En scheurt uw hart
En Jezus, wederom met een grote stem roepende, gaf den geest. En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden, Matth. 27 vers 50-51.
Met kanttekeningen:
29) gaf den geest
Grieks, liet van Hem den geest; dat is zijne ziel; Joh. 10 vers 18: Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen.(Joh. 2:19) Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen. (Rom. 8:11)
30) het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën
Dit was een tapijt of geborduurd kleed, hetwelk voor het heilige der heiligen hing, en dat afscheidde van het heilige of voorste deel des tempels. Wat dit beduidde wordt verklaard in Hebr. 10 vers 20: Op een versen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door Zijn vlees; (Rom. 7:4a, Rom. 8:3) Dat is, Zijn menselijke natuur, waardoor Zijn Goddelijke natuur bedekt werd, gelijk door het voorhangsel de ark des Verbonds en de genadestoel, met het gehele heilige der heiligen. Bij levenden weg; dat is, zo noemt hij Christus voor ons geofferd, omdat wij door Hem en Zijn verdiensten tot God toegang hebben. Zie Joh. 14:6.
Geliefde lezer, wanneer God de eeuwigheid in de tijd brengt in het leven van een zondaar, dan begint hij al wenend over zijn bedreven zonden te beseffen dat hij voor een eeuwigheid geschapen is. Dat hij God kwijt is en door zijn zonden de heerlijkheid Gods moet derven. Dat hij door God geschapen is om te leven en niet om te sterven, en toch eenmaal te moeten sterven en innerlijk te gevoelen niet te kunnen. Door het gebod der wet in zijn hart in te brengen (Rom. 7:9), maakt God de zonden levend, waardoor de zondaar de ketenen der zonden begint te gevoelen die hem in een machtige geestelijke gevangenis gevangen houden, Rom. 7:5, Gal. 3:23. De ontwaakte zondaar zoekt al biddend en smekend, en zijn leven al beterend van deze zondemacht verlost te worden, en wordt de oorzaak van zijn geestelijk doodstaat gewaar. Gods heilige wet die hem voor de zondeval ten eeuwige leven was, is hem ten dode bevonden, Rom. 7:10. Gods heilige wet is voor hem krachteloos geworden door zijn bedreven zonden, Rom. 8:3a. De wet die hem eerst prees vanwege zijn liefdewerken tot God, begint hem nu in alles af te keuren, en zelfs te vervloeken en te verdoemen. Hoewel de zondaar zijn bestaan vanuit een verbroken werkverbond voor God begint op te knappen, kan hij voor God en Zijn heilige wet geen goed meer doen. Een zware les om te verstaan voor hen die heimelijk denken dat God hen toch eens rechtvaardigen zal omwille van hun vele geschreide tranen en verbeteringen. Wie dit in beginsel geleerd heeft, begint een vreemde / forensische gerechtigheid en heiligheid buiten zichzelf te zoeken. Een gerechtigheid en heiligheid die voor God wel kan bestaan. En toch kan deze zondaar maar niet ophouden met goede werken en plichtplegingen voor God te betrachten, zolang hij geestelijk niet afgesneden is, en verlost is uit het diensthuis van vrome werken. Het volk Israel kon zichzelf uit de ijzeroven van Egypteland niet verlossen met hard werken. Nee integendeel, ze hadden zich dood gewerkt onder geselslagen van Farao en zijn strenge drijvers. Hoe heeft God Zijn aards verkoren Israel dan uit het diensthuis van Egypteland verlost….?? Eerstens door hen te kennen en hen in liefde aan te zien, hen naar Zijn verbond gedenkende: En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israëls zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God. En God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izak, en met Jakob. En God zag de kinderen Israëls aan, en God kende hen, Ex. 2:23-25.
