Nodiging tot het Heil
Ralph Erskine: “De derde vermaning, welke ik voorstelde, was tot alle mensen in het algemeen. Namelijk, dat zij van de beloften, waarvan de gelovigen kinderen zijn, gebruik zouden maken, het zij tot hun eerste of tot hun verdere geloof; CHRISTUS omhelzende, die aan hen in de belofte des evangelies wordt voorgesteld, de belofte alzo toepassende, dat ze CHRISTUS daarin op hen toepassen. Maar zo men vragen mocht: Welk verband er tussen het toepassen van de belofte, en tussen het toepassen van CHRISTUS is? Of hoe CHRISTUS in de belofte is, en de belofte in CHRISTUS; zodat men zou kunnen weten, dat, wanneer men met de belofte werkt, men met CHRISTUS werkzaam is, en dat men in het toepassen van de belofte, CHRISTUS Op zichzelf toepast? Zo antwoord ik: Hoewel CHRISTUS in den hemel is, en wij op aarde zijn, zo is nochtans de belofte het middel van mededeling van CHRISTUS aan ons; gelijk de apostel dat alzo verklaart, Rom. 10:6, 7, 8; “Zegt niet in uw hart, wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is CHRISTUS van boven afbrengen; Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is CHRISTUS uit de dood en opbrengen. Maar wat zegt ze? Nabij u is het Woord, in uwen mond en in uw hart, dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.” CHRISTUS wordt ons door de belofte nabij gebracht gelijk het water uit een fontein door pijpen en buizen nabij een stad gebracht wordt. Mogelijk is de fontein verscheidene mijlen van de stad gelegen; nochtans leiden de buizen het water zó nabij, dat u uw mond aan de buis kunt zetten, en daaruit drinken, of een emmer daaraan zetten, om dien te laten vollopen. Dus gebruikt u het water uit de fontein, ofschoon nog zover van u afgelegen, door middel van de buis welke voorhanden is. Zo is het ook hiermede gelegen: CHRISTUS is de fontein in welke al de volheid Gods woont; de belofte is als de buis; en ofschoon nu de fontein in den hemel is, zo is nochtans de buis of pijp bij de hand en aan uw mond; ja, in uw mond en in uw hart, zegt de apostel. Wordt niet zijn Woord, te weten, het evangelie en Zijn belofte, het Woord des geloofs genoemd? Dat is omdat het Woord dat wij geloven moeten, zowel het voorwerp als het middel is, waardoor wij geloven; want, het geloof is uit het gehoor van dat Woord. Is niet het Woord der belofte in uw mond, terwijl wij het spreken, en ulieden het hoort en leest; en is het niet in uw hart, wanneer u daaraan denkt, of denken moest? Wat blijft er dan anders over, dan dat wij den mond des geloofs aan de buis leggen? Want dan zullen wij het water des levens inhalen. O, hadden wij den Geest des geloofs, in tegenstelling van den wettischen Geest, welken de apostel hier ontdekt vs. 3. Hij verhaalt ons, dat de wet gehoorzaamheid vordert, om daardoor te leven; en vs. 5 dat het evangelie geen gehoorzaamheid vordert, maar dat het CHRISTUS’ gehoorzaamheid in onze plaats stelt, hetwelk wij nu te geloven hebben, dat Hij dat gedaan heeft. U behoeft u niet te bekommeren, wil de apostel zeggen, om in den hemel op te klimmen en CHRISTUS van boven af te brengen, om alzo alles voor ons te doen; want Hij is reeds tot dat einde nedergedaald. Ook niet, om in den afgrond neder te dalen om CHRISTUS weder uit de doden op te brengen, want Hij is reeds opgestaan, tot een teken, dat Hij dat werk reeds volbracht heeft. Daarom is er nu geen werk of doen meer nodig, om daardoor het leven te verwerven, want CHRISTUS heeft dat alles gedaan.
