Dordtse Leerredenen
Synode van Dordrecht 1618 – 1619
Leerredenen : Dordtse leerregels in pdf & D.L. op het internet
Kerkorde van de Dordtse Synode : De Dordtse Kerkorde
Kerkhistorie : Wat er aan de Dordtse synode vooraf ging
Kerkhistorie : De Synode van Dordrecht
Acta van de Dordtse Synode : klik hier
H. Bavinck over het onderscheid tussen: Infralapsarisme & Supralapsarisme
Jacobus Trigland : De recht gematigde christen
SYNOPSIS : Overzicht van de zuiverste theologie (hoofdstuk 1 – 11)
De godsdienst verzekerd : Uit het leven van Johannes Bogerman
Ds. K. Veldman : prekenserie (1998) over de Dordtse Leerredenen
Ds. K. Veldman : prekenserie (2007) over de Dordtse Leerredenen
Ds. K. Veldman : prekenserie (2012) over de Dordtse Leerredenen
Dordtse leerredenen over de wedergeboorte
3/4 – 11 Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van denzelfden wederbarenden Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
3/4 – 12 En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
3/4 – 13 De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
DJK : Het is belangrijk en nuttig om te weten dat de kanttekenaren van onze oude Staten Vertaling 1637 niet alleen de Bijbel in het Nederlands vertaalden, maar ook als mede-opstellers van de Dordtse leerredenen waren aangesteld. Versta derhalve hun omschrijving van de wedergeboorte in artikel 3/4 lering 11, 12, 13 nader vanuit onderstaande kanttekeningen bij Rom. 6:3-9, bij Gal. 3:27, bij Kol. 2:11-13, bij Titus 3:5-7, bij Efeze 1:13, bij Efeze 5:25-26, bij 1 Petr. 1:3, bij 1 Petr. 3:20-21, bij 1 Kor. 15:42-45, en bij 2 Kor. 5:17-18. Lees ook helemaal onderaan deze pagina wat Andreas Rivet opmerkt over de zekerheid in het zaligmakende geloof. Dit merk ik op omdat we in een tijd leven waarin door vele dwaalleraren een wedergeboorte met een onbewuste rechtvaardiging wordt geleerd. Dat is een wedergeboorte zonder een bewuste geloofskennis van Jezus Christus en vergeving van schuld en zonden, hetgeen een valse wedergeboorte is die de toets der Schriften niet kan doorstaan. De pinksterlingen waren volhardende in de leer der apostelen (Hand. 2:42), maar tegenwoordig volharden velen helaas in een ingewikkelde valse kerkleer waarin men het geschonken geloof in Jezus Christus heeft gescheiden van het metterdaad in Hem geloven tot zaligheid en vrede, en vergeving van zonden. Dit kan vergeleken worden met het geschonken geloof van de hoofdman over honderd op Golgotha, zonder dat hij metterdaad geloofde én beleed dat Jezus Christus de rechtvaardige Zone Gods was, Mark. 15:39, Luk. 23:47, 1 Joh. 4:15. Het kan ook vergeleken worden met het geschonken geloof van de Samaritaanse vrouw, zonder dat zij metterdaad geloofde én beleed dat Hij de Christus der Schriften was, Joh. 4:29, 1 Joh. 5:1.
Wedergeboorte: Een geestelijk badwater.pdf
Joh. 3 vers 1-8: En er was een mens uit de Farizeeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden; Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is. Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Nicodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan, en geboren worden? Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest. Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is.
5) wederom geboren worde
Of, van boven, of opnieuw. Dat is, door den Heiligen Geest van de aangeboren verdorvenheid verlost, en tot een nieuw geestelijk leven vernieuwd worden. Zie Joh. 1:13; Rom. 12:2.
8) door water en Geest
Dat is, door de kracht des Heiligen Geestes niet gereinigd wordt van de zonde, gelijk de uiterlijke onreinigheden door water afgewassen worden, Ezech. 36:25. Zie dergelijke manier van spreken, Matth. 3:11.
