God zoekt de zondaar
Artikel in pdf : klik hier
God zoekt de zondaar
“Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank, Joh. 6:53-55”
Geachte lezer, met de hulp des Heeren willen wij enige gedachten op papier neer schrijven, vanwege dat we bij deze woorden van eeuwige waarde en waarheid meerdere malen bepaald werden. Want dit is namelijk de kern van de gehele Heilige Schrift. Neem Christus er uit, en de Bijbel is leeg. Neem Christus voor een poosje weg van zijn lieve discipelen, en zij vergaan van angst en duisternis. Neem Christus weg uit het leven van Maria Magdalena, en zij heeft niets meer. “Zeg mij waar gij hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen!!” (Joh. 20:15) Hij was haar leven geworden. Waarom? Omdat zij door het zaligmakende geloof van Zijn dierbaar Lichaam en dierbaar Bloed heeft mogen eten en drinken. Neem Christus weg uit het leven van die wenende hoer uit Lukas 7, en zij heeft niemand meer tot Wie zij de toevlucht kan nemen, en niemand meer Wiens voeten zij in aanbidding nat mag wenen met haar liefdestranen tot Hem. Neem Christus weg uit het leven van de moordenaar aan het kruis, en deze man had de eeuwige dood moeten gaan sterven zonder zijn Verlosser, die lieve Koning Jezus, Welke naast hem hing (Luk. 23:42-43). Neem Christus weg uit het leven van de jonge koning Salomo, en hij had nimmer het Hooglied kunnen schrijven. Neem Christus uit de armen van de oude Simeon in de tempel, en die man had zonder die eeuwige vrede in Hem moeten heengaan naar zijn plaats. Neem Christus weg uit het leven van de blindgeborene en neemt Hem weg van de wijzen uit het oosten, en zij hadden niemand meer om te aanbidden. En neem Christus weg uit mijn verdorven hart, en ik zou niet meer weten wat ik u moest schrijven. Maar wat zijn er heden ten dage helaas toch velen die zoveel rechtzinnigs te bepraten hebben, en spreken over vermeende genadekenmerken, zonder ooit het Lichaam van Christus door het geloof te hebben gegeten, noch ooit Zijn dierbaar Bloed door het geloof te hebben gedronken. Ontzaggelijk, geliefde lezer. En wat zijn er toch ook zoveel mensen in de wereld of in de vrome vormgodsdienst, voor mij is het allemaal net eender, die dagelijks zonder enige vreze verder durven te leven, zonder kennis genomen te hebben van Zijn Lichaam en Zijn dierbaar hartebloed.
Want wat is nu de gehele inhoud van de Bijbel? “God zoekt de zondaar!!” En nu is Christus gekomen tot de zijnen, maar de zijnen wilden Hem niet hebben. Waarom dan niet geliefde lezer? “Omdat voor henlieden geen plaats was…” (Luk. 2:7) Er was wel plaats, geliefden!! Maar voor hénlieden, was er geen plaats in die herberg. En God zag uit de Hemel of er iemand was die God zocht, maar daar was niemand.(Ps. 14:2-3) (Ps. 53:3-4) En als God hier nu, met eerbied gesproken, een punt had gezet, dan had het voor ieder mens op aarde een verloren zaak geweest en gebleven. Dan hadden we allen persoonlijk verloren moeten gaan, al was het alleen maar om onze erfzonde in Adam, waarmee we op deze aarde geboren zijn geworden. En evenmin dat gij uw achternaam kunt veranderen, kunt ge daar ook maar iets aan afdoen. En zomin een luipaard zich kan ontdoen van zijn vlekken, kunnen wij ons ontdoen van onze erfschuld in Adam, waarmee wij allen gezondigd hebben tegen de Allerhoogste Goddelijke Majesteit in de Hemel. (Jer. 13:23) Maar nu staat er gelukkig ook nog wat anders in dat Goddelijke Woord, geliefden. Namelijk, dat Hij gevonden is van een volk dat naar Hem niet zocht, en gevonden van een volk dat naar Hem nooit vroeg, noch van Hem wilde weten. (Jes. 65:1) Kijk, en daarom schreef ik al eerder: “God zoekt de zondaar!!”