Dit woord, aangaande CHRISTUS, dien groten gehoorzamer in onze plaats, is nabij en de belofte is nabij. Deze pijp of buis heeft Hij op aarde gelaten, toen Hij ten hemel opgevaren is; en Hij heeft Zijn dienaars gesteld, om de kraan daarvan open te draaien en het water daaruit te laten lopen, zeggende: “Predikt het evangelie allen creaturen,” Mark. 16:15. Daarbij gaf hij een belofte, dat Zijn Geest door die buis zal heenlopen, totdat Hij wederkomen zal, zeggende: “En ziet, Ik ben met ulieden tot aan de voleinding van de wereld,” Matth. 28:20. Nu, de buis is zó lang, dat ze tot in den hemel reikt; dat is van CHRISTUS’ hart tot uw hart, zowel, als van Zijn mond tot uw mond; ziet Jes. 59:21: “Mijn Geest, die op u is, en Mijn Woorden, die Ik in uwen mond gelegd heb, zullen van uwen mond niet wijken, noch van den mond uws zaads,” enz. Nu, CHRISTUS is in de belofte, omdat deze buis CHRISTUS en Zijn Geest tot ons afleidt; en de belofte is in CHRISTUS, omdat de buis in Zijn hart vastgemaakt is; en al de beloften in Hem ja en amen zijn. Ja, in het stuk van vaststelling, daar Hij dat in Zijn waarheid vastgesteld heeft; en amen, in het stuk van bevestiging, daar Hij dat door Zijn dood bevestigd heeft. Gelijk de buizen van een waterloop gezegd kunnen worden in het water te zijn, en het water gezegd kan worden in de buizen te zijn, zo is ook CHRISTUS in de belofte en de belofte weder in CHRISTUS. Daarom CHRISTUS in de belofte aan te nemen, of de belofte in CHRISTUS aan te nemen, dat komt al op een uit. Alleen, CHRISTUS is nu nedergedaald en Hij is u zo nabij, als uw mond en uw hart u nabij zijn. Het evangelie is de grote buis; en alle beloften zijn als zo vele takken of kleine buizen, vol zijnde van het water des levens, gevuld voor elken mond. Gelijk u weet, een grote buis of waterloop, om het water naar een stad te leiden, kan vele takken of kleinere pijpen hebben, om het water tot deze en gene zijde of gedeelte van de stad te leiden, ja, zelfs wel tot particuliere huizen, ten nutte van bijzondere personen, naardat zij door kunst zijn aangelegd. Ziet, hier is een kunst en uitvinding van een oneindige wijsheid, bestaande in die grote buis van het Verbond, welke in CHRISTUS JEZUS vaststaat. Daaraan zijn vele pijpen vol water tot verkwikking, vol wijn tot vervrolijking en vol melk, tot voeding voor de zielen; Jes. 55:1. Wij komen heden, om deze te zetten aan uw mond; daarom: “O alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en, die geen geld hebt komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk.” Hier is een pijp voor elken mond, door welke u CHRISTUS tot uw harten, kunt trekken, ofschoon Hij in den hemel is en u op aarde bent.
– Is hier dan een blinde of verdwaalde ziel welke een dronk van onderwijzende genade nodig heeft uit CHRISTUS’ volheid? Ziet, hier is een pijp voor uw mond, “Ik zal de blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben,” Jes. 42:16.
– Is hier een schuldige ziel, welke een dronk van vergevende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond in deze belofte: “Ik, ik ben het, die uw overtredingen uitdelg, om Mijnentwil,” enz. Jes. 43:25.
– Is hier een vuile en onreine ziel, welke een dronk van heiligende of reinigende genade nodig heeft? Ziet, hier is een pijp voor uw mond: “Ik zal rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen,” Ezech. 36:25.
– Is hier een gebondene of geboeide ziel, welke niet kan geloven, zich niet bekeren, of die niet bidden kan, wien de Satan mogelijk voor vele jaren gebonden heeft; en die een dronk van den satan-overwinnende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “De Geest des Heeren Heeren is op Mij, zegt CHRISTUS; Hij heeft mij gezonden, om den gevangenen vrijheid uit te roepen en den gebondenen opening der gevangenis,” Jes. 61:1.