Rom. 6 vers 3-9: Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding; Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde. Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven; Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem.
7) in Christus Jezus gedoopt
Namelijk om te betuigen onze gemeenschap, die wij met Christus hebben door het geloof.
8) in Zijn dood gedoopt zijn?
Dat is, door de doop verzekerd worden dat wij gemeenschap hebben aan Zijnen dood, waardoor niet alleen onze zonden voor God verzoend zijn, maar ook de Heilige Geest is verworven, door wiens werking de verdorvenheid, die in ons is, haar leven of heersende kracht is benomen, hetwelk is de eerste trap onzer wedergeboorte; Tit. 3:5,6. De apostel schijnt hier te zien op de wijze van dopen, in de warme Oosterse landen veel gebruikelijk, waar de mensen geheel in het water ingedoopt werden, een weinig tijds onder het water bleven, en daarna uit het water oprezen; en aan te wijzen, dat deze indoping en blijven in het water ene afbeelding is van Christus’ dood en begrafenis, en het oprijzen uit het water van Zijne verrijzenis.
9) met Hem begraven
Dit is de tweede trap onzer wedergeboorte, die ons door den doop wordt verzegeld, namelijk de toeneming en volharding in de doding der zonde in ons, gelijk de begrafenis ene volharding was van den dood van Christus, Rom. 6:6.
11) alzo ook wij
Dit is de derde trap onzer wedergeboorte, die wij door de kracht der opstanding van Christus ontvangen, en ons door den doop wordt betekend en verzegeld; namelijk dat wij kracht ontvangen hebben om voortaan in nieuwheid des levens, dat is in heiligheid en reinigheid te wandelen; Ef. 5:26,27.
12) één plant geworden zijn
Of, tezamen geplant zijn; ene gelijkenis, genomen van een ent, die in een jeugdigen boom ingegrift wordt, welke tot ééne plant wordt met den boom en het sap des levens en der vruchtbaarheid uit hem trekt. Alzo, wil hij zeggen, die met Christus, als de stam, door het geloof zijn verenigd waarvan de doop ook een teken is, Gal. 3:27, die verkrijgen door den Geest van Christus de kracht niet alleen om de zonden te doden en allengskens te begraven, maar ook om in nieuwheid des levens meer en meer op te staan en ter ere Gods heiliglijk te leven; Joh. 15:1.
14) met Hem gekruisigd is
Dewijl Christus onze zonden aan het kruis op zich geladen heeft, niet alleen om die te verzoenen, maar ook om dezelve te niet te doen, gelijk volgt. Zie ook Hebr. 9:14,26,28.
16) te niet gedaan worde
Dit lichaam der zonde is wel van Christus geheel teniet gedaan, zoveel Zijne verdiensten aangaat, en is ook door Zijnen Geest in de wedergeborenen de kracht van heersen benomen, Rom. 6:12,14, maar moet allengskens meer en meer in ons vernietigd worden door denzelfden Geest, met nadere toe-eigening van den dood van Christus, gelijk Paulus daartoe de wedergeborenen vermaant, Rom. 8:13, en Rom. 12:2; Ef. 4:22; Col. 3:9, totdat dezelve in ons namaals geheel zal vernietigd worden; Hebr. 4:10.
17) niet meer de zonde dienen
Namelijk gelijk wij deden vóór onze wedergeboorte. Zie van dezen dienst der zonde nader verklaring Rom. 6:16,17,18,19.
18) die gestorven is
Dit is ene rede, genomen van de gelijkenis van een dood mens, die de werken van levenden niet meer doet en aan gene diensten meer is verbonden, waaraan hij in zijn leven verbonden was.
19) gerechtvaardigd van de zonde
Dat is, van hare macht vrijgemaakt of verlost. Want hier wordt eigenlijk niet gesproken van de vergeving der zonden, gelijk in de vijf voorgaande hoofdstukken, maar van de vernietiging van de macht der zonde; ene gelijkenis, genomen van een mens, die van den rechter gerechtvaardigd of vrijgesproken zijnde, ook meteen van de banden verlost en vrijgelaten wordt.
