Dienstbaarheid onder beginselen der wereld
De dienstbaarheid van de verkorenen Gods, onder de eerste beginselen der wereld
Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld. Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus, Gal. 4:1-7.
Voorwoord der kanttekenaren, bij Galaten 4 :
“1 De apostel verklaart verder hetgeen hij tevoren gezegd had van het tuchtmeesterschap der wet, met een gelijkenis genomen van een onmondig kind, dat nog onder de voogden staat. 4 En betuigt dat wij nu door de komst van den Zone Gods in het vlees van de voogdij en dienstbaarheid der wet verlost zijn. 6 Zodat wij nu kinderen Gods zijn, die mondig zijnde geworden, onze erfenis zelven mogen bezitten. 8 Bestraft de Galaten dat zij uit de heidense afgoderij bekeerd zijnde, zich wederom begaven tot de dienstbaarheid van uiterlijke ceremoniën. 12 Vermaant hen dat zij volharden in den ijver en goede genegenheid tot hem, met welke zij eerst het Evangelie hadden ontvangen. 17 Hen waarschuwende voor den verkeerden ijver der valse leraars. 19 Verzoet daarna deze bestraffing met een lieflijke aanspraak, wensende dat hij bij hen mocht zijn. 21 Bewijst verder uit de wet zelve, dat wij derzelver dienstbaarheid niet meer zijn onderworpen, noch door de wet gerechtvaardigd kunnen worden, door toepassing van de voorbeelden der twee zonen Abrahams, namelijk Izak en Ismaël, en van hun moeder, Sara en Hagar. 24 Alsook van den berg Sinaï en de stad van Jeruzalem; waardoor de twee verbonden betekend worden. 28 Leert dat de erfenis met Izak door de belofte des Evangelies te verkrijgen is, hoewel met vervolging. 30 En dat degenen die door de wet zoeken zalig te worden, met Ismaël van de erfenis zullen verstoten worden.”
DJK :Geliefde lezer, de Heere Jezus zegt in Joh. 10 vers 16, Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder. De kanttekenaren merken bij ‘andere schapen’ op: “namelijk de uitverkorenen uit de heidenen”. En bij ‘die van deze stal niet zijn’, merken zij op: “namelijk der Joodse gemeente”. Dit waren Zijn verkoren schapen die nog onder de vloek der Wet lagen, waarvan de profeet Jesaja het volgende heeft geprofeteerd: “Zing vrolijk, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt! maak geschal met vrolijk gezang, en juich, die geen barensnood gehad hebt! want de kinderen der eenzame zijn meer, dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE.” De onvruchtbaren, en de kinderen der eenzamen, dat waren Zijn verkoren schapen die nog moesten worden toegebracht. Zij waren meer in aantal, maar ook meer in waarde, dan de getrouwden(= de Joden die met de wet getrouwd waren). Paulus verwijst in Gal. 4:27, naar dit tekstgedeelte uit Jes. 54:1. Hierin noemt hij de getrouwden: “die de man(=wet) heeft”. Maar deze eenzame kinderen moesten geestelijk nog wel gebaard worden, door de prediking des Woords der apostelen, en vele andere hulppredikers. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal, sprak de apostel Petrus tot de 3000 Pinksterlingen. Dat ging hier niet over hun vleselijke kinderen, maar over hun geestelijke kinderen die zij door hun getuigenis zouden gaan baren. Was dit dan ook niet van toepassing op hun vleselijke kinderen…?? Bij de kinderen van Cornelius wel, want, van hen staat geschreven: En Cornelius verwachtte hen, samengeroepen hebbende die van zijn maagschap en bijzonderste vrienden, Hand. 10 vers 24, en verder in vers 43 – 48 : “Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk, die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam. Als Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het Woord hoorden. En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren, zovelen als met Petrus gekomen waren, ontzetten zich, dat de gave des Heiligen Geestes ook op de heidenen uitgestort werd. Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God groot maken. Toen antwoordde Petrus: Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, welke den Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij? En hij beval, dat zij zouden gedoopt worden in den Naam des Heere.”
Hier lezen we duidelijk dat, net als bij de 3000 Pinksterlingen, de Geest des Heeren op hen viel, door de prediking des Woords. Hoe dan, zult u wellicht zeggen? Door de werking van Wet en Evangelie, ofwel door afsnijding ten dode en inlijving ten leve. De Heilige Geest doodt een zondaar, door de dodende geestelijke bediening der Wet, en Hij maakt een zondaar levend door de geestelijke bediening des Evangeliums. Door een stondelijke weg van ellende, verlossing en dankbaarheid. Door een hartverscheurend wettisch berouw, waaraan altijd een evangelisch berouw verbonden is. Deze mensen hebben vanuit een onhoudbare nood geweend over hun bedreven zonden, en tot God om vergeving en genade geschreeuwd, lezer. Deze mensen zijn net zo verslagen geweest, als die 3000 Pinksterlingen. Petrus preekt hen het Evangelie, en de Heilige Geest valt op hen, de Werkmeester des geloofs, werkt het geloof in hun harten tot hun zielsverlossing, nadat zij in hun harten verslagen waren geworden, waardoor ze verenigd werden met het Voorwerp van hun geloof, hun Zaligmaker, Christus Jezus en Dien gekruist en opgestaan. Waarna de rust, de vrede, de dankbaarheid en de aanbidding tot Hem in hun verwonderde gerechtvaardigde zielen overbleef. De apostel Paulus beschrijft deze zaken zeer helder in zijn rechtvaardigingsleer, in zijn zendbrieven aan de Galaten en de gemeente van Rome. Lees een herlees daartoe Rom. 5 t/m Rom. 8 eens aandachtig door.
Maar ook het huisgezin van de stokbewaarder kwam deze belofte toe. Was dit dan omdat die stokbewaarder zelf tot bekering was gekomen…?? Immers neen, zijn huisgezin verkreeg deze beloftenis ook door het gepredikte Woord Gods. Want, van hen staat geschreven in Hand. 16 vers 29-34 : “En als hij licht geëist had, sprong hij in, en werd zeer bevende, en viel voor Paulus en Silas neder aan de voeten; En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. En zij spraken tot hem het woord des Heeren, en tot allen, die in zijn huis waren. En hij nam hen tot zich in dezelve ure des nachts, en wies hen van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de zijnen. En hij bracht hen in zijn huis, en zette hun de tafel voor, en verheugde zich, dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was.