– Zijn hier enige afwijkende zielen, die van hetgeen zij aan God beloofden, niet één woord gehouden hebben, en wier harten hen wel duizendmaal bedrogen hebben; die een dronk van genezende genade nodig hebben, of genezend water, om de kwaal van hun afkerigheden te genezen, in zover zij nooit in het verderf mogen nederdalen? Hier is een pijp voor uw monden: “Keert weder, gij afkerige kinderen, Ik zal uwe afkeringen genezen” Jer. 3:22. “Ik zal u vrijwillig liefhebben,” Hos. 14:5.
– Zijn hier enige dode zielen, die een dronk levendmakende genade nodig hebben? Hier is een pijp voor uw monden: “Ik ben de opstanding en het leven,” Joh. 11:25. Als ook: “De ure komt en is nu, wanneer de doden de stem des Zoons Gods zullen horen, en die ze gehoord hebben, zullen leven,” Joh. 5:25.
– Is hier een verlatene ziel, welke een dronk van nooit begevende noch verlatende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “De Heere zal Zijn volk niet begeven, noch Hij zal Zijn erve niet verlaten,” Ps. 94:14.
– Is hier een bezwijkende, zwakke of moedeloze ziel, welke een dronk versterkende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “Mijne genade is u genoeg, Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht,” 2 Kor. 12:9; en: “Hij geeft den moeden kracht,” enz.
– Is hier een neerslachtige ziel, welke een dronk vertroostende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “Ik zal den trooster tot u zenden, die zal van Mij getuigen,” die de vertroosting Israëls ben, Joh. 15:26.
– Is hier een overheerste ziel, welke lang gevangen is geweest door de macht der zonde of door enige sterke verdorvenheid, welke een dronk van zonde ten onderbrengende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “Ik delg uw overtredingen uit, als een nevel,” Jes. 44:22 en: “U zult al hunne zonden in de diepte der zee werpen,” Mich. 7:19.
– Is hier een verzochte ziel, welk een dronk van de Satan overwinnende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “Het zaad der vrouw zal de slang den kop vermorzelen,” Gen. 3:15 en: “De God des vredes zal den Satan haast onder uw voeten verpletteren,” Rom. 16:20.
– Is hier een weerbarstige ziel, welke een dronk van trekkende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “Wanneer Ik van de aarde verhoogd zal zijn, zal Ik ze allen tot Mij trekken,” Joh. 12:32.
– Zijn hier enige door den dood verschrikte zielen, welke verschrikt zijn voor den koning der verschrikking, en een dronk van den dood overwinnende genade nodig hebben? Hier is een pijp voor uw monden: “De dood is verslonden tot overwinning,” 1 Kor. 15:54. “0, dood! waar zijn uw pestilentiën?” Hos. 13:14.
– Is hier een zorgeloze of een ongevoelige ziel, wier geweten als met een brandijzer is toegeschroeid, en welke een dronk van wakkermakende en overtuigende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “Ik zal Mijn Geest zenden en die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde,” Joh. 16:8.
– Is hier een ontwaakte ziel, wier geweten wakker gemaakt zijnde, onder een gevoel ligt van zonde en van vreze voor de verdoemenis; welke een dronk van heluitblussende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: “Het bloed van JEZUS CHRISTUS Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden;” 1 Joh. 1:7, en: “verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale; Ik heb verzoening gevonden,” Job 33:24.
– Ja, is hier ook een hemeltergend Atheïstisch, niet biddend, genadeloos of goddeloos ellendeling, die tot hiertoe zonder God en zonder enige gedachten van de eeuwigheid geleefd heeft, hetzij hij zijn nood ziet of niet, welke nochtans nodig heeft, als een vuurbrand uit het vuur gerukt te worden, welke een dronk van zaligmakende of bekerende genade nodig heeft? Ziet, hier is een pijp voor uw mond: “De Verlosser zal uit Sion komen, en zal de goddeloosheden afwenden van JAKOB,” Rom. 2:26.
– Oud zondaar, jong zondaar, man, vrouw of kind, en u allen die maar vatbaar bent om te kunnen verstaan hetgeen ik zeg, welke genade u ook nodig hebben mag, de pijp der belofte, om die genade van CHRISTUS af te leiden tot uw ziel, is aan uw monden. Ja, zegt de apostel, de belofte is nabij, want “nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart,” Rom. 10:8.