Gal. 3 vers 23-27: Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan.
115) zovelen als gij
Dit is, allen die gedoopt zijn; hetwelk verstaan moet worden van al degenen, die niet alleen den uitwendigen doop des waters, maar ook den inwendigen doop des Geestes ontvangen, 1 Petr. 3:21, gelijk blijkt in Simon den tovenaar, Hand. 8:13,21, die wel den uitwendigen, maar den inwendigen doop niet heeft ontvangen.
116) in Christus gedoopt
Dat is, in den naam en in het geloof van Christus.
117) aangedaan
Namelijk als een geestelijk kleed, waarmede onze geestelijke naaktheid en schaamte bedekt wordt, en wij als met een bruiloftskleed versierd worden; Rom. 13:14.
Kol. 2 vers 11-13: In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende.
42) begraven in
Of, begraven door den doop. Want in den doop wordt ons betekend en verzegeld dat onze oude mens door den dood van Christus is gedood, en vervolgens ook begraven, dat is, door Christus’ lijden en sterven alzo zijn heersende kracht heeft verloren, dat hij is gelijk een dood en begraven lichaam, hetwelk zich niet kan bewegen om te heersen, hoewel het zijn stank nog wel van zich geeft, totdat het door denzelfden dood en Geest van Christus geheel wordt vernietigd. Zie Rom. 6:3, enz.
43) in welken gij
Namelijk doopt of Christus. Want beide is waarachtig, doch op verscheidene wijze. Want door de kracht der opstanding van Christus zijn wij opgewekt tot nieuwigheid des levens en door den doop wordt hetzelve ook verzegeld. Zie Rom. 6:4, enz. En de apostel wil daarmede bewijzen dat wij zelfs het zegel der besnijdenis in het Nieuwe Testament niet meer van node hebben, dewijl de doop ons nu even hetzelfde betekent en verzegelt.
Titus 3 vers 5-7: Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes. Denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker; Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens.
12) door het bad
Dat is, door de wedergeboorte en vernieuwing des Heilige Geestes, die als een waterbad is, waardoor de vuiligheden onzer zonden gewassen en gereinigd worden, Ezech. 36:25-27, waarvan het waterbad des doops een teken en zegel is. Zie dergelijke wijze van spreken Rom. 4:11.
14) uitgegoten
Dat is, overvloedig medegedeeld. Hij blijft bij de gelijkenis van het water. Zie dergelijke Jes. 44:3; Ezech. 36:25 en Ezech. 39:19; Joel 2:28; Zach. 12:10; Hand. 2:17, en Hand. 10:45.
15) gerechtvaardigd
Dat is, vrijgesproken in het oordeel Gods, door toerekening der gerechtigheid van Christus en vergeving der zonden.
Efeze 1 vers 13-14: In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte. Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregene verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid.
45) nadat gij geloofd
Of, als gij geloofd hebt. Want deze verzegeling des Geestes geschiedt door het geloof, en op het geloof, Gal. 3:2.
46) verzegeld geworden
Deze wijze van spreken is genomen van de mensen, die tot versterking van enige beloften verzegelde brieven plegen te geven, en dat menigmaal met opdrukking van hun eigen wapen of beeld. De beloften van de vergeving onzer zonden, van onze aanneming tot kinderen en onze eeuwige erve, worden ons gedaan door het Evangelie, en worden door het geloof ons toegeëigend. De verzegeling des Geestes, die daarbij gevoegd wordt, is de wedergeboorte of vernieuwing van Gods beeld in ons, waarmede Hij onze zielen begaaft en daarop drukt, als wij in Christus geloven, om ons meer en meer te verzekeren van de uitvoering van zijne beloften, 2 Cor. 1:21,22, en 2 Cor. 3:18. En betuigt bovendien hetzelve aan ons gemoed, als met een Goddelijke inspraak, waarover wij ook God als onzen Vader durven aanroepen, Rom. 8:15; Gal. 4:6, en roemen op de hoop der heerlijkheid Gods; Rom. 5:2, en Rom. 8:38,39.