Wat we hierbij terecht en Bijbels dienen op te merken is dat, ook de apostel Paulus pas gedoopt werd nadat hij in Christus Jezus geloofd had, Hand. 22:16, en dat het huisgezin van Cornelius en zijn vrienden ook pas gedoopt werden nadat zij in Hem geloofd hadden, en dat de 3000 Pinksterlingen ook pas gedoopt werden nadat zij in Hem geloofd hadden, hetzelfde geldt dus voor het huisgezin van de stokbewaarder. Dit laatste staat nergens geschreven zult u mij opmerken, dan zeg ik u: was dit dan niet de wijze van doen der apostelen? Waar staat geschreven dat de apostelen zelf persoonlijk waren gedoopt? Immers ook nergens, maar waren zij gedoopt? Hoe konden zij anderen dopen, indien zij zelf nooit gedoopt waren. Hoe konden zij anderen oproepen tot geloof en bekering, indien zij zelf nooit in Hem geloofd hadden tot zaligheid. Het geloven in Christus Jezus, is immers de noodzakelijke zielsverlossing. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden, Jes. 53:5. Profeteerde de profeet Jesaja ons hier niet Christus Jezus, het Meerdere geslachte Paaslam…?? Lees 1 Kor. 5:7. Hetzelfde beeld vinden we terug wanneer God Zijn bondsvolk uitleidt uit het diensthuis van Egypteland. Het dodelijke verderf van de bloedwrekende engel zou over alle eerstgeborenen komen, ook over Zijn bondsvolk Israel, wanneer er geen bloed aan de deurposten was gestreken van het geslachte paaslam. Lees hier kant. 57 bij Gen. 12 vers 29 : “Dit heeft God gedaan tot een straf over het ongelijk, hetwelk Farao en zijn onderdanen aan Israël, Gods eerstgeborene, gedaan hadden, met een doorverwijzing naar Exod. 4:22-23 met kant. 27.”
Israël
Dat is, het volk of de nakomelingen van Israël: deze worden genoemd Gods eerstgeboren zoon, omdat zij uit genade uit alle heidenen eerst verkoren waren, om Gods volk en kinderen te wezen, en God zo aangenaam, gelijk de eerstgeborenen hunnen ouders zijn.
Ja lezer, zo heeft God het vergoten bloed van Jacobs nazaten, hij was immers gezegend met de eerstgeboortezegen, het volk Israel, de verdronken jonge Hebreeërs die het Vrouwenzaad in hun schoot droegen, rechtvaardig gewroken. Maar zo zal God ook eens het vergoten Bloed van Zijn eerstgeboren Zoon bij ons allen wreken, met een dodelijk verderf, wanneer er geen bloed is gestreken aan de deurposten van ons hart. Want, Zijn bloed heeft moeten stromen, opdat God Zijn kroon op de schepping terug zou hebben. Daarom kon God alleen nog gemeenschap hebben met zijn gevallen mens, in en door de weg van Zijn heilige recht, waarin Hij het Bloed van Christus rechtvaardig zal opeisen in het hart van iedere zondaar. Verkoren of verworpen. Bij Zijn verkorenen aan deze zijde van het graf, en bij de verworpenen straks voor eeuwig. Zijn bondsvolk Israel heeft dit paaslam moeten slachten tot plaatsvervanging, moeten braden, en moeten eten tot vereniging. Dit was immers een Goddelijk bevel. En geen uitlander, geen huurling, noch onbesnedene mocht van dat paaslam eten, Exodus 12:43-45. Na de dodelijke tiende plaag, was Israel verlost van de dienstbaarheid van Farao en de ketenen van zijn drijvers, en toog heen in vrijheid, richting de rode zee, waardoor zij droogvoets zijn heen getreden. Is dit ook geen zeer schoon beeld, van een zondaar die in het diensthuis van zonden, de verlossing in Christus geschonken wordt, en zich daarna moest laten dopen, als een ontvangen teken en zegel van de afwassing der zonden, (Efeze 1:13 met kant.) die hij in en door het toegepaste bloed van Christus kreeg gestreken aan de deurposten van zijn hart? In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, (=geestelijke besnijdenis – DJK) in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende, Kol. 2:11-13. Vergelijk deze woorden eens met Rom. 6:3-8. Al deze voornoemde personen, waren eerst geestelijk besneden geworden, door de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest, aleer ze gedoopt werden door onderdompeling, middels het badwater der wedergeboorte, Deut. 30:6, Rom. 2:25-29. Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes, Titus 3:5. Ja lezer, in Gods Woord was het sacrament van de Heilige Doop nog het badwater van de wedergeboorte. Hoedanig hebben wij allen, onder invloed van Rome, dit heilige sacrament niet verkracht, onteert en ontheiligt….?? Ja maar schrijver, er is toch ook nog het Verbond. Hoevelen in onze dagen hebben hun mond niet vol met het verbond en de verbondsbeloftenissen. Ik zeg u, op grond van Gods Woord dat er slechts twee verbonden zijn. God sloot een aards verbond met Zijn bondsvolk Israel, maar ook een geestelijk Verbond met Zijn geestelijk verkoren Israel. Meer verbonden zijn er niet, lezer…!!! Uit het aardse Israel is Christus lichamelijk geboren, en uit het geestelijke Israel is Christus geestelijk geboren geworden. De zaligheid is daarom uit de aardse Joden, maar ook uit de geestelijke Joden. Is de Heilige doop dan niet gekomen in plaats van de besnijdenis? Niet in plaats van, maar het is een teken en zegel van de geestelijke besnijdenis in het geestelijk verkoren Israek, bestaande uit mannelijk en vrouwelijk geslacht, door de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest. Want, die (eerst) gelooft zal hebben, en (dan) gedoopt zal zijn, zal zekerlijk zalig worden! Gods Woord leert ons dus, dat alleen diegenen gedoopt werden, die eerst geestelijk besneden waren geworden. Dat waren (verkoren) zielen die de Heilige Geest ontvangen hadden. Denk hierbij ook eens aan Filippus en de kamerling van Candace. “Zie daar water, wat verhindert mij om gedoopt te worden…??” sprak de moorman tot zijn onderwijzer. Was deze vraag niet van dezelfde inhoud, als wat de apostel Petrus opmerkte aangaande de huisgenoten van Cornelius…?? Lees hier: Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, welke den Heiligen Geest ontvangen hebben? Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoordloofd, was het antwoord van Filippus tot de kamerling. Waarna de kamerling rekenschap af mag leggen van het zaligmakende geloof in de Heere Jezus Christus, dat door de H. Geest in zijn ziel geboren is geworden. Waarop Filippus de vrijmoedigheid mag hebben, om deze zwarte moor te willen dopen. Moeten we onze kinderen dan niet dopen? Gods Woord spreekt ervan, dat ook kinderen werden gedoopt, maar dat waren alleen gelovige kinderen! Dat wil zeggen, kinderen die een plant met Christus in Zijn en dood en opstanding zijn geworden. We moeten nooit vergeten dat, het aan het sacrament van de heilige Doop, de verworven Geest van Christus verbonden is. Toen de Heere Jezus door Johannes de doper werd gedoopt, daalde de Heilige Geest in de gedaante van een duif op Hem neder, Lukas 3:22. Was de Heere Jezus dan voor Zijn Doop niet met de Heilige Geest verenigd? Laat ik het anders proberen te zeggen, de Heere Jezus was door Zijn nederige geboorte geestelijk gedoopt met of in de Heilige Geest. Hij had de Geest zonder mate, Zijn volk met mate. Maar door Zijn doop verbond Zijn Vader de Heilige Geest aan Zijn drievoudige ambtsbediening. Het betrof hier dus Zijn bevestiging tot Zijn drieërlei ambt, die Hij van Zijn Vader mocht aanvaarden, Die over Hem gezegd had: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb, hoort Hem…!! Christus begon dus na Zijn doop, Zijn Profetisch, Zijn priesterlijk, en Zijn koninklijk ambt op aarde te vervullen. Aan deze ambtsbediening moest de Heilige Geest Zich paren, anders zou Zijn ambtsbediening vruchteloos en krachteloos zijn geweest.
Bij de verkorenen Gods is het wezenlijk niet anders, geliefden. Lees hier in Hand. 2 vers 38 : En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. En lees hier in Ezechiël 36:24-27, “Want Ik zal u uit de heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen; en Ik zal u in uw land brengen. Dan zal Ik rein water(= geestelijk doop) op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. En Ik zal Mijn Geest(= verworven Geest van Christus) geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen, vergelijk Joh. 16:13-15, Rom. 8:9-16. Want, die gelooft zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zekerlijk zalig worden!
Wanneer God Zijn verkoren volk door een sterke Hand uit het diensthuis der zonden verlost heeft, dan komt de verworven Geest van Christus dus ook in hun harten wonen. Daartoe stroomde er bloed en water uit de zijde van de Heere Jezus toen Hij doorstoken werd, Joh. 19:34. Dit zag op het bloed der verzoening, en verworven Geest der vrijheid. Deze is het, Die gekomen is door water en bloed, [namelijk] Jezus, de Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het, Die getuigt, dat de Geest de waarheid is, 1 Joh. 5:6. De heilige Doop is daarom een bevestiging, c.q. een geestelijke verzegeling aan hun verloste zielen, omtrent de vergeving van hun zonden. Dus eerst de geestelijke Doop(= geestelijke besnijdenis), waarbij Gods volk bevestigd worden in hun kindschap en daarmee het ambt aller gelovigen ontvangen, en daarna de lichamelijke Doop, die door de sacramentsbediening het geschonken geloof in Jezus Christus, versterkt en verzegeld. “En een zekere Ananias, een godvruchtig man naar de wet, goede getuigenis hebbende van al de Joden, die daar woonden, kwam tot mij, en bij mij staande, zeide tot mij: Saul, broeder, word weder ziende! En ter zelfder ure werd ik ziende op hem. En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u te voren verordineerd, om Zijn wil te kennen, en den Rechtvaardige te zien, en de stem uit Zijn mond te horen. Want gij zult Hem getuige zijn bij alle mensen, van hetgeen gij gezien en gehoord hebt. En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en uw zonden afwassen, aanroepende den Naam des Heeren, Hand. 22:12-16.” Werd hier dan bij Paulus door de Doop zijn zonden afgewassen…?? Nee, dat was in die drie dagen alrede geschiedt, toen hij drie dagen niet gegeten noch gedronken had. Maar het afwassen der zonden, waar Ananias het in dit Schriftgedeelte over heeft, ziet dus op de geestelijke verzegeling van de afwassing van zijn zonden. Het ondergaan in het water, zag immers op het worden van een plant met Christus in Zijn kruisdood, en het opkomen uit het badwater der wedergeboorte, wees geestelijk heen op het met Hem opstaan uit het graf der zonden tot een vernieuwd leven uit/door Hem, Rom. 6:3-8.