Bent u ook een gekende des Heeren, lezer…? Hoe kan ik dat weten, schrijver? Dat kunt u weten doordat God u uit uw diensthuis van zonden heeft willen verlossen door een geroepen Middelaar, middels een weg van bloedstorting en gerechtigheid. Dat kunt u weten aan de vrede, aan de blijdschap die alle verstand te boven gaat, en aan de aanbidding die er toen in uw ziel overbleef tot God. Dat kunt u ook weten door de ingestorte verbrijzelende liefde Gods waardoor uw geloof in deze van God geroepen Borg en Middelaar werkende was, Gal. 5:6b, Jes. 57:15. Dat kunt u weten toen God uw hemelhoge schuld van zonden bedekte door het bloed van de Heere Jezus Christus, toen de Zijn verworven Geest het uit Hem nam en het u verkondigde tot zaligheid en eeuwige vrede. Ja maar…., verzucht een lezer, dat kan ik toch ook weten vanuit mijn gekerm over mijn bedreven zonden tot God?? M’n geliefde lezer, is dan uw ontdekking alrede uw bedekking van schuld en zonden geworden? Is dan uw rouwdag alrede uw trouwdag geworden…?? Is dan uw oordeel alrede uw vrijspraak geworden..?? Moet er dan niet eerst een vergelding komen, en geen gerechtigheid geschieden? Hoevelen hebben zich met dit soort redeneringen niet bedrogen voor de eeuwigheid? Wanneer u een bekeuring in de bus krijgt, en u daardoor constateren moet dat u een overtreding jegens de NL grondwet heeft begaan, is dit dan ook alrede de betaling of kwijting van uw schuld aan de Nederlandse Staat…?? Welk een dwaasheid toch! Weet toch, dat een zondaar pas weten kan een gekende des Heeren te zijn wanneer zijn schuld begraven is, en hij door het geloof in Jezus Christus al Zijn weldaden deelachtig geworden is, en door Hem het hemelse Kanaan der ruste beërven zal, Rom. 5:1-3, 1 Petrus 1:3-5, Kol. 2:13. De kennis aan de vergeving van schuld en zonden door het toegepaste / gestreken bloed van het Meerdere onschuldig geslachte Paaslam is daarom het begin van het geestelijk leven bij het geestelijk verkoren Israel, 1 Kor. 5:7, 2 Kor. 5:17, vergelijk dit eens met het aards verkoren bondsvolk Israel. Wist u dat hierom het Joods Nieuwjaar aanvangt met de grote verzoendag…?? De HEERE nu had tot Mozes en tot Aaron in Egypteland gesproken, zeggende: Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn…, Ex. 12:1-5. Zo ook bij de geestelijk verkoren Joden, lezer. Want, daar ben ik afgesneden van mijn eigen werken, en ga ik rusten en leven op kost en rekening van het volbrachte werk van een Ander. Ten tweede, heeft God Zijn volk niet alleen gekend, maar hen ook gedachtig geweest door een middelaar te roepen die machtig was te verlossen. Lees hier: Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israëls, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. Derhalve zeg tot de kinderen Israëls: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren. En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE! (Ex. 6:1-7)
Ja lezer, God verloste Zijn aardse bondsvolk Israel door hen te kennen en hen naar Zijn verbond met Abraham, Izak en Jacob te gedenken, door een geroepen middelaar (Mozes), door een machtige sterke uitgestrekte arm (Ex. 13:9), en door de tien grote gerichten (=plagen). God bracht tenslotte het dodelijk verderf over gans Egypteland en bij iedere deurpost waaraan geen bloed gestreken was zou de dood zijn intrede doen. Dit gebeurde bij alle eerstgeborenen der Egyptenaren, opdat de zonen der dienstmaagden niet zouden erven met de zonen der vrije, Gen. 21:10, Gen. 25:5-6, Gal. 4:30-31. Bent u een zoon van een dienstmaagd of een zoon der vrije, lezer…?? Hoe kan ik dat weten, schrijver?? Namelijk, doordat u met aangetogen schoenen in vrijheid bent uitgetogen, Ex. 12:11a. Een slaaf liep destijds op blote voeten, maar kinderen droegen schoenen. Toen de verloren zoon thuiskwam, ontdeed zijn lieve vader hem van zijn oude kleed en toog hem een nieuw best Kleed aan, en deed hem een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten, Lukas 15:22-23. Mag u alzo Gods Woord ook weleens lezen en verstaan, lezer? Mag u ook weleens Schrift met Schrift verklaren…?? Ik hoop van wel. Want, Israëls verlossing en behoudenis lag verklaard in het gestreken bloed aan de deurposten van hun huizen, en in het eten van het geroosterde vlees van het onschuldig geslachte paaslam, met ongezuurde broden en bittere saus. Dat is bij het geestelijk verkoren Israel wezenlijk niet anders. Hoevele huichelaars hebben het vlees van Christus het meerdere geslachte Paaslam niet rauw gegeten…?? Dat was immers tegen Gods wil, Ex. 12:9a. Wanneer een zondaar het vlees van Christus rauw eet (Joh. 6:53-56), dan proeft, smaakt, beseft, verstaat, gelooft hij niet hoe dat meerdere Paaslam voor hem door het vuur van Gods heilige recht is gegaan, en geslacht is geworden. Hoe zou er dan een wonder van aanbidding tot God in het hart van deze zondaar over kunnen blijven, wanneer hij niets weet en gevoeld heeft uit welk een nood en dood God hem door Zijn lieve Zoon heeft willen verlossen…?? Hoe zouden we kunnen juichen en zingen van uitzinnige blijdschap en vrede wanneer we nooit al wenend en schreeuwend om verlossing, verlost zijn geworden uit onze gevangenis van duisternis en zonden…??