Efeze 5 vers 25-26: Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven; Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord.
36) met het bad
Dat is, door Zijn bloed en Geest, waarvan het bad des waters in den doop een teken en zegel is, en meteen een middel, waardoor de Geest Gods deze reiniging meer en meer versterkt. Zie Matth. 3:11; 2 Cor. 3:3; 1 Petr. 3:21.
1 Petrus 1 vers 3: Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.
13) ons heeft wedergeboren
Dat is, door zijn Geest vernieuwd of van de verdorvenheid onzer eerste geboorte en van de heerschappij der inwonende zonde verlost. Zie Joh. 3:5,6; Rom. 6:11, enz.
15) door de opstanding
De apostel schrijft hier onze wedergeboorte aan de opstanding van Christus toe, niet om Zijn dood uit te sluiten, want daardoor zijn wij met God verzoend, en door de kracht van deze dood is onze oude mens ook gedood; maar omdat deze verzoening ons door Christus’ opstanding wordt toegeëigend, en de nieuwe mens in ons wordt verwekt, gelijk Paulus Rom. 6:4, en vervolgens breder verklaart. Zie ook de aantekeningen op Rom. 4:25.
1 Petrus 3 vers 20-21: Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water. Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.
44) tegenbeeld, de doop
De doop wordt alzo genoemd, omdat hij een sacrament is van onze behoudenis uit het algemeen verderf der wereldse mensen, gelijk de ark was een middel van de lichamelijke behoudenis van Noach en de zijnen uit het verderf der eerste wereld.
45) niet die een aflegging
Dat is, die doop behoudt onze zielen eigenlijk niet, die uitwendig is, en waardoor de vuiligheid des lichaams wordt afgewassen, welke ook vele huichelaars en mond-christenen deelachtig zijn; maar, wil hij zeggen, die inwendig is, en door het bloed en den Geest van Christus aan onze zielen geschiedt.
48) van een goed geweten
Dat is, die door het bloed en den Geest van Jezus Christus is gereinigd; Hebr. 9:14. En hierdoor wordt verstaan de vrijmoedige toegang en aanspraak der gelovigen in hun vertrouwen, en in hun gebeden tot God, als tot hunnen vader; zie Rom. 8:15; Gal. 4:6, welke een afscheidbare vrucht is van de vergeving onzer zonden en van onze vernieuwing of wedergeboorte. Anderen menen, dat hier gezien wordt op het gebruik van den doop der volwassenen in de eerste Kerk, welken afgevraagd werd of zij ook den duivel en de wereld voortaan wilden afzweren, en in een nieuw leven, met een goed geweten voor God wandelen; waarop zij antwoordden: ja; welke vraag en antwoord door dit Griekse woord eperotema zou verstaan worden. Dit antwoord dan uit een goede of gereinigde consciëntie voor God spruitende, betuigt ook den inwendigen doop des harten.
1 Kor. 15 vers 42-45: Alzo zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam. Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest.
135) tot een levendmakenden Geest
Dat is, door de vereniging der menselijke natuur met de eeuwige goddelijke natuur, die een levendmakende Geest is, is Hij ons geworden een vorst des levens, Hand. 3:15. En gelijk Hij nu na de opstanding een geestelijk lichaam heeft, dat onsterflijk en onverderflijk is, zo zal Hij ook zodanige lichamen geven aan al degenen, die van Hem afkomstig zijn, niet door een natuurlijke voortteling, maar door een bovennatuurlijke wedergeboorte. Want elke Adam deelt zijnen nakomelingen mede zulks als hij heeft.
2 Kor. 5 vers 17-18: Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden. En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.
39) in Christus
Dat is, waarlijk Christus kent, en met Hem verenigd is.