En dit is nu de reden waarom er nog een volk zalig zal worden in en om Christus Jezus. “Door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen!!” (Ps. 89) En weet u hoe God dat zoeken en dat vergaderen van Zijn volk nu doet, geliefde lezer? Hij komt tot u en mij, met Zijn Goddelijk Getuigenis, de Heilige Schrift, de Bijbel!! Een woord van WET & Evangelie, en spreekt van Mozes en de profeten. Een woord dat spreekt van de dood in de eerste Adam, en het Leven in de tweede Adam, welke is Christus Jezus. (Gal. 3:13)
Ik ken zo’n vrouw welke door God in Christus werd opgezocht. (Joh. 4) Een Samaritaanse vrouw welke in hoererij leefde, en hierom als slecht bekend stond in het dorpje waar zij leefde. Maar dat deerde Christus niet. Want, “Hij moest door Samaria gaan”, zo staat er geschreven, want zij was een uitverkorene Gods. Dat vrouwtje komt op het midden en heetst van de dag bij de Jakobsput, een moment dat anderen daar niet kwamen vanwege de hitte des daags. En daar zat Christus op haar te wachten. Hij ziet haar water putten, en vraagt van haar te drinken, waarop zij verwonderd reageert, en Hem vraagt hoe en waarom toch een Jood water wenst te drinken van een Samaritaanse. Hoort u het geliefde lezer, Hij zoekt gemeenschap met hoeren en tollenaren, niet om gemeenschap te hebben met hun vuile zonden, maar om hen eerst te ontledigen van al hetgeen zij hebben, en hen daarna te vervullen met Zijn goederen. En wat zijn nu die goederen? “Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven.” Want wat zegt Christus dan tegen dat Samaritaanse zondige vrouwtje, “ge mocht wel begeren te drinken van het Water wat Ik u kan geven, opdat ge nimmermeer zou dorsten”, waarop dat vrouwtje precies hetzelfde reageert als dat Zijn discipelen deden, toen Christus tot hen sprak van het Brood Gods uit de hemel, hetgeen Hij ook Zelf was, zeggende: “Heere, geef ons altijd dit Brood!!” (Joh. 6:34)
En zo nu ook dit lieve vrouwtje in haar dwaasheid en onkunde, zeggende : “Geef mij van dat Water, opdat ik hier niet meer behoef te komen” Dat lieve mensje wist maar niet wat ze zei. Ze sprak deze dwaze woorden tot Hem, opdat zij dan nimmermeer op straat behoefde te komen, en ze het liefst tot haar dood zich in haar zonden, met haar vele mannen, uit zou kunnen leven, om toch maar nooit meer behoeven te stoppen met zondigen. En dan, geliefde lezer? Dan had het voor haar voor eeuwig een verloren zaak geweest, lezer. Voor eeuwig van God verlaten, in de buitenste duisternis, waar wening zal zijn en knersing der tanden, en dat voor eeuwig om eigen schuld,(Matth. 13:42). Geliefde lezer, dit vrouwtje gaf eerlijk aan wat in haar leefde, en hoe is dat met u? Gaat u ook nog liever door met zondigen, gaat u ook nog liever door met geld en goederen te vergaderen waar straks de mollen en de vleermuizen door heen zullen kruipen (Jes. 2:20). Gaat u ook liever nog door met het indrinken van de zonden zoals dit vrouwtje, en gaat u ook liever nog door met eer en aanzien te vergaren, om vervolgens verder maar nooit meer naar God te vragen? “Wijkt maar van mij, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust!!” (Job 21:14) Dit is de wortel van ons aller bestaan van nature, ook bij dit Samaritaanse lieve onkundige dwaze vrouwtje. Zelf zocht zij het kwade te doen en te blijven zoeken, zelf zocht zij om daarmede straks de eeuwige dood eenmaal te moeten sterven in die eeuwige rampzaligheid. Maar nu het wonder: “God in Christus zoekt Zijn zondaar!!” Hij had haar voor dat eeuwige verderf niet over. Zij kon Hem best missen, maar Hij kon haar niet missen. Hoort ge het, geliefde lezer. Hier leest ge nu de reden waarom er straks eenmaal nog een volk eeuwig thuis zal komen. God in Christus zoekt Zijn zondaar, en zal Hem vinden, al moet Hij die zondaar uit de hel vandaan slepen!! Denk aan de bekering van Manasse, de zoon van koning Hizkia. (2 Kron. 32) Kijk, en dan gaat Christus haar ontledigen en ontdekken aan haar kwaad en vuile zonden waarin zij leefde, met de verdoemende werking der Wet ten dode. “Ga heen, en roep uw man, en kom hier!!” Hier sloeg God, met eerbied gesproken een haak in haar neus, en velde haar met deze ontzaggelijke diep ontdekkende waarheid neer.