Nu ben ik bij m’n tekst gekomen. Want, Christus is niet alleen een Middelaar van verwerving maar ook van toepassing. Hetgeen Hij op Golgotha verworven heeft moet dus ook geestelijk toegepast worden door Gods Heilige Geest, door het instrument van het zaligmakende geloof. Hoe deze geestelijke toepassing geschiedt, dat is hetgeen ik u met de hulp des Heeren nader wens te verklaren. De apostel Paulus merkt in het zesde hoofdstuk in zijn leerbrief aan de Romeinen op hoedanig zij door het geloof in Christus verlost zijn geworden en de vrede met God gevonden hebben. Dit noemt hij eerst in het begin van Rom. 5, wij dan gerechtvaardigd zijnde…etc, en vervolgens schildert hij in het begin van het zesde, in het zevende en in het achtste hoofdstuk dit telkens opnieuw voor hoe en in welke weg zij door God gerechtvaardigd zijn geworden. Ik vroeg eens aan een geoefend kind van God of hij, vlak nadat God zijn ziel in en door Christus had gered, op een theologische en zakelijke wijze kon verklaren hoe dit geschiedt was. Hij bekende me eerlijk dat hij dit toen nog niet kon. Hij wist alleen van een hemels wonder en hoe Christus hem tot een Behouder ten leve was geweest. Maar toen hij later zijn zinnen een weinig meer mocht oefenen (Hebr. 5:11-14), toen kon hij het wel en verstond hij hetgeen de apostel in zijn zendbrief aan de verloste gelovige Romeinen tot nader onderwijs in hun verlossing wilde verduidelijken. Mijn ervaring was dezelfde als dit geoefende kind van God. Als u eens wist welk een nader onderwijs ik uit deze leerbrief heb mogen ontvangen, toen de Heere me meerdere malen licht over ontvangen genade wilde schenken. Wanneer dan de woorden der apostel in Rom. 6 lezen, dan merkt hij op dat de Romeinen op het moment van hun verlossing in Zijn dood en begrafenis gedoopt zijn, maar ook ene plant met Hem werden in en door Zijn opstanding ten eeuwige leven. Hier wil ik iets over zeggen, lezer. Waar een zondaar zijn zonden voor God beweent daar begint hij aanvankelijk zijn klederen te scheuren, maar waar God de dood over het diensthuis brengt waarin hij woonachtig is, en hem daartoe in Zijn Goddelijk gericht brengt dan wordt zijn hart gescheurd, doorstoken, besneden en verbrijzeld. Daar in die stonde legt hij zijn bestaan in ongehoorzaamheid af voor God. Waar God de gerechtigheid en heiligheid in zijn hart opeist waarin hij hem geschapen heeft in Adam, daar moet een zondaar verdrinken in zijn bedreven ongerechtigheden voor God. Daar gaat hij met Christus onder de vloek van Gods heilige wet de dood in, gestorven zijnde aan de eis tot betaling van Gods heilige wet. Christus in gehoorzaamheid, en de verkoren zondaar in ongehoorzaamheid. Hoe dan….?? Namelijk door Zijn gescheurde hart en heilig Lichaam, Die de enige toegang is tot het Vaderharte Gods. Lees hier in Rom. 7 vers 4: Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden.
Ja lezer, dit is een heilgeheim wat alleen God u door Goddelijke openbaring kan leren. Ik zal u dit eerst nader proberen te verklaren vanuit Gods onfeilbaar Woord. De Heere zegt bij monde van de profeet Joel 2 vers 13: “En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.”
Daarnaast zegt den Heere bij monde van de profeet Jesaja 57 vers 15: Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.
Daarnaast merkt de Heere bij monde van de apostel Paulus in Kol. 2 vers 11-12 het volgende op: “In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende.”
Dat wil dus zeggen dat de geestelijke besnijdenis van ons hart, ofwel het scheuren van ons hart middels een hartverscheurend berouw, altijd verbonden is aan de verbonden is aan de vergeving der zonden door het eten van Zijn vlees en drinken van Zijn bloed, door het zaligmakende geloof. Want, geen uitlander, geen huurling en geen onbesnedene mocht eten van het geroosterde vlees des paaslams, Ex. 12:43-48.