40) een nieuw schepsel
Dat is, door de kracht en den Geest van Christus wedergeboren, zonder op die vleselijke dingen meer te achten, of zijn geluk daarin te zoeken; Gal. 6:15.
41) het is al nieuw
Namelijk in het rijk van Christus, en hier ziet de apostel op de beloften Gods, Jes. 65:17, en Jes. 66:22, daar deze vernieuwing van alle dingen, die alleen voor God geldt, onder het rijk van Christus beloofd wordt; waarvan een deel nu vervuld is in de ware gelovigen, die door Gods Geest vernieuwd zijn, en het overige vervuld zal worden in het toekomende leven, na de opstanding. Zie 2 Petr. 3:13; Openb. 21:5.
42) al deze dingen zijn
Namelijk die deze nieuwe schepping aangaan.
43) ons met zichzelven
Namelijk die in Christus geloven.
Maarten Luther over de wedergeboorte
Het Evangelie slaat alles neer wat iets kan doen, uit bloed, vlees, natuur, verstand, kennis, lering, wet, vrije wil, met al hun krachten, zodat niemand door zijn leringen, werken, kennis en vrije wil zo vermetel zou zijn iemand te helpen of iemand te laten helpen tot het Koninkrijk van God. Dat echter dit alles verworpen wordt en iedereen naar de geboorte uit God zou trachten. (…) In deze zaak houdt ieder maar wat hij wil, wanneer hij alleen maar weet dat het allemaal geheel nutteloos is en geen goed doet wat buiten de geboorte uit God is. Want als het iets nuttigs geweest zou zijn dan had de evangelist, omdat hijzelf zo nauwkeurig zoekt, dat zonder twijfel naast de geboorte uit God geplaatst en die Goddelijke geboorte niet alléén geprezen hebben. Kirchenpostille 1522, 10.1.1, 231, 1-16.
Daarom moet u weten dat de Goddelijke geboorte niets anders is dan het geloof! Hoe gaat dat dan toe? Hierboven is gezegd dat het Licht van de genade het natuurlijke licht van het verstand bestrijdt en verblindt. Wanneer dan nu het Evangelie komt en het Licht van de genade verkondigt, dat een mens niet doen of leven mag naar zijn eigen inzichten, maar zijn natuurlijke licht verworpen, gedood, en ondergegaan moet zijn…, wanneer de mens dit getuigenis aanneemt en dát volgt: zijn licht en zijn mening overgeeft, graag een dwaas wil zijn, en zich wil laten leiden, onderwijzen en verlichten, zie, zo wordt hij in zijn voornaamste deel, dat is, in zijn natuurlijk licht verandert. Dan gaat het oude licht onder en gaat een nieuw licht op, namelijk het geloof. Dat volgt hij na in leven en sterven, hangt alleen aan het getuigenis van Johannes of het Evangelie. Hij zal alles daarom verlaten wat hijzelf heeft of kan doen. Zie, zo is hij nieuw geboren uit God door het Evangelie waar hij in blijft, en laat zijn eigen licht en eigen verwaandheid varen. Zoals Paulus zegt: Ik heb u in Christus door het Evangelie voortgebracht (1 Korinthe 4:15). Of Jakobus: Hij heeft ons gebaard naar Zijn wil, door het Woord der Waarheid, opdat wij eerstelingen Zijner schepselen zouden zijn (Jakobus 1:18). Vandaar dat de Petrus ons ‘nieuw geboren kindertjes van God’ noemt (vgl. 1 Petrus 2:2). Daarom wordt het Evangelie de baarmoeder (uterus) van God genoemd, dat Hij ons daarin ontvangt, draagt en baart, zoals een vrouw een kind in haar baarmoeder ontvangt, draagt en baart, zoals ook Jesaja zegt: Hoort naar mij gij overgebleven arm volkje van Jakob, die ik draag in mijn schoot (vgl. Jesaja 46:1). Kirchenpostille 1522, 10.1.1, 231, 16 – 232, 16.
