbinden. Dit is duidelijk uit hetgeen de apostel zegt, als hij zichzelf met de scheurmakers van de kerk van Korinthe vergelijkt, 2 Kor. 11: 23. “Zijn zij dienaars van Christus? Ik ben boven hen; in gevangenissen menigmaal;” wat duidelijk aantoont, dat ook die anderen gevangenschap hadden geleden voor de goede zaak, evenals hij. Ja, oprecht Godzalige mensen kunnen zich met verleiders verenigen, volgens Openbaring 2: 20, waar staat dat Jezebel Christus’ dienaars verleidde. Soms doen zelfs goede mensen boodschappen voor de duivel, die echter ten laatste toch gered zullen worden.
6. Tenslotte, we behoren op te merken welke karakter de Schrift van dergelijke mannen geeft. 2 Petrus 2: 10, “Die stout zijn, zichzelf behagen; en die de heerlijkheden niet schromen te lasteren.” In 1 Timothéus 6: 4, worden ze genoemd: “Die is opgeblazen (want daardoor alleen ontstaan twisten), en weet niets, maar hij raast omtrent twistvragen en woordenstrijd,” enz. In Romeinen 16: 17-18, wordt van hen gezegd: “Dezen dienen niet onze Heere Jezus Christus, maar hun buik,” enz. Zij worden bijgestaan door hen “maar ketelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen naar hun eigen begeerlijkheden,” 2 Tim. 4: 3. Zie hoe de apostel de wortel van verdeeldheid afslaat, Filipp. 2: 3, “Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven. “Mensen die aangevuurd worden door een kerk, ijdele eer en verbeelding, die zichzelf beter achten dan een ander, zijn gevaarlijke mensen; zij slaan wiggen om de kerk van Christus uit elkaar te drijven.
Laat mij nu mijn vermaning vervolgen en deze aandringen. “Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in een zelfden zin, en in een zelfde gevoelen.” Pas toch op voor verdeeldheid, en help de eenheid te herwinnen, in alle tederheid, bij degenen die zich hebben afgescheiden, en moedigt hen niet aan in hun weg. Ik ben ervan overtuigd, dat, indien zij niet zoveel gesteund en aangemoedigd door hen die hen beluisteren, hun aantal zou niet zo groot zijn als het nu is. Geef een jeukend oor naar iets nieuws geen plaats door hun samenkomsten te bezoeken wanneer u in de gelegenheid bent. U zou in een strik kunnen lopen en daarmee de verdeeldheid verergeren, en het ordelijk gezag vertrappen. Want één van hun predikant is afgezet van de bediening, en van een ander, wie nimmer predikant is geweest, is zijn vergunning om te preken ingetrokken; en beiden zijn vermaand, dat als ze geen berouw tonen en hun leven beteren zij geëxcommuniceerd worden. Ik weet dat er gezegd wordt, dat dit erg streng is, maar de commissie behandelt de censuur van deze mensen met de hoogste trap die door de kerk toegepast wordt, omdat zij toch verklaren niet tot hun gemeenschap te behoren. Maar ik meen dat het vreemder is dat mensen zich hiermee bezighouden, die niettegenstaande sommige hulppredikers en anderen die gecensureerd werden door deze Kerk, die zomin tot onze Kerk behoren als deze mensen, toch ontevreden zijn dat de kerk niet meerderen gecensureerd heeft, met strengere maatregelen.
Pas toch op voor scheuringen
1. Ik bid u vanwege degenen die zichzelf teruggetrokken hebben, dat u hen niet versterkt in hun gedrag. Het strekt alleen tot nadeel van hun ziel, wanneer zij zich terugtrekken van de middelen van genade en kennis. Want dit hebben allen nodig, zij, zowel als anderen. O Sirs, [heren] neem dit ter harte; het volk des Heeren hebben een verenigde en samenbindende geest, Jesaja 66: 20, “En zij zullen al uw broederen uit alle heidenen, den Heere tot spijsoffer brengen, op paarden en op wagens, en op snelle lopers, naar Mijn heiligen berg toe.” Zij zullen hen niet met geweld brengen, maar door de kracht van het Evangelie. Maar sommige van hen wonen ver af; wat dan? Toch zullen zij hen brengen; als ze niet kunnen wandelen, dan zullen ze hen brengen op paarden; en als ze zwak zijn dat ze niet op paard kunnen rijden, dan zullen ze gebracht worden met wagens. En als sommige ziek zijn, zodat ze niet op een wagen kunnen zitten, dan zullen ze op draagbaren gelegd worden, bestemd voor zieke mensen. Door alle middelen zullen zij proberen hen te brengen tot de berg des Heeren. Sommige willen niet mee doen aan dit werk; maar och, laten allen toch proberen iets te doen wat ze kunnen om dit werk te bevorderen. O, zoekt een samenbindende geest!
2. Ik bid u voor hen die bij u en ons wonen maar die geen godsdienst hebben. O Sirs, wat zal er terechtkomen van zoveel verloren gaande zielen in het Hoogland en in het lager deel van Schotland, van hen die vreemdelingen van Christus en hun eigen ziel zijn, als deze mensen die zich hebben afgescheiden hun zin kregen? Allen zouden ons verlaten, en wij zouden moeten preken voor lege kerken, of we zouden onze mond moeten houden. Zouden zij bekwaam zijn zich voor het hele koninkrijk in te zetten?