Daar hoor ik iemand in m’n gedachte roepen: ‘beste schrijver, dus u meent op dit punt meer Bijbels licht te hebben, dan de reformatoren, die de kinderdoop destijds wel verdedigt hebben?’ Hierop antwoord ik u, dat ik de apostelen hoger heb staan dan de reformatoren. Niet als persoon, maar ik doel hier op het geschonken licht des Geestes waarmee zij bedeeld waren geworden. Vanuit dit geschonken licht, hebben zij gehandeld, als hoe ik u hierboven heb getracht te omschrijven. Bedenk ook, dat ik op dit punt niet de enige ben die hier alzo over denk. Vele puriteinen dachten er destijds ook zo over. Ik ben geen voorstander van de vrij eenzijdige theologie van J.C. Philpot, hoewel ik zeker geloof dat ook hij een kind en een knecht Gods was, en ik bij tijden ook nog graag uit zijn nagelaten werken mag lezen, maar hoe hij het standpunt van de Strict Baptists omtrent de gelovigendoop op een zeer Bijbelse wijze verdedigd, is werkelijk geen speld tussen te krijgen. Zeer zuiver…!! Lees hier in onderstaande link :
http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/uploads/2009/06/jc-philpot-over-het-sacrament-van-de-h-doop.pdf
We hebben het tegenwoordig in behoudend kerkelijk NL al zover geschopt, dat het woord ‘baptist’ in veler oren helaas bijna een naar c.q. vies woord is geworden. Wist u trouwens dat het griekse woord ‘baptizô’, onderdompeling betekent…?? We dwalen een weinig af, en keren nu weer terug waar we gebleven waren. Hoeveel rechtzinnige predikers hebben destijds, maar ook heden ten dage, niet beweerd dat Gods verkoren volk, door de val in Adam, kinderen des Satans zijn geworden…?? Niets is minder waar, dan dat! Jawel, ze zijn door de zondeval de vader der leugenen toegevallen, maar daarmee nimmer uit het Vaderhart van God gevallen. Deze verkoren kinderen zijn, door hun val in Adam, onder de dienstbaarheid der wet gekomen. Onder een verbroken werkverbond waardoor en waaruit ze nooit meer zalig konden worden. Zoals u weet zijn er uit Abraham twee soorten Joden geboren geworden. De aardse Joden, het bondsvolk Israel. Maar, ook de geestelijke Joden, dat is Gods geestelijke bondsvolk Israel, vergaderd uit Jood en heiden, die eenmaal in en door Christus Jezus, zekerlijk zalig zullen worden. Abraham was dus vader der besnijdenis, dengenen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen des geloofs van onzen vader Abraham, hetwelk in de voorhuid was, Rom. 4:12. Uit het aardse bondsvolk Israel, zijn ook geestelijke Joden geboren die gewandeld hebben in de voetstappen des geloofs van hun aardse- maar ook geestelijke vader Abraham. Denk hierbij aan Koning David, of aan Simson, of aan Gideon, of aan de profeet Elia. Noem ze verder allemaal maar op. Paulus komt daar later in Romeinen 9 nogmaals op terug, lees hier : Doch ik zeg dit niet, alsof het woord Gods ware uitgevallen; want die zijn niet allen Israel, die uit Israel zijn. Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar: In Izaak zal u het zaad genoemd worden. Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend.
De kinderen der beloftenis, dat zijn de geestelijke verloste Joden aan wier harten de beloftenis in Christus Jezus, door een geestelijke weg van bloedstorting en gerechtigheid, is toegepast geworden, door de bijzondere werking van de verworven Geest van Christus, die deze beloftenis uit Hem heeft genomen, en het Zijn volk, middels een onderwederstandelijke liefdeskracht, door het geloof in hen innerlijk heeft verkondigd. Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen, Joh. 16:13-14. God maakt dus van bokken, geen schapen, evenmin zijn dus de verkoren schapen door hun val, bokken geworden. Gods Woord leert dat niet, maar hoevelen in onze dagen nog wel. Wanneer God zo’n verkoren schaap gaat verlossen uit zijn diensthuis van zonden, van doen en laten, kortom, gaat verlossen uit het verbroken werkverbond, om die zondaar over te brengen in het Verbond der genade, vangt God in het hart van die verkoren zondaar een heilige twist aan, door Zijn Heilige Geest. Net eender, als hoe God met Egypteland een twist begon aan te vangen, toen Hij voornemens was om Zijn bondsvolk hieruit op een zeer wonderlijke wijze te gaan verlossen. Deze twist was dus gericht tegen het diensthuis, en niet tegen Zijn bondsvolk Israel. Zo is het geestelijk net eender, geliefden. God brengt het gebod der wet in, hij vaardigt daar een geestelijk bevel uit aan Satan: “laat Mijn verkoren schaap vertrekken…!!” Maar Satan wil evenmin naar God horen, als destijds de vertokte Farao. Satan zal alles in werking stellen, omdat verkoren schaap te kunnen behouden. Maar, wanneer Satan het bevel krijgt, dat hij die zondaar moet laten vertrekken, krijgt die zondaar geestelijk in te leven: “bereidt uw huis want gij zult sterven.” Waarom dan ervaart die zondaar dat dan alzo…?? Omdat de weg der verlossing alleen door de dood gaat, geliefden. Dit was in Egypteland alzo bij Gods bondsvolk Israel, en dit was ook alzo bij Christus toen Hij Zijn leven in gehoorzaamheid voor Zijn verkoren volk, onder de vloek en doem van Gods heilige wet aflegde. Maar Christus is niet alleen een Middelaar van verwerving, maar ook een Middelaar van toepassing. Wanneer God, nu hier in de tijd, deze verworven zaak van Christus gaat toepassen, geschiedt dit altijd door de weg van de geestelijke kruis- en vloekdood. Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonden, zegt de apostel in Rom. 6:7. Door deze geestelijke heilige twistingen, tussen God en de duivel, uitgewerkt in het hart van die zondaar, brengt God dus Zijn gebod der wet in, waardoor de zonden waarmee die zondaar aan Satan in het diensthuis zit vastgeketend, levend worden in het hart van die zondaar, Rom. 7:9.
Nu ben ik dan eindelijk bij het begin van m’n tekst gekomen. Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld. Met de volgende kanttekeningen daarbij:
ik zeg
Dat is, hetgeen ik gezegd heb, Gal. 3:24,25, dat de wet onze tuchtmeester is, verklaar ik nu met een andere gelijkenis ook van menselijke zaken genomen. Zie dergelijke 1 Cor. 5:6; 2 Cor. 9:6.
een kind is
Dat is, nog onmondig is en minderjarig.
niets van een
Namelijk wat aangaat het tegenwoordig gebruik van het erfgoed, hetwelk hij alzo weinig mag aantasten en gebruiken als een dienstknecht, alzo hij hierin zijn eigen meester nog niet is, maar onder anderen staat.
een heer is van alles
De eigendom van al het goed des erfdeels hem toebehoort.
onder voogden
Dat is, onder de macht en het opzicht dergenen, die tot regering en verzorging zijner goederen gesteld zijn. Van deze woorden, zie Matth. 20:8; Luk. 12:42, en Luk. 16:1; 1 Cor. 4:1.
tot den tijd
De minderjarigheid heeft zijnen tijd in rechten gesteld, welke de vaders ook door hun testament kunnen verkorten of verlangen, naardat zij zullen goedvinden.
wij ook
Namelijk Joden, die nu leden van de gemeente van Christus zijn.
toen wij kinderen
Namelijk ten tijde des Ouden Testaments, voor de toekomst van Christus.
dienstbaar gemaakt
Dat is, onderworpen en schuldig te onderhouden.
onder de eerste
Grieks elementen; dat is onder de ceremoniën die in uiterlijke en aardse dingen bestaan, en gelijk als de eerste aanleiding en begin waren van de zaligmakende kennis. Zie Col. 2:8.