Waarop dat vrouwtje eerlijk gemaakt wordt voor God in Christus, Hem zeggende: “Ik heb geen man…” Een teken en kenmerk dat dit vrouwtje bearbeidt werd middels de ontdekkende werking van Gods’ Heilige Geest. Maar hiermee had zij nog niet gedronken van dat levende Water. Neen!!, daarvoor moest eerst nog plaats worden gemaakt in haar zondige goddeloze bestaan voor God. Leest ge het nu zelf, geliefde lezer, dat wanneer God een zondaar opzoekt, Hij die zondaar eerst neervelt en ontdekt aan zijn boze vervloekte zonden, middels de ontdekkende werking van Zijn heilige onschendbare WET! Hoe is dat met u, geliefde lezer. Heeft u al eens een kneep in uw consciëntie gehad, waarover u moest wenen. Een zodanige slag dat uw geweten, welke toch immer een sprake Gods’ is, u geheel veroordeelde, en welke u deed wenen voor Zijn aangezicht?? En wat heeft dit verder met u gedaan, heeft dit u eerlijk voor God gemaakt, of bent u er heimelijk boos onder geworden, om vervolgens weer verder te gaan in uw boze verdorven werken en zonden?? Dit vrouwtje werd eerlijk gemaakt voor God, geliefde lezer, en belijdt Hem eerlijk: “Ik heb geen man…” — waarop Christus haar zegt: “gij hebt recht gesproken, want gij hebt vier mannen gehad, en die ge nu hebt die is uw man niet.” Hoort ge het geliefde lezer, God weet, hoort, ziet en aanschouwd alle dingen van u en mij, op deze zondige aarde!! Dit vrouwtje leefde in hoererij. Hoe is dat in uw en mijn leven, lezer en lezeres? Hoeveel mannen hebt gij al in uw leven gehad, lezeres? En gij lezer, hoeveel vrouwen waren er in uw zondige bestaan voor God, die uw gedachten tot in de sterren hebben gebracht. Christus predikt het ons zo eerlijk en zuiver in Zijn Woord: “Die een vrouw (of man) aanschouwt in de begeerlijkheid der ogen, die heeft alrede overspel gedaan.” En hoe is dat nu in uw en mijn leven, geliefde lezers? Kunt u nog boven dit vrouwtje staan? Of bent u er ook al aan ontdekt dat die duizend bijwijven van Salomo ook in uw verdorven hart en bestaan leven en gedurig aanwezig zijn!! Dan is er namelijk nog enige hoop voor u. Waarom? Omdat er voor dit goddeloze zondige Samaritaanse vrouwtje ook nog hoop was, lezer!! Al gooide heel Samaria haar weg, Christus wilde haar hebben, geliefde lezer. Maar in welke weg ging dat nu? Welnu, alvorens Christus haar dat levende Water kon gaan schenken, gaat Hij verder spreken van dat levende Water opdat zij begerig gemaakt zou worden naar dat levende Water. En dan gaat dat vrouwtje opmerken dat Hij profetische woorden spreekt, mede ook vanwege wat Hij haar had aangezegd, over in welke zonde ze leefde. En Christus gaat maar verder tot haar spreken van dat levende Water, hetgeen Hij Zelf is. En weet u wat er dan vanbinnen bij dat lieve vrouwtje gaat gebeuren, geliefde lezer? Dan gaat de Heilige Geest haar, middels het instrument van Zijn Heilige WET, inwendig vervloeken en verdoemen, opdat ze tenslotte zou gaan sterven aan Gods heilige Wet.