3. Ik bid u voor uw eigen bestwil, heb medelijden met uw ziel, werp uw geestelijke kost niet weg; houd het niet met de satan, die, als hij kan, u zal aanzetten tegen de genademiddelen, omdat hij wel weet dat de mensen in dat geval nog gemakkelijker hun lusten uitleven. Een bestaffend woord van de preekstoel bereikt de mensen in het veld zowel als bij hun haard. Ik ben zeer ongerust, dat de prediking van het Woord, als deze wordt gedaan naar de toestand van de zielen van het volk, voor het aangezicht des Heeren, dat deze te heet is voor sommigen, die zich hebben teruggetrokken van hun voorgangers, want deze dienen om te slaan degenen die op de aarde wonen. Openb. 11:5, 6.
4. Ik bid u ter wille van de Kerks, wiens schoonheid wordt vertroebeld door verdeeldheid, Hoogl. 1: 6, “Zie mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken.” Er is geen groter vijandelijk gevaar vanbuiten, dan verdeeldheid vanbinnen. De eenheid van de kerk is de vastheid ervan, Jesaja 33: 20, “Uw ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, een tent, die niet ternedergeworpen zal worden, welker pinnen in der eeuwigheid niet uitgetogen zullen worden, en van welker zelen geen zullen verscheurd worden.” Ofschoon de koninkrijken van de wereld gebouwd worden als op een berg, toch zullen ze ineenstorten. Maar de kerk, hoewel ze een losse woning is, als een tent, ze zal blijven staan; en hoewel die tent maar vastgezet wordt met pinnen, toch zal ze niet bewogen worden. Hoewel ze vastgehecht wordt met koorden, – niet met sterke touwen, toch zal geen enkele koord breken. Verdeeldheid ontwricht de hervorming in een kerk. Het is zeer opmerkelijk hoe de tucht verzwakte in de kerk van Korinthe. De verdeeldheid was als er als een vuur, een man die incest pleegde werd getolereerd onder hen; ze konden de tucht niet aanleggen en uitoefenen vanwege de twisten onder hen. Zef. 3: 9 “Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden, opdat ze allen de Naam des Heeren aanroepen, opdat ze Hem dienen met een eenparige schouder.” Wanneer een reformatietijd aanbreekt, dan zullen zij de Heere dienen met eenstemmigheid, zoals onze Engelse vertaling luidt. Maar het Hebreeuws luidt: met een eenparige schouder. Dan zullen ze als ’t ware allen één schouder hebben in het werk des Heeren, en dan kan het niet anders dan dat het werk voorspoedig zal zijn.
5. Ik bid u, ten gunste voor uw dienaars. De dienaars worden zeer hatelijk gemaakt heden ten dage, door de scheurmakers van de kerk; maar we hopen dat ze dergelijke indruk niet op u gemaakt hebben, maar dat u, althans sommige van u, iets voor ons willen doen. Ons verzoek dan is, dat u onze zielen niet lastig valt met verdeeldheid, dat u het werk des Heeren wat op onze hand gelegd is, door u niet tot een last wordt gemaakt. U ziet dat wij in andere dingen niet onkundiger zijn dan u; dat wij in andere dingen geen ruimer geweten hebben dan u; zou men dan wensen dat wij helemaal onkundig waren van onze plicht, of dat wij over de kandelaar van zijn eigen licht zouden lopen, in zaken die tot het ambr behoren, alleen omdat hij thans lid is van deze kerk? Wees hierover verbaast, o hemelen en wees verschrikt, o aarde! Ik ben er zeker van dat dit de omgekeerde wereld is wat sommigen zouden willen; tot wie wij de woorden van de apostel mogen zeggen, Gal. 4: 14-17: “En mijn verzoeking die in mijn vlees geschiedde, hebt hij niet veracht noch verfoeid, maar gij naamt mij aan als een engel Gods, ja als Christus Jezus. Welke was dan uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk ware, uw ogen zoudt uitgegraven en mij gegeven hebben. Ben ik dan uw vijand geworden, u de waarheid zeggende? Zij ijveren niet recht over u, maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren.
6. Tenslotte, bid ik u, om Christus’ wil, wacht u toch voor verdeeldheid. Ik bid u in de Naam van de Vorst des Vredes, Die in Zijn plechtig gebed bad voor de eenheid van zijn volk, en daar zulk een groot gewicht aan vastmaakte, Joh. 17: 21, “Opdat zij allen één zijn; … opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt.” Ik bid u om Zijnentwil, Die in de nacht waarin Hij verraden werd, het sacrament van het Avondmaal instelde, om de eenheid te verzegelen tussen God, en tussen elkander; om Zijnentwil Die Zijn leven afgelegd heeft om onze vrede met God te verwerven, en Die Zijn dierbaar bloed gesort heeft om Zijn uitverkorenen te verenigen, Eféze 2: 14. “Want Hij is onze Vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en denmiddelmuur des afscheidsles gebroken hebbende.” Als u de autoriteit van onze Heere Jezus Christus hoogacht, als u Zijn eer bevordert, wacht u dan voor verdeeldheid. Als u Zijn tegenwoordigheid wilt genieten, en de zegen over de kerk, en over de parochie, wacht u dan voor verdeeldheid. Psalm 133: 1-3, “Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het, dat broeders ook samenwonen. … Want de heer gebiedt aldaar de zegen, en het leven tot in eeuwigheid.” En zo eindig ik met de woorden van de apostel, 2 Kor. 13: 11, “Voorts, broeders, zijt blijde, wordt volmaakt, zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.” Nu, de God des vredes, de Vader, de Fontein des vredes; de Zoon, die de vrede verdiend heeft; de Heilige Geest, Die de Werkmeester des vredes is, zij glorie en lof, tot in alle eeuwigheid. Amen.
Thomas Boston, gepreekt te Ettrick in het jaar 1708