Zoals ik u heb aangetoond, is Egypteland het geestelijke beeld van de dienstbaarheid waarin Gods bondsvolk gevangen werd gehouden. Israel(=Jacob) toog daarheen als een vrij man, om als vreemdeling c.q. als bijwoner in Egypteland te verkeren. Nadat Jozef en zijn Farao gestorven waren, groeide het zaad dat uit Jacob geboren is geworden, het volk Israel, uit tot een groot volk. Dit vrije volk werd tenslotte door latere Farao’s in dienstbaarheid gehouden. Dit nu even verkort over de kinderen Israels verkerende in Egypteland. We keren nu weer even terug naar de tekst, waarin geschreven staat: Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
Hierin tekent de apostel ook het beeld, van de mens die door God in een volkomen vrijheid naar Zijn Beeld geschapen was geworden. Het Beeld van kennis, gerechtigheid en heiligheid. Het ging er in de schepping zozeer niet om, ten eerste wat de mens deed, maar wie de mens was. De mens was heilig naar Gods beeld, en daarom zondigde hij niet. Dit was het beeld van Christus, want Hij was immers het verheerlijkte Beeld van Zijn hemelse Vader, Hebr. 1:3. En daarom was zijn ingeschapen wet c.q. het gestelde gebod, hem ten leven, Rom. 7:10a. Want, Christus is en was de enige Weg tot het eeuwige leven, Joh. 14:6. God had de mens in Zijn liefde geschapen. De mens kende een volkomen liefde tot Zijn Schepper. Hierbij dienen we op te merken dat de liefde Gods in Christus, de vervulling van de ingeschapen wet der mens was, lezer. Vanuit deze ingeschapen liefde kon het schepsel zijn Schepper volkomen liefhebben, c.q. gemeenschap hebben met Zijn Schepper, en Hem alle eer betonen die Hem toekwam. Omdat de liefde en de vrede voor de val heerschappij voerde in het hart van de mens en op aarde, was het ook mogelijk dat een lammetje kon spelen voor het hol van de leeuw. Dit was een waarheid voor de val, maar ook na de val in Adam. De heilige zondeloze vruchten van de mens, vloeiden dus voort om wie hij was, en niet om wat de mens deed, lezer. Daar moest u eens een poosje over nadenken. Zijn heilig en rechtvaardig zijn voor God in Christus, verloor de mens door de zondeval in Adam. De mens had recht op de hele hof, maar viel door de val, het recht Gods aan, waardoor het gestelde gebod hem ten dode is bevonden, Rom. 7:10b, Gen. 2:17. “Want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.” En de mens heeft gegeten, u en ik ook, lezer…!! Wij allen hebben gegeten, en derven daardoor de heerlijkheid Gods in Christus, die wij in Zijn volmaakte Beeld deelachtig waren. De mens was zijn heilig zijn voor God en Zijn gebod verloren, en is daarmee onheilig voor God geworden. Door dit onheilig zijn, is de mens gevallen in een verbroken werkverbond waaruit en waardoor hij nimmermeer zalig kon worden. De mens is gevallen in een verbond van onheilig doen en onheilig laten. Daarmee zijn we onder de heerschappij der wet, c.q. van onze eerste man terecht gekomen, lezer. De gestrenge heerschappij van deze eerste man eist volmaaktheid, en schreeuwt de mens dagelijks toe: “Betaal Me wat gij schuldig zijt…!!” Deze wet die de mens ten leve gezet was, en die de mens, in beginsel in en door het Beeld Gods in Christus, prees zeggende: “gij getrouwe dienstknecht etc…”, ging nu over de mens heerschappij voeren met hardigheid, met slagen, geselingen, met vloek en donder, zeggende: “gij vervloekte dienstknecht….!!”. Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen, Gal. 3:10. Ja maar schrijver, hoe komt het dan, dat de meesten de vloek en donder der wet geestelijk niet ervaren? De meeste mensen leven toch maar, of er geen God bestaat, en hen Boven geen wet is gesteld? Geliefde lezer, misschien begrijpt u nu wat beter dat, wanneer Gods Heilige Geest een ziel gaat bearbeiden vanuit Zijn opzoekende liefde(= nog niet de liefde Gods in Christus..!!), Hij het gebod van Gods veroordelende wet gaat inbrengen in de ziel van die zondaar. Opdat de wet in zijn ziel geestelijk gaat leven, gaat eisen, gaat donderen, gaat veroordelen, gaat drijven, in het hart van die zondaar. Hierdoor wordt de zondaar niet levend, maar de ZONDEN in het hart van die zondaar worden levend, Rom. 7:9, waardoor die zondaar zich biddend en semkend tot God begint af te vragen, hoe en door welke Weg hij ooit van zijn zonden verlost kan worden. Dit is de weg der geestelijke ontdekkking in het hart van de zondaar. Kijk lezer, hier wordt de zondaar nu de dienstbaarheid der wet innerlijk gewaar, en dat hij geestelijk onder heerschappij der zonden gevangen zit. De geestelijkheid van deze wet veroordeelt hem nacht en dag, dat hij niet is voor God die hij zijn moet voor God. De overtuigde zondaar gaat vanuit een verbroken werkverbond, de breuk trachten te helen tussen God en Zijn ziel. Hier krijgt de ziel een liefdesbetrekking op een onbekend God, maar heeft er totaal nog geen zicht op dat God deze zondaar (nog) niet lief kan hebben, en hem buiten Christus naar Zijn Goddelijke recht alleen maar op hem kan toornen, c.q. hem naar Zijn Goddelijke heiligheid en rechtvaardigheid alleen maar kan vervloeken en verdoemen. Toch ligt er een zoetigheid in het wenen en in het schuldbelijden voor God, lezer. Deze door God opgezochte zondaar, wordt gewaar dat God nog oneindig goed is voor het slechtste en zondigste wezen dat er op aarde bestaat. Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid, en verdraagzaamheid, en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? Rom. 2:4. Maar, wanneer deze zondaar, na lang of korte tijd gezien heeft, dat er van hem geen enkel goed, maar alleen kwaad, verwacht kan worden, en hij gezien heeft dat het alleen maar zou kunnen in en door de gerechtigheid van een Ander, gaat de zondaar bidden of hij in Hem nog behouden zou kunnen worden. Maar lezer, een mens weet niet wat hij bidt, hij ziet slechts maar aan wat hij voor ogen heeft, en dat zijn z’n vuile zonden. Maar dat zijn verlossing alleen in en door de weg van de geestelijke kruisdood van Christus kan geschieden, daar heeft die zondaar geen zicht op. De zondaar bidt en werkt slechts maar aan op zijn behoudenis, en heeft er totaal geen zicht op dat slechts in het verlies van eigen bestaan en leven, zijn behoudenis kan liggen. Daarom moet God dit heilgeheim hem geestelijk OPENBAREN. Openbaren, dat is open leggen dat nog verborgen is. Ogen geestelijk openen, oren geestelijk doorboren, en het hart geestelijk besnijden. Opdat God deze zondaar in en door de weg van Zijn verdoemende recht, maar ook verzoenende recht, c.q. door de weg van wet en evangelie, zou gaan verlossen van de heerschappij der wet.
