Wernerus Helmichius (1551-1608) – vertaler OT
Werner(us) Helmichius (Utrecht, 1550 – Amsterdam, 29 augustus 1608)[1] was een Nederlands predikant in de tijd van de reformatie. Hij was predikant in Utrecht (1579-1589), Delft (1590-1602) en Amsterdam (1602-1608).
Helmichius preekte als eerste protestantse predikant in de Dom van Utrecht. Vervolgens was hij een vaste leraar van deze kerk, samen met Nicolaus Sopingius. Over Helmichius werd toen al met veel roem geschreven en hij werd beschreven als een echte Zwingliaan. Er zat hem in Utrecht echter vooral één ding tegen, en dat was het feit dat Hubert Duifhuis, die eveneens als Zwingliaan bekendstond, zich niet met zijn gemeente bij hem wilde voegen. Vanaf 1598 werkte Helmichius, samen met Arnoldus Cornelisz, aan de vertaling van de Bijbel. Zij volgden Filips van Marnix van Sint-Aldegonde hiermee op, die deze taak door de Staten van Holland opgelegd had gekregen, maar in dat jaar overleed. Vanaf 1605, het jaar dat Cornelisz eveneens overleed, moest Helmichius alleen met het werk verder. Bij de Particuliere Synode van Noord-Holland in 1607 was het bijbelboek Genesis bijna volledig vertaald. Willem Baudartius, predikant te Zutphen, beschuldigde Helmichius ervan te langzaam te werken, wat Helmichius zeer pijnlijk opvatte. Hij mocht het vertalen echter wel voortzetten, maar hij overleed in 1608. Pas in 1618 werd de draad van het vertalen weer opgepakt.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Werner_Helmichius
De Statenvertalers
De Synode van Dordrecht gaf de volgende theologen opdracht de bijbel te vertalen naar het Nederlands:
Oude testament: Johannes Bogerman, Willem Baudartius en Gerson Bucerus.
Nieuwe testament en apocriefen: Jacobus Rolandus, Hermannus Faukelius en Petrus Cornelisz.
Faukelius (Brugge ca. 1560 – Middelburg 1625) en Cornelisz († 1619) overleden voordat ze aan de vertaling konden beginnen. Hun taken werden overgenomen door Festus Hommius en Antonius Walaeus.
Zie hier een uiteenzetting over het vertaalproces.
Johannes Bogerman
(Uplewert [Oost-Friesland] 1576 – Franeker 1637) theoloog en predikant. Bogerman studeerde in Franeker, Heidelberg en Genève, en was daarna predikant in achtereenvolgens Sneek (1599), Enkhuizen (1602) en Leeuwarden (1604). In woord en geschrift was hij fel gekant tegen de remonstranten. De Friese Staten vaardigden hem in 1618 af naar de nationale synode te Dordrecht, waar hij tot voorzitter van de vergadering werd gekozen. Tijdens de synode werd besloten een Nederlandse vertaling van de bijbel te maken (later de Statenvertaling genoemd), en werd de leer van de remonstranten veroordeeld.
Bogerman begon in 1626 aan de vertaling van het OT. In 1633, het jaar waarin die vertaling werd afgerond, werd hij tot hoogleraar benoemd in Franeker, een ambt dat hij o.a. door ziekte pas in 1636 kon aanvaarden. Hij overleed op 11 september 1637, zes dagen voor de presentatie van de vertaling aan de Staten-Generaal.
meer over Bogerman
Willem Baudartius
(geboren als Willem Baudart, Deinze 1565 – Zutphen 1640) theoloog en predikant. Baudartius studeerde in Canterbury, Gent, Leiden, Franeker en Heidelberg, en werd predikant in achtereenvolgens Kampen (1593), Lisse (1596) en Zutphen (1598). Tijdens het werk aan de Statenvertaling woonde hij in Leiden (1626 – 1637). Hij stond bekend om zijn goede kennis van het Hebreeuws en was een fervent contraremonstrant. Hij publiceerde een verzameling spreuken (Apophthegmata Christiana, 1605), een pamflet tegen het Twaalfjarig Bestand (Morghen-Wecker der vrye Nederlantsche provintien, 1610) en het historische werk Memoriën (1620/24).
Gerson Bucerus
(±1565 – 1631) predikant te Veere vanaf 1588. Bucerus werd waarschijnlijk in Engeland geboren; zijn Nederlandse naam was De Buysere. Hij was een uitstekend kenner van het Hebreeuws, en is om drie zaken bekend: zijn bijdrage aan de Statenvertaling, zijn inzegening van het huwelijk van Hugo de Groot en Maria van Reigersberch (1608), en een publicatie uit 1618 (Dissertatio de gubernatione ecclesiae) waarmee hij de toorn van de Engelse koning Jacobus I opwekte. Hij overleed toen hij bij Ezechiël 21 was gekomen.
Jacobus Rolandus
(Delft 1562 – Leiden 1632) predikant te Amsterdam. Assessor tijdens de Dordtse Synode.
Festus Hommius
(geboren als Fetse Hommes, Jelsum [bij Leeuwarden] 1576 – Leiden 1642) theoloog en predikant, eerst in Dokkum (1599) en vanaf 1602 in Leiden. Vertaalde in 1618 de Nederlandse Geloofsbelijdenis naar het Latijn. Hommius was afgevaardigde naar de Dordtse Synode, waar hij scriba was. Net als Bogerman was hij een bestrijder van de remonstranten. Tijdens de synode werd hij benoemd tot een van de revisoren van de te maken bijbelvertaling. Toen de vertaling eindelijk een aanvang nam, verving Hommius de in 1619 overleden Cornelisz als medevertaler van het NT.
Antonius Walaeus
(geboren als Antoine de Waele, Gent 1573 – Leiden 1639) theoloog en predikant. Studeerde theologie in Leiden, werd in 1602 predikant in Koudekerke en in 1604 in Middelburg. Ook hij was een verklaard tegenstander van de remonstranten. Doceerde van 1611 tot 1619 Grieks en Hebreeuws aan de Illustre School in Middelburg, waar hij ook catechesis gaf. In 1619 werd hij hoogleraar theologie in Leiden. De Staten van Zeeland vaardigden hem in 1618 af naar Dordrecht. Hij stond Van Oldenbarnevelt bij in zijn laatste ogenblikken, voordat de raadspensionaris werd onthoofd — mede als gevolg van zijn conflict met stadhouder Maurits over de remonstranten.
Walaeus trad bij het vertalen van de bijbel op als vervanger van de in 1625 overleden Hermannus Faukelius. Deze Zeeuwse predikant had al in 1617 een eigen vertaling van het NT uitgegeven, een werk waar de Statenvertalers veel gebruik van hebben gemaakt.
http://www.statenvertaling.net/vertalers.html