Dan wordt er een heilig gericht in haar ziel gespannen waaronder zij verloren moest gaan en sterven. ‘Maar schrijver’, merkt iemand op, ‘hoe weet u dit, dat staat nergens opgetekend in Gods Woord?’ Oh nee geliefde lezer? Is de Zoon des mensen dan niet gekomen om te zoeken en te zaligen, dat verloren was?? (Matth. 18:11) En nu kan Hij ze pas zaligen middels de beloften van Zijn heerlijk Evangelie, wanneer die zondaren zich geheel en volkomen verloren weten middels de verdoemende werking van Zijn heilige Wet ten dode!! Want het zaad dat niet sterft, zal nimmer leven, geliefde lezer. (1 Kor. 15:36) (Rom. 7:4) (Rom. 6:7) Verloren, verloren, voor eeuwig verloren, wordt er dan beleefd en afgeleefd, en hier leert een ieder wat van kennen die door Hem gezaligd is geworden en nog eenmaal zal worden, op kosten van Zijn gestorte, reinigende bloed op Golgotha. Hetgeen toch de grond is van Zijn zoen- en kruisverdiensten. Wist u, geliefde lezer, dat de Heilige Geest ieder deel uit Gods Woord kan gebruiken tot een vloekende en verdoemende Wet ten dode of tot een heilzaam Evangelie ten leven? En nu ben ik eigenlijk pas bij mijn tekstje gekomen.
Want, wanneer er nu geschreven staat: “Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.” – Dan kan Gods Geest dit afdrukken in uw arme ziel als een spiegel der Wet ten dode. Dan klinkt het met groot gedonder en enorm geweld in uw arme ziel, “Wie nu nog nimmer, van Zijn Vlees en Lichaam door het geloof heeft gegeten, en nog nimmer door het geloof van Zijn dierbaar bloed heeft mogen drinken, die heeft het Leven niet, maar mist nog alles, en heeft de eeuwige verdoemenis, en zal in die eeuwige verdoemenis straks eeuwig hongeren en dorsten, vanwege dat hij hier op aarde nimmer wilde eten en drinken van Zijn Lichaam en Bloed!!!”
Kijk, geliefde lezer, en daar heeft dat Samaritaanse vrouwtje wat van doorleefd, toen Christus tot haar sprak en predikte van het Levende Water wat in Hem te vinden was. De trap en mate van het doorleven van deze vervloekte verlorenheid, is enkel en alleen bij Goddrie-enig bekend. Toen galmde het gedurig door haar arme verloren ziel, dat zij geen deel had aan dat levende Water waar Hij van sprak. “Dus ben en ga ik straks verloren. Verloren, verloren en dat voor eeuwig”, waren de woorden die gedurig met kracht door haar arme ziel heen brulden. En dan roept ze het uit tot Hem, dat Hij dezelfde Woorden spreekt die de komende Messias hen eens zou gaan verkondigen. Dit vrouwtje kreeg een zielsbetrekking op de Woorden van heil en vrede die Hij tot haar sprak in haar vervloekte en verdoemelijke bestaan voor God. Waarom kreeg zij die betrekking tot Zijn woorden? Het was door de trekkende liefde des Vaders dat ze tot Christus werd getrokken. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke. (Joh. 6:44) Het is de Heilige Geest Die van Hem onderwijst, haar zeggende: ‘al hetgeen ik mis en niet heb, is in Hem te vinden!!’ Want er staat geschreven, geliefde lezer, dat het einde der WET, Christus is, een iegelijk die in Hem gelooft. (Rom. 10:4) En dan, wat gebeurt er dan? Kijk, dan is zij gestorven aan alles wat zij heeft, en heeft zij niets meer tot betaling aangaande haar vele zonden, en is er plaats gekomen voor dat Levende Water, namelijk : Jezus en Dien gekruisigd!! En dan gaat Hij het haar openbaren , die woorden van heil en vrede, gesproken van Hem tot haar arme verloren ziel : “Ik ben het Die met u spreekt!” Lief zondig meisje, Ik ben tot u gekomen om te worden tot een zondige hoer, krachtens toerekening, opdat gij in Mij een reine maagd voor God mocht wezen, en Ik nooit meer zonder u zal zijn. “IK voor u, daar gij anders die eeuwige dood had moeten sterven!!”