Klopt niet den Heere aan de deur van eens ieders hart, door al deze woorden der genade en zult u, helaas al deze genade vruchteloos laten voorbijgaan? Zult u ze niet uit uw mond spuwen, of door den duivel uit uw harten laten wegnemen, wanneer hij zegt:”Zulk een woord is voor u niet?” Immers is de duivel een leugenaar; en omdat hij dat is, zo verzoekt hij u misschien, opdat u door ongeloof, God tot een leugenaar zou stellen. God zegt: “Tot u is het Woord dezer zaligheid gezonden,” Hand. 13:26. “De belofte is voor u en voor uw kinderen en voor allen die daar verre zijn.” Hand. 2:37. De belofte is voor u, om ze aan te nemen en om ze te geloven; en zult u zeggen: “zij is voor mij niet?” Zult u de genade Gods van u afweren? Waartoe ben ik anders hier gekomen, dan om u te zeggen, dat deze genade een iegelijk van u wordt aangeboden? Ik zeg u, in den naam van Hem, welke mij belast heeft om “het evangelie te prediken allen creaturen,” Mark. 16:15, dat CHRISTUS, door middel van dit Woord, ingang zoekt in uw harten. Hij is u zo nabij gekomen door deze lange pijp der belofte, dat u CHRISTUS en de zaligheid in Hem heden niet kunt missen, zonder dat u Hem buiten de deur van uw mond en uw hart sluit. 0! dat u dan “uw mond wijd open wilde doen; Hij zou dezelve vervullen.” Ps. 81:11. “Heft uw hoofden dan op, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga,” Ps. 24:7. Verwelkomt Hem en Zijn Woord der genade, en neemt het toch aan, zeggénde: Mij geschiede naar Uw Woord, en volgens Uw belofte van vergevende, heiligende en zaligmakende genade. O zondaar! De belofte van vergeving en van heiligmaking raakt u, om uw ziel te reinigen van schuld en onreinheid. U zult niet kunnen inbrengen, dat u genade gemist hebt, of niet geweten hebt, waar u die ontvangen zou; want de God aller genade is nabij u gekomen met een aanbod van alle genade in CHRISTUS. Indien de dood, het oordeel en de eeuwigheid u zo nabij en onder het oog waren als deze belofte der genade u heden nabij gebracht is, dan zou u wel een gehele wereld voor één belofte willen geven. Maar zult u die nu uit uw mond spuwen? Wat kunt u in dit geval dan anders verwachten, dan dat God u uit Zijn mond zal spuwen, u van voor Zijn aangezicht wegdoen en u werpen onder de duivelen en de verdoemde geesten, tot in alle eeuwigheid? Zult u dan een zwarte duivel, een snode wereld en een vuile lust verheffen boven CHRISTUS en boven al Zijn beloften van genade en van heerlijkheid? Dat zij verre. Foei, schaamt u! Zult u het Woord der genade, en de belofte van goedertierenheid uit uw mond spuwen, welke God, door dit heerlijk evangelie, in uw mond komt leggen? 0, verkiest liever op een schavot te sterven, dan dat u zulk een aangename bete, of zulk een voorsmaak van genade en van heerlijkheid zou moeten missen! Hoe het ook zij, ofschoon u al deze genade verwerpt, gelijk ik vrees dat de meesten doen zullen, nochtans moet ik u zeggen, dat het koninkrijk Gods u nabij gebracht is. U zult niet kunnen zeggen, dat u op zulk een dag tot Glendovan gekomen bent, en daar niets ontvangen hebt, want ik neem u allen, naast de hemel en de aarde tot getuigen, dat u heden een aanbod van genade, van CHRISTUS en van de belofte, hetwelk meer waard is, dan tienduizend werelden, ontvangen hebt. O, dat de macht van een belovenden God dit thuis brenge op uw harten. Opdat u wedergeboren mag worden tot een levende hoop, en men, uit kracht van de belofte, tot u zeggen moge: “Maar nu, broeders! Wij zijn kinderen der belofte, als IZAK was.”
Uit: De zwangere belofte en hare vrucht (blz. 154-58 in deze pdf-bijlage)