Ik hoop zo van harte dat u die prachtige beelden en de verbanden vanuit het Oude Testament naar het Nieuwe Testament eens mocht gaan zien. Het wees en wijst alles heen naar de gekomen Messias, maar ook hoedanig Zijn verworven arbeid toegepast zou worden aan de harten van verkoren zondaren, door God den Heilige Geest. Toen Christus als zijnde het Voorwerp des geloofs Zijn leven en Zijn bestaan in gehoorzaamheid aflegde onder de toorn Gods en vloek der wet, scheurde het voorhangsel van boven naar beneden. Gelijk de engelen op en neder klommen bij de ladder die Jacob te Bethel mocht zien, Gen. 28:12. Is het geen wonder dat de beledigde Partij als eerst verzoening zoekt, lezer. Als mensen onder elkaar zouden wij er meestentijds te hoogmoedig voor zijn. Maar God niet! Waar Hij Zichzelf met een verkoren zondaar gaat verzoenen, daar komt de zegen van boven naar beneden. Daar daalt de hemel af in de hel. Door deze wonderlijke weg blijven Gods heerlijke deugden ongekrenkt en ongeschonden, en heeft God Zijn verkoren Kerk terug, en is Zijn Kerk in Hem weer volmaakt voor God, 1 Kor. 1:30. Wanneer dan een verkoren zondaar zijn bestaan aflegt voor God, als zijnde het onderwerp des geloofs, dan vloeit en het onderwerp over in het Voorwerp door geestelijke inenting. Door die inenting gaan het Voorwerp en het onderwerp des geloofs een zeer wonderlijke ruil doen. Dan ontvangt de zondaar het leven door Zijn kruisdood, en daar mijnt Christus de oorzaak (=zonden) van zijn geestelijke doodstaat die veroordeelt worden in Zijn aangenomen vlees, opdat het recht der wet vervuld werd (Rom. 8:2-4). Daar ontvangt de zondaar de gerechtigheid en heiligheid en Christus ontvangt Zijn bedreven ongerechtigheid voor God. Daar gaat het Voorwerp des geloofs in de plaats staan waar het onderwerp des geloofs voor God niet meer kan bestaan. Wanneer dit in het uur der minne geschiedt en waar deze verworven zaak door de Heilige Geest wordt toegepast aan het hart van een verloren zondaar, dan scheurt de zondaar zijn hart middels een hartverscheurend berouw, lezer. Hij ontvangt eerst een berouw onder de vloek der wet waaronder hij zijn bedreven zonden voor God met hete tranen beweent, maar wanneer dan Christus in de nood en dood van zijn bestaan is tussengetreden dan ontvangt hij een evangelisch berouw over zijn vergeven zonden. Dit is het berouw wat het hart doet verscheuren, besneden doet worden, en doorstoken doet worden. Daar daalt de hemel af in het hart van een helwaardige zondaar. Hier verliest een zondaar zichzelf en raakt hij zichzelf kwijt in Goddrie-enig. Hier ligt een verloste zondaar opgelost in God te wenen in de liefdesarmen van zijn lieve Zaligmaker. Hier mag hij geestelijk eten en drinken van zijn vlees en bloed, en wordt hij verzadigd, en houdt hij zelfs over. Want in deze Goddelijke liefde is geen einde te vinden, lezer. Hij voert mij in het wijnhuis, en de liefde is Zijn banier over mij. Ondersteunt gijlieden mij met de flessen, versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde, Hoogl. 2:4-5. Hier ligt een verslagen zondaar aan de doorboorde voeten van Christus te wenen, en staat hij schuldig aan zijn kruisdood. Dit berouw is vele malen smartelijker en bitterder dan het eerstgenoemde berouw. Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene, Zach. 12:10.