Kijk lezer, en dan worden haar beentjes los gemaakt en laat zij haar kruikje staan, en gaat ze van Hem getuigen, zeggende: “Ziet hier een Mens Die mij gezegd heeft wat ik gedaan heb, is Deze niet de Christus?? Het was of dat vrouwtje de inwoners van haar dorpje, die haar eerst grotelijks veracht hadden, wilde zeggen: “Mensen, zien jullie het dan niet!! Dit is Hem. Dit is de Mens, de Zoon des mensen Die gekomen is op aarde, om te zoeken en zaligen dat verloren was. Als u van uw boze zonden verlost wilt worden, daar staat Hij. Hij neemt ze op Zijn schouders, en Hij draagt ze voor eeuwig weg, en werpt ze weg in een zee van eeuwige vergetelheid, om die vuile, verdorven zonden waarmee ik tegen Hem heb gezondigd, nimmermeer te gedenken.” En wat denkt u, geliefde lezer, welk een uitwerking heeft deze prediking in dat dorpje gehad? Het heeft dat dorpje een geestelijke opwekking gebracht, middels een veracht zondig vrouwtje, die in het beginsel door niemand gehoord wilde worden. Maar toen God in Christus haar mond openbrak, kon zij er niet meer van zwijgen. Anders hadden de stenen gaan spreken, van dat eeuwige Wonder wat aan haar was geschied. Velen kwamen tot bekering en geloofden haar woorden die zij van Hem en uit Hem mocht getuigen, haar Redder en Verlosser, en het is voor velen van hen tot een eeuwige zegen geworden. Want hierover staat opgetekend in 1 Johannes 5:1: “Een iegelijk, die gelooft, dat Jezus is de Christus, die is uit God geboren; en een iegelijk, die liefheeft Degene, Die geboren heeft, die heeft ook lief degene, die uit Hem geboren is.”
En nu de vraag aan u en mij, geliefde lezer, hebt u en ik al mogen drinken van dat Levende Water? Heeft u al mogen eten van Zijn Vlees en mogen drinken van Zijn dierbaar gestorte hartebloed, opdat ge tot in der eeuwigheid nimmermeer zou hongeren en dorsten?? Of staat ge nog voor eigen rekening, en wenst ge van deze zaken niet te weten?? Welke uitwerking hebben deze gepredikte woorden van dat Samaritaanse vrouwtje nu op uw bestaan en leven voor God, geliefde lezer? Ontzaggelijk zal het wezen, als we op deze zaken geen acht geslagen zullen hebben, lezer. Ook ik heb in mijn eertijds, net als dat Samaritaanse lieve vrouwtje, geleefd in grote zonden. Ook ik heb in mijn eertijds geleefd als een hoer, en ging maar door, totdat God me een halt kwam toe te roepen, en ik ging inzien en gevoelen, gezondigd te hebben tegen een heilig God in de Hemel, Die alles ziet, weet en hoort. Toen was het bij mij vanbinnen ook: “Verloren, verloren, voor eeuwig rechtvaardig verloren!!” Het was of God naast me kwam te staan, en me kwam te eisen hetgeen ik in Adam had verloren, namelijk Zijn goddelijk en heilig Beeld waarmee Hij me rein en vlekkeloos had geschapen: “BETAAL MIJ WAT GIJ SCHULDIG ZIJT!!!”
En geliefde lezer, ik had niets meer om te betalen, want mijn vele zonden reikten van de aarde tot aan de hoge Hemel, waar God woonde en troonde. En nu kwam God met mij af te rekenen in de tijd, en moest en kon mij voor eeuwig wegstormen van voor Zijn Heilig aangezicht, en had het voor eeuwig verdiend. Verloren was het voor mij geheel en al. Ik hoefde niet meer naar de hel, want ik had die helse verdoemenis in mij. Tot daar het moment kwam dat ik ten laatste nog een laatste noodschreeuw om redding mocht doen: “Gij Zone Davids, ontferm U mijner, en Heere wees mij zondaar genadig?” En daar klonk het toen van verre, een zeer liefelijke uitnodiging, “als er nu nog hoeren en tollenaren zijn, zwart van zonden, en niets meer hebben tot betaling, Koning Jezus wil met u eten en gemeenschap met u hebben.” En toen schreeuwde ik het vanbinnen uit: “Hier, hier zit een zwarte zondige hoer en tollenaar, dominee!! Maar het was of Koning Jezus me daar Zelf stond te roepen, want ik zou het gezicht van die dominee niet meer kunnen herinneren. En gedurig leefde het vanbinnen, onder die vloekingen en doemingen van Zijn heilige