Kijk lezer, dit is nu hetgeen Paulus wil verklaren aan de gemeente van Galatie. Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld. Gods verkoren volk, waaronder de verloste gelovige Galatiers, waren als erfgenamen geboren onder de vloek en dienstbaarheid der wet, die hen vertelde wat ze doen en laten moesten. In Christus heeft dit volk, een eeuwige erfenis, lezer. Dus er is toch een rechtvaardiging van eeuwigheid….?? NEEN, want de mens moest in de tijd nog van Zijn Schepper afvallen, opdat Christus in de volheid des tijds zou komen, om Zijn volk die onder de dienstbaarheid der wet waren, te verlossen, en hen bij vernieuwing te brengen in de vrijheid der genade. En hen daarmee zou brengen onder de heerschappij der liefde, onder de heerschappij van de vervulde wet, dat is het Evvangelie in Christus Jezus, toegepast door toerekening aan het hart van een verkoren zondaar. Christus heeft deze zaak in de tijd voor Zijn volk verworven, door zijn leven in gehoorzaamheid, en met name door Zijn gewillig lijden en sterven. Maar deze verworven zaak moet ook worden toegepast worden, in en aan het hart van die verkoren zondaar. En wanneer het Gode behaagt deze verworven zaak toe te gaan passen aan het hart van die zondaar, aldaar is het zgn. uur der minne gekomen voor die zondaar. Dit uurtje der minne, wanneer God hem verlost uit de heerschappij der dienstbaarheid, en hem overbrengt onder de vleugelen van Christus, is voor deze zondaar persoonlijk de volheids des tijds, maar dan op een geestelijke wijze. Waarbij Goddrie-enig hem de zaligheid en de verworven erfenis en zegen, in en door Christus Jezus schenkt. Hier wordt de zondaar geestelijk gewaar, door de verworven Geest van Christus, die het uit Hem neemt en Zijn volk geestelijk verkondigt, dat hij in Hem een erfgenaam is en daarmee al Zijn verworven weldaden deelachtig is geworden.
Dit is eigenlijk hetgeen de apostel de Galatiers met een beeld wil verduidelijken. Maar hoe kan een mens dan weten of hij van eeuwigheid verkoren is…?? Hoe konden deze Galatiers dit dan weten…?? Een mens kan dat niet weten. We schreven het u alreeds, daartoe gebruikt God de prediking des Woords, die voor de een een reuke des doods is, en voor de ander een reuke des levens ten leve. Hoe was dit dan onder de gemeente van Galatie geschiedt..?? Nu, dan neem ik u even mee terug naar het derde hoofdstuk, waarin de apostel met name in de eerste drie verzen het volgende over hen betuigt: O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees? Ja lezer, door de prediking des Woords waren de Galatiers, geestelijk een plant met Christus in Zijn kruisdood geworden, en in en door Zijn Geest waren ze met Hem opgestaan uit de vloek. Christus was hen door de prediking des Woords voor hun zielsogen voorgeschilderd geworden, waardoor zij door de Heilige Geest overtuigd zijn geworden van zonde, gerechtigheid en oordeel, Joh. 16:8-15. Zij waren geestelijk overtuigd geworden dat zij in Hem nooit geloofd hadden, en van gerechtigheid en oordeel. Door deze geestelijke overtuigingen, die God alleen werkt wanneer Hij een ziel gaat verlossen, brengt God door Zijn gebod der Wet de eis der gerechtigheid neer in het hart van die zondaar (= de eis tot betaling), waardoor de zondaar gaat zien dat hij zichzelf het eeuwige oordeel waardig heeft gezondigd. Dit is kort saamgevat en eenvoudig verwoord, wat de zondaar beleefd, wanneer God hem overtuigd van zijn ellendestaat voor God. Waar God dus in het hart van die zondaar de gerechtigheid(=betaling) komt op te eisen, hier eist God Zijn Beeld in Christus maar ook het gestorte Bloed op, aldaar moet die zondaar omkomen in zijn ongerechtigheden voor God. Deze zielsdoorleving wordt, door de vloek en doem der dodende wet, onhoudbaar in het hart van die zondaar. Hier moet een zaak tussen God en zijn ziel worden opgelost, anders zou God verdoemende recht hem verteren. De trap en mate van deze doorleving, kan wel degelijk verschillen, maar bij al de verloste zondaren is het een onhoudbare zielenood geweest, waarin Christus hen tot een Redder is geweest. Hen geweest tot een Behouder ten leve.