Zie, wanneer nu het licht, verstand en de oude verwaandheid gedood is, duisternis is, en in een nieuw licht verandert wordt. Dan moet ook volgen dat het hele leven en alle vermogens van de mens veranderd worden. Want waar het verstand ondergaat, dan gaat de wil er achteraan; waar de wil ondergaat daar gaat de liefde en lust er achteraan. En zo moet de gehele mens in het Evangelie ‘kruipen’ en daar nieuw worden, en de oude huid uittrekken; zoals de slang doet, wanneer haar huid oud wordt zoekt ze een nauwe speet in de steenrots, daar kruipt zij doorheen en stroopt haar huid af en laat die buiten voor het gat liggen. Zo moet de mens ook in het Evangelie en Gods Woord zich begeven en getroost de beloften vertrouwen. Hij zal niet liegen! Zo trekt hij zijn oude huid af, laat zijn licht buiten, zijn verwaandheid, zijn wil, zijn liefde, zijn lust, zijn verstand, zijn werken en wordt zo een geheel andere en nieuwe mens, die alle dingen anders ziet dan voorheen. Die anders inziet, anders oordeelt, anders denkt, anders wil, anders spreekt, anders liefheeft, anders verlangt, anders werkt en loopt als voorheen. Hij kan daarna alle standen en werken van alle mensen onderscheiden, of zij goed of slecht zijn, zoals de heilige Paulus zegt: Maar de geestelijk mens onderscheid alle dingen en wordt door niemand onderscheiden (1 Korinthe 2:15). Dan ziet hij duidelijk wat voor grote dwazen allen zijn die met werken vroom willen worden. Daar geeft hij dan geen cent meer voor alle geestelijken, monniken, bisschoppen, paus, tonsuur, pijen, kappen, rookwerk, klokken luiden, kaarsen branden, zingen, orgelspelen, bidden en hun hele uiterlijke bestaan. Hij ziet nu, hoe dat alles enkel afgoderij en dwaas gehuichel is, juist zoals het volk Israël de Baäl, Astaroth, en het gouden kalf in de woestijn aanbeden hebben (Exodus 32, 1 vv), wat zij voor een kostelijke zaak hielden door hun oude licht van hun eigenzinnige en verwaande verstand. Kirchenpostille 1522, 10.1.1, 233, 7 – 234, 11.
Hieruit ziet u nu duidelijk dat om kinderen Gods te worden – uit God geboren te zijn – geen bloedverwantschap, geen vriendschap, geen geboden, geen leringen, geen verstand, geen vrije wil, geen goede werken, geen goed leven, geen Kartuizer orde, geen geestelijke stand – al zou die de engelen gelijk zijn – nuttig of behulpzaam zal zijn, ja, alleen maar hinderlijk is. Want waar het verstand niet reeds tevoren vernieuwd en in dit bestaan als een goed gereedschap is, valt het verstand er op aan, verhardt en verblindt zich daarin, zodat het nooit meer – of zeer moeilijk – hiervan te verlossen is, en meent dat haar bestaan en stand rechtvaardig en goed is. Zij is razend en woedend tegen allen, die dit bestaan verachten en verwerpen. Op deze wijze moet de oude mens blijven. God en Zijn genade – Christus en Zijn Licht – vijandig, moet Johannes – Christus’ getuige – het hoofd afgeslagen worden en mensenleringen daarvoor in de plaats opgericht. Zoals nu in het pauselijke en geestelijke bestaan het spel met volle pracht en macht doorgaat. Waar zij allen tezamen niets van deze Goddelijke geboorte weten, lallen en brallen met hun leringen en geboden van verschillende werken, waarmee zij genade willen ontvangen, maar zij steken nog steeds in hun oude huid. Dit zal echter waar blijven, wat de apostel gezegd heeft: Niet uit bloed, niet uit de wil van het vlees of de man, maar uit God geschiedt deze geboorte (vgl. Johannes 1:13 ), er moet gewanhoopt worden aan onze wil, werken en leven, omdat die door het valse, eigenzinnige, zelfzuchtige licht van het verstand vergiftigd zijn. Voor alle dingen moet men de stem en het getuigenis van Johannes de doper horen en zijn geloof navolgen. Dan zal het Licht – Christus – ons verlichten, nieuw maken en macht geven om kinderen van God te worden. Daarom is Hij gekomen en mens geworden! Kirchenpostille 1522, 10.1.1, 234, 11 – 235, 14.