Mag u hier iets van kennen, lezer? Hoe diep moet dit doorleefd worden, schrijver? Zo diep dat u uw bestaan en leven onder de strenge heerschappij van uw eerste man verloor (Rom. 7:1-3), en u onder de heerschappij der genade van uw Tweede Man zeer liefelijk werd gebracht door de toegepaste beloftenissen des Evangeliums, Joh. 16:13-15, Gal. 3:24-27. Misschien zegt u wel enig berouw over uw bedreven zonden te kennen, maar nog geen vrede met God hebt mogen vinden. Dan moet ik u zeggen, dat het wellicht nog geen onhoudbare nood in uw bestaan voor God geworden is, en ge daarom nog onder de heerschappij der wet zijt. Dan is het nog alles buiten Christus, omdat ge nog niet in Zijn dood gedoopt zijt geworden, m’n geliefde lezer. Wanneer uw hart gescheurd wordt is dat geen misschientje, hoor! Dat geschiedt immers in geen hoek, want daar is een zondaar geestelijk namelijk zelf bij. Daar heeft hij door het licht van Gods heilige wet iets gevoeld van de heilige Majesteit Gods. Dat God geen gemeenschap met hem kon hebben vanwege zijn vele afmaking en overtredingen. Daar bescheen God zijn hart middels het licht van Zijn heilige wet, en zocht Hij Zijn heilig en rechtvaardig Beeld waarin hij die zondaar in Adam geschapen heeft. Door dat licht vond God niets anders een onheilig monster. Maar, hoe kan het dan dat een zondaar in deze nood en dood van zijn bestaan voor God toch zijn oordeel en vonnis gaat mijnen. Dat kan alleen door de trekkende liefde des Vaders die de zondaar geheel overbuigt om voor God verloren te gaan. Want, er staat geschreven dat: “Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen……en dat..… Niemand tot Mij komen kan , tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (Joh. 6:37-44)
Dit is dus geen bange stonde, lezer. Nee hoor, maar eerder een zeer droevige en zeer liefelijke stonde. In deze trekkende liefde des Vaders wil de zondaar alleen nog maar wat God wil, en leeft hij het in: “Heere, zoek uw recht….bent Ge met mijn doem gediend…zoek Uw eer…” Hier is een zondaar geheel uitgestreden, en zoals Christus met een grote stem roepende Zijn bestaan en leven aflegde door Zijn vervloekte kruisdood voor God, alzo legt een door God de Vader getrokken zondaar (ene plant met Hem geworden in Zijn kruisdood) zijn bestaan af roepende en kermende tot God: Och Heere, wees mij de zondaar genadig. En als in een oogwenk ofwel als in een punt des tijds gaat die zondaar verloren, en waar hij denkt voor eeuwig verloren te gaan aldaar valt hij in de doorboorde liefdesarmen van Zijn lieve Zaligmaker. En in Zijn liefdesarmen door Zijn gescheurde Lichaam heeft die zondaar de weg teruggevonden tot het Vaderharte Gods. Want deze liefde Christi is de vervulling van Gods heilige wet. Deze liefde heeft God lief boven alles en z’n naasten als zichzelf. Nu is de zondaar weer volmaakt voor God door de toegepaste en toegerekende gerechtigheid en heiligheid van Christus. Nu vloekt Gods wet hem niet meer, maar prijst hem weer zoals hij die mens prees voordat hij in Adam in zonden gevallen was. Nu is de wet hem weer ten leven, omdat het recht der wet in door Christus vervuld is geworden, Rom. 8:2-4. En nu heeft de zondaar weer een recht op het eeuwige leven door Zijn volbracht werk. Zo liefelijk en zo volmaakt alsof die zondaar het zelf voor God volbracht had. Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen van het eeuwige welbehagen, Luk. 2:14. Het zal toch wat wezen wanneer ge nooit in deze Borg en Zaligmaker geloofd heb, m’n geliefde lezer. Dan hebt ge door uw ongeloof God tot een Leugenaar gemaakt, 1 Joh. 5:10, en zult ge straks voor eeuwig uw hart moeten scheuren onder Zijn eeuwige toorn en gramschap vanwege uw vele bedreven zonden. Bekeert u dan en brengt vruchten voort der bekering waardig, en wordt behouden door het reinigende bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, dat reinigt van alle zonden. Uw zee van ongerechtigheden kunnen zoveel niet zijn of Zijn oceaan van aangebrachte gerechtigheid is altijd meer en groter. U kunt zo zwart en vuil van zonden niet zijn, of Hij weet u wel schoon te wassen. Bidt dan het eenvoudige gebed van de grote hervormer Maarten Luther: ‘Lieve Heere Jezus, neem Gij mijn ongerechtigheid en schenk mij Uw gerechtigheid.’ De Heere zegene dit eenvoudige onderwijs aan allen die dit lezen tot de eeuwige zaligheid, is mijn wens en bede, uit vrije genade om niet, om Jezus wille. Amen.
Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven,
Die van de straf voor eeuwig is ontheven,
Wiens wanbedrijf , waardoor hij was bevlekt,
Voor ’t heilig oog des HEEREN is bedekt.
Welzalig is de mens, wien ’t mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren,
En die in ’t vroom en ongeveinsd gemoed;
Geen snood bedrog maar blank’ oprechtheid voedt.
DJK