Hierin is de zondaar geestelijk verloren gegaan voor God, en hierbij was het de liefde des Vaders die de zondaar tot de gemeenschap met Christus trok, en was het de wet die het laatste leven uit hem drukte. Alle betaalpenningen voor God van de verkoren zondaar, werden in deze stonde door Gods heilige wet, verbrand, teniet gedaan, vermorzeld, verbrijzeld, dood gedrukt, opdat Christus zijn betaling voor God alleen zou worden. Ja lezer, dit is beter te doorleven dat voor te schilderen. Ik kan er maar iets van stamelen. Want, wie zou de grootsheid van Gods toorn en gramschap kunnen omschrijven, die een zondaar in die stonde aldaar (geestelijk) op zijn ziel voelt branden? Maar, wie kan ook de onbeschrijfelijke verbrijzelende Evangelische liefde Gods in Christus omschrijven, die na het verloren gaan voor God, geestelijk in het hart van die verloren zondaar wordt ingestort….?? Welnu, de apostel heeft dit immers ook doorleefd, en heeft dit herkend hoedanig de onhoudbare nood bij de Galaten is geweest, en hoe het wonder overbleef toen Christus Zich tot Zaligheid aan hun verloren zielen openbaarde. Door deze daad Gods, heeft de Heilige Geest hen, door het instrument des geloofs, over geplant, overgebracht, van de staat der duisternis tot de staat des lichts. Van de staat der dienstbaarheid, tot de staat der vrijheid in Christus Jezus. Van de staat des dodelijken verderfenis tot de staat der behoudenis in en door het toegepaste Bloed van Christus Jezus. Welnu zegt Paulus, nu zijt ge door de weg van Gods heilig recht, verlost geworden van uw vervloekte doen en laten voor God(=wet), en nu zijt ge in Christus, en wilt u nu weer gaan beginnen met uw vervloekte doen en laten, omdat u zich heeft laten verleiden door enkele Joodse leraren, die u gezegd hebben, dat de zaligheid niet alleen door of uit het geloof in Christus Jezus is, maar ook nog een beetje door het onderhouden van al de Joodse wetten…??? Christus is de vervulling van de wet geworden, die u door mijn prediking dag en nacht verdoemde, en nu bent u van de heerschappij van deze vloekende en dodende wet verlost, en nu wilt u weer gaan beginnen….?? Geliefde lezer, kunt u nu deze volgende woorden van Paulus aan hen geschreven, wat beter verstaan? O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees?
“Daar gij met de Geest begonnen zijt…”, weet u wat dat betekent, lezer? Dat kunt u hier lezer. Dat is de Geest der kinderen tot aanneming. Waarvan de apostel o.a. het volgende in Rom. 8 vers 9-11 zeer schoon getuigt: “Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is leven om der gerechtigheid wil. En indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont.” Dit is de Geest die de verworven erfenis in Christus, geestelijk toepast in de harten van Zijn keurlingen, lezer. Die van wezen, kinderen Gods maakt, door wedergeboorte. Door geestelijke inlijving in Hem, waardoor de ziel het nieuwe leven ontvangt. In onze tekst staat zo het volgende: Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
Gods verkoren volk zijn dus als wezen, door de val in Adam, onder de vloek en dienstbaarheid der wet terecht gekomen, door natuurlijke geboorte. Maar door hun tweede geboorte, dat is de geestelijke wedergeboorte, worden zij dus in Christus een geestelijk erfgenaam. Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. God de Vader heeft dus van eeuwigheid een tijd voor Zijn verkorenen bepaald, c.q. te voren gesteld, wanneer zij (geestelijk) van de heerschappij der voogden verlost worden.
Toen ik deze tekst zo begon te overdenken, moest ik denken aan de kleindochter van Aristoteles Onasis. Deze man was een schatrijke Griekse scheepsreder, met schepen over de gehele wereld. Hij had maar een dochter, aan wie hij zijn gehele vermogen naliet, toen ook deze goddeloze rijke man eens moest sterven. Zijn dochter heeft niet lang geleefd, en liet een dochtertje na, die ong. 8 jaar oud was toen haar moeder kwam te sterven. Deze kleindochter van Aristoteles Onasis, werd dus als een rijk erfgename geboren, en na de dood van haar moeder als wees ook onder het gezag c.q. onder de voogdij van een Amerikaans gezin gebracht, die haar moeder voor haar had uitgekozen. Wellicht waren dit vrienden of goede kennissen van haar moeder. Dit meisje was dus schatrijk, en al de nagelaten miljarden van haar opa en/of moeder stonden alrede op haar bankrekening, maar ze kon er nog niet over beschikken. Ze was hiertoe uiteraard nog niet mondig genoeg, nog te weinig verstand enz. Daartoe bracht haar moeder haar dus onder de voogdij van een ander gezin, waarin ze opgroeide als een van de kinderen. Dit meisje moest luisteren en zich schikken naar de wil van haar voogden, c.q. haar opvoeders. Haar voogden vertelden haar dus wat ze doen en laten moest. Ze was dus onder de heerschappij van anderen gebracht, totdat de tijd, door haar moeder bepaald, rijp was, om op haar eigen benen te gaan staan. Toen de tijd daar was, dat ze haar voogden ging verlaten, kon ze eindelijk beschikken over de enorme nagelaten erfenis van haar opa.
Geliefden, dit is maar een zwak beeld van hoe de apostel de gemeente van Galatie probeerde te onderwijzen. Begrijpt u nu ook, waarom de apostel de Gods heilige wet als een tuchtmeester, c.q. een opvoeder, c.q. een onderwijzer, c.q. een voogd, tot de geloofsgemeenschap met Christus, betitelde. Lees hier wat de apostel verder schreef in Galaten 3 vers 21-25 : Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn. Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden. Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. Maar als het geloof (in Christus) gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester.