Uit de catechismus van Geneve
Vr.324 Om ons de waarheid van beide des te duidelijker te doen kennen, zullen wij over beide afzonderlijk handelen. Ten eerste, wat is de betekenis van de Doop?
Antw. : Die heeft twee delen. Want hier wordt de vergeving van de zonden, en voorts de geestelijke wedergeboorte afgebeeld. Ef. 5 : 26; Rom. 6 : 4.
Vr. 325 Welke gelijkenis heeft het water met deze zaken om die voor te stellen?
Antw. : De vergeving der zonden is namelijk een soort bad, waardoor de zielen van hun vlekken gereinigd worden, niet anders dan de vuilheid van het lichaam door water
afgewassen wordt.
Vr. 326 Hoe is het bij de wedergeboorte?
Antw. : Omdat het begin daarvan is de doding van onze natuur, doch het doel dat wij nieuwe schepselen zullen zijn, wordt er ons een afbeelding van de dood voorgesteld in het werpen van water op het hoofd; en een afbeelding van het nieuwe leven, daarin, dat wij niet in het water ondergedompeld blijven, maar slechts voor een ogenblik ondergaan als in een graf, om er dadelijk uit op te komen.
Vr. 327 Denkt gij dan dat water een bad is voor de ziel? 1 Petr. 1 : 19; 1 Joh. 1 : 7.
Antw.: In het geheel niet. Want het is een gruwel, deze eer aan het bloed van Christus te ontrukken, dat daartoe uitgestort is, opdat Hij ons na afwassing van al onze vlekken, zuiver en onbevlekt voor God zou maken. En wij verkrijgen namelijk de vrucht van deze reiniging, wanneer de Heilige Geest onze gewetens met dat heilige bloed besprengt. Doch in het sacrament hebben wij de verzegeling. Maar kent gij aan het water anders niets toe dan dat het alleen maar een afbeelding is van de afwassing? Ik ben van gevoelen, dat het zó een afbeelding is, dat de waarheid er tegelijk mee verbonden is. Want God bedriegt ons niet, wanneer Hij ons Zijn gaven toezegt. Dientengevolge is het zeker, dat èn de vergeving der zonden, èn de vernieuwing van het leven ons in de Doop worden aangeboden, en door ons worden ontvangen.
Vr. 329 Wordt deze genade zonder onderscheid in allen vervuld?
Antw. : Velen sluiten door hun ongerechtigheid de weg daarvoor toe, en bewerken dat zij voor hen tevergeefs is. Zo komt de vrucht niet dan aan de gelovigen alleen toe. Maar daardoor vervalt niets van de aard van het sacrament.
Vr. 330 Vanwaar komt echter de wedergeboorte?
Antw. : Van de dood van Christus en de opstanding te samen. Want deze kracht schuilt er in Zijn dood, dat daardoor onze oude mens gekruisigd wordt, en de verdorvenheid van onze natuur op zekere wijze begraven wordt, om niet meer in ons te regeren. Maar dat wij hervormd worden tot een nieuw leven, om Gods gerechtigheid te gehoorzamen, dat is de weldaad van de opstanding.
Vr. 331 Hoe worden door de Doop ons deze goede dingen toegebracht?
Antw.: Omdat wij, tenzij wij de ons hier aangeboden beloften onvruchtbaar maken door ze te verachten, met Christus bekleed worden, en met Zijn Geest begiftigd.