WET: “Heere, Ge kunt het me zo slecht en zwart niet afschilderen, of ik ben het, geheel en al. Maar wil nog genadiglijk Uw vleugelen over me uitbreiden” En toen werden mijn beentjes los gemaakt, om de vlucht te nemen tot het Vlees en Bloed van Koning Jezus. “Kom ik om, dan kom ik om, maar ik zal Mijn Rechter om genade smeken.” En toen sprak Hij het tot me: “Neemt, eet, dit is Mijn Lichaam!!” Een zeer liefelijk Koninklijk bevel, waaraan ik niet meer kon gehoorzamen, daar ik het niet meer waardig was om te eten van Zijn verbroken Lichaam. Het enige, wat ik daar toen op dat plekje, nog waardig was, dat was de eeuwige rampzaligheid buiten God in Christus. Want, ik verging daar van zonden, die schreeuwden om wraak en eeuwige verdoeming. Ik zat gedurig maar te wenen, en kon niet meer stoppen met wenen, geliefden. En toch moeten eten van Zijn verbroken Lichaam, geliefde lezer!! En tijdens het eten van Zijn verbroken Lichaam klonken die woorden van heil en vrede uit de mond van die Lieve dierbare Koning Jezus: “Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven!!” En daar nam Hij al mijn zonden volkomen op Zich, en werd Hij in mijn arme verdorven verloren ziel geboren, tot het eeuwige Leven in Hem, geliefde lezer. En viel ik in Zijn liefdesarmen, en kuste Hij mij dronken van eeuwige Liefde. “Hij kusse mij, met de kussingen Zijns’ monds”, zingt de bruid in het Hooglied van Salomo. Wat heb ik geweend, geliefde lezer, en wat heb ik toen schuldig gestaan aan Zijn onschuldig vergoten bloed, geliefden, onder deze uitgestorte liefde. Dat is een liefde die de wereld niet kent. Zulk een Liefde die ons vleselijk lichaam maar haast kan dragen. En toen bleef er gedurig die liefelijke Reuke, die van Hem uitging, achter en over in mijn arme ziel. Dat is zulk een Liefde waarin een ziel dan verslonden mag liggen, die is niet op te maken. Vele malen groter en krachtiger dan de liefde der vrouwen. “Mijn Liefste is gelijk een bundeltje mirre, dat vernacht tussen mijn borsten”, zingt Salomo in zijn Hooglied. Amen!! En nu mag deze zwarte zondige gewassen en gereinigde hoer en tollenaar, u die Liefde van Koning Jezus gaan verkondigen, geliefde lezer!! Wij bidden u dan van Christus’ wege: “Laat u met God verzoenen, want waarom zoudt gij eeuwig sterven en verloren gaan?!! Het bloed van Jezus reinigt van alle zonden, geliefde lezer.
Hij die dan slecht is, die kere zich herwaarts en kome tot Mij, en Ik zal u rust geven tot in alle eeuwigheid”, zijn de liefelijke woorden van Koning Jezus, tot een uitgewerkte verloren doem- en helwaardige ziel, welke niets meer tot betaling heeft aangaande zijn ontzaggelijke schuld en zonden voor God. Geachte en geliefde lezer, eenmaal zullen u en ik moeten sterven en voor God, onze Schepper en Rechter moeten verschijnen, en aan welke zijde zal u dan staan? Zult u dan staan aan de linkerzijde? Bedenk dan dat God u dan voor eeuwig zult vervloeken en verdoemen, dan zal het voor eeuwig in uw oren klinken: “Betaal Mij wat gij schuldig zijt!” En dan zult gij in die eeuwige rampzaligheid een betaling trachten te zoeken onder Gods eeuwige vloek en toorn, maar deze nimmermeer kunnen vinden. En dat zal ontzaggelijk ondraaglijk wezen, geliefde lezer. Dat zal de hel in de hel zijn!! Kiest dan heden wie gij dienen zult, is de Baäl, de wereld en alle begeerlijkheden die in haar zijn, welke de duivel is, dan uw god, volg hem dan na, maar weet dan wel dat uw einde verschrikkelijk zal zijn. Maar indien ge God in Christus als uw God en Heere tracht te zoeken en vinden, buigt dan vandaag nog uw knieën en vraag of Hij u wil redden tot Zijn eer en eeuwige heerlijkheid. Amen.
Wie heeft lust den HEER’ te vrezen,
‘t Allerhoogst en eeuwig goed?
God zal Zelf zijn Leidsman wezen,
Leren, hoe hij wand’len moet.
‘t Goed, dat nimmermeer vergaat,
Zal hij ongestoord verwerven,
En zijn Godgeheiligd zaad
Zal ‘t gezegend aard’rijk erven.
D.J. Kleen