Vr. 332 Wat moeten wij echter doen om de Doop recht te gebruiken?
Antw.: Het rechte gebruik van de Doop is gelegen in geloof en boetvaardigheid, dat is, dat wij allereerst met een zeker vertrouwen des harten vaststellen, dat wij van alle vlekken door het bloed van Christus gereinigd, Gode behagen; voorts dat wij zelf gevoelen dat Zijn Geest in ons woont, en dit door werken bij de anderen betonen; en dat wij ons voortdurend oefenen in het overdenken, zowel van het doden van het vlees, als van de gehoorzaamheid aan de gerechtigheid van God.
Andreas Rivet over geloofszekerheid
“Het speciale object van het geloof voorzover het gerechtvaardigd is, en wat het eigenlijk van de andere opvattingen van het geloof onderscheidt, is de evangelische belofte van Christus de Middelaar, want het rechtvaardigt eigenlijk inzover, en het behoudt, voorzover het de verdienste van Christus in het Woord van het Evangelie eraan geopenbaard, aangrijpt en omhelst; want het is niet voldoende, als iemand de geschiedenis van de gebeurde zaak, nl. dat Christus geleden heeft, kent; en ook niet als iemand toestemt en gelooft, dat Christus geleden heeft voor de zonden van alle mensen; maar daarenboven wordt vereist, dat daarbij kont de volle verzekerdheid en het vast vertrouwen, waardoor de zondaar allerzekerst gelooft, dat niet alleen aan andere gelovigen, maar ook aan hem in het bijzonder vergeving der zonden om de verdienste van Christus geschonken is, en dit zichzelf vol vertrouwen toe-eigent. Vandaar dat het in Joh. 1:12 ‘door aannemen’ beschreven wordt, wat voor blote kennis en toestemming niet past. Alle profeten toch geven Christus’ getuigenis, dat door Zijn Naam vergeving der zonden zullen ontvangen allen die in Hem geloven, Hand. 10:43. Dus moeten degenen die geloven, tenzij zij Gods getuigenis willen verwerpen, van de vergeving van hun zonden en hun verzoening door Christus Jezus zeker zijn.
Ook weifelt de zekerheid van dit speciale geloof niet, hoewel er voor mij of een ander in het bijzonder, in het Woord van God, nergens de zaligheid aangekondigd gevonden wordt; gelijk de zekerheid der overtuiging niet twijfelachtig is waarmede de zedewet ieder mens de vervloeking schuldig maakt. Want hoewel zij niemand in het bijzonder noemt, maakt ieder toch uit zij eigen gevoel van zonde een noodzakelijke gevolgtrekking op. Op dezelfde manier gaat het toe bij diegenen die met het geloof begiftigd, hieruit dat de Schrift verzekert dat een ieder die in de Zoon gelooft, het eeuwige leven hebben zal, Joh. 3:16, en dat allen die in Hem geloven vergeving der zonden ontvangen hebben. Ook is niet waar wat de Pauselijken bijbrengen, dat het vaststellen in de gelovigen, ‘ik geloof’, niet is een woord of getuigenis van God, omdat ieder van hen de Heilige Geest heeft, Die aan hun geest getuigenis geeft dat zij kinderen Gods zijn, Rom. 8:16, Die een onderpand is in hun harten, 2 Kor. 1:22, en een pand van onze erfenis, Efeze1:13-14. Want de uitverkorenen kunnen zeker weten dat zij in het geloof zijn, 2 Kor. 13:5. Met welke Augustinus instemt Lib. 3 de Trinit. Cap. 1 waar hij schrijft, dat ieder der gelovigen in zijn hart het geloof ziet, en dat vasthoudt met allerzekerst weten, en dat het geweten roept. Deswege belijden de gelovigen zonder twijfel: Wij hebben geloofd en wij hebben bekend, Joh. 6:69, 2 Tim. 1:12.”
Geciteerd uit: De Synopsis (overzicht van de zuiverste theologie in 52 verhandelingen)