De apostel zegt hier eigenlijk: ‘onder de heerschappij der wet is geen geloof, en kan ik daarom niet geloven. Maar onder de ‘gevoelige’ heerschappij der wet, van doen en laten, gepredikt door de valse leraren, kan ik ook niet geloven…!! Want, alwaar dienstbaarheid is, aldaar is geen vrijheid en geen geloof. Daar kan het geloof geen kracht en nut doen. Waarom dan niet? Omdat de wet niet uit het geloof is, Gal. 3:12. Maar onder de vrijheid die daar is in Christus Jezus, toegepast aan uw en mijn ziel, kunnen u en ik wel geloven….!! Welnu zegt Paulus, nu proboren deze Joods leraren(=Judaisten) u gedurig van deze u geschonken vrijheid te beroven, waarin gij door Zijn verworven lieve Geest gezet bent geworden. Wanneer u dan door deze bedriegers weer gebracht bent geworden in een gevoelige dienstbaarheid, van doen en laten, kunt u niet meer geloven, omdat ge de gevoelige kracht daartoe mist. Want m’n beste Galatiers, alwaar de wet nog leeft, aldaar kan het Evangelie u geen kracht doen, u geen voordeel doen, u niet in vrijheid houden.’ Hier spreekt de apostel dus tot een verlost volk dat NOOIT meer verloren kan gaan, tot een volk die de hemel nooit meer ontnomen kan worden, maar die de hemelse vertroostingen ontnomen zijn geworden, door de valse leraren. Tot een dwaas verlost volk van God, die door verkeerde leringen en invloeden, onder een gevoelige dienstbaarheid zijn gebracht, waardoor ze zijn gaan denken, dat ze zelf ook nog iets moeten volbrengen, terwijl Christus de hele zaak voor hen volkomen heeft volbracht. “Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen, zegt de apostel tot hen in het vijfde hoofdstuk. Want, wat zegt de Schrift….?? “Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije.”
Hier geeft de apostel de gemeente van Galatie, tot hun nut, en tot heil van hun zielen, uit liefde de opdracht om deze valse leraren die hen alleen het doen en laten preken, verre van hen te doen, c.q. nooit meer naar hen te luisteren, c.q. deze leraren nooit meer in hun huizen te ontvangen…!! Want, ze beroofden hen van vrijheden die zij in en door Christus Jezus deelachtig waren geworden. Waarom moesten ze dat doen…?? Heel eenvoudig lezer, omdat voor hen persoonlijk de volheid des tijds, geestelijk alrede in Christus Jezus was aangebroken. Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus, Gal. 4:1-7.
Hier vervolgt de apostel zijn woorden aan hen, door hen te onderwijzen, dat zij NIETS meer behoefden te doen. Het was voor hen immers volbracht geworden, in en door het enige Offer van hun lieve Zaligmaker. Hij was gekomen in hun zondige vlees, geboren uit een zondige moeder, geworden onder de wet. Geworden onder drieërlei wet, geliefden. Onder de burgelijke wetten, onder de ceremoniële wetten, maar ook onder de morele/zedelijke geestelijke wet. Onder al deze wetten heeft hij, in gehoorzaamheid, Zijn leven afgelegd. Hij is voor u ten dode toe verbrijzeld geworden, m’n dwaze uitzinnige Galatiers. Lees daartoe wat de profeet Jesaja van Hem heeft verkondigd. Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Als dezelve geeist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. En dat allemaal voor u, m’n geliefde Galatiers. Hij voor u daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. En wilt ge dan nog iets toedoen aan uw zaligheid, omdat deze valse leraren u dat zeggen om te doen….?? Ge zoudt uw Zaligmaker daar slechts mee onteren. Ge zoudt afdoen van de erfenis die ook Hij voor u zeer gewillig heeft willen verwerven….!!! Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.
Hier beveelt de apostel Gods verkoren volk om te staan in de vrijheid, en te leven vanuit die voor hen nagelaten Erfenis. Hier op aarde slechts leven van de rente, en straks in de eeuwige zaligheid deze erfenis in Hem ten volle beërven. Welk een rijke prediking maag de apostel hier doen tot Gods volk. Hij mag hen uit liefde vermanen te staan in de vrijheid, opdat ze hun roeping en hun verkiezing (geestelijk) in Hem vast zouden mogen maken, dat is, opdat Christus door geestelijke opwas in de genade, meer en meer een gestaltenis in hen zou gaan krijgen. Want, dat doende zouden ze niet zo snel geestelijk meer struikelen, en niet zo snel meer door valse leraren te beïnvloeden zijn.
En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus. Geliefden, we gaan eindigen. Wie verkregen deze erfenis in en door Christus Jezus…?? Dat waren geen geboren bokken, maar dat waren schapen die geboren waren in dienstbaarheid, dat waren geboren wezen op aarde, die door de val in Adam, geen gemeenschap met hun geestelijke Vader meer konden hebben. En nu heeft hun Vader van eeuwigheid een zeer wonderlijke weg uitgedacht, waardoor Hij hen terug zou brengen tot Zijn gemeenschap. Namelijk in en door de dood van Zijn enig geboren lieve Zoon. Hij heeft Zijn Zoon niet gespaard om gemeenschap met u te kunnen hebben, gij dwaze Galatiers. Opdat u in Hem een thuiskomen zou hebben in dat hemelse Kanaan. En door deze geschonken erfenis, toegepast door de verworven Geest van Christus, hadden zij ook een thuiskomen in het Vaderharte Gods, waardoor ze innerlijk, gedreven door die Zijn lieve Geest, weleens stilletjes voor zich uit mogen roepen: “Abba, lieve Vader.” Kijk lezer, en dat gaat het uiteindelijk niet meer om de gegevene des Vaders, maar om de GEVER van de Gegevene. Die het verstaat, die verstaat het. Want, alleen daar blijft alleen het wonder van aanbidding tot een drie-enig God in de ziel over. Kan al Gods verloste volk hier dan altijd van getuigen? Ja en nee lezer, velen van Gods verloste volk hebben de zaken van de woorden, maar missen de woorden van de zaken. Maar zij allen mogen dit wonder weleens stilletjes bewonderen. Dit is het verschil tussen Zondag 7 en Zondag 23. In beide zondagen is de ziel met BEWUSTHEID in Christus Jezus gerechtvaardigd geworden. Maar in Zondag 23, mag de ziel ook meer leven van de baten des geloofs, omdat hij door opwas in de genade en het geloof, dieper in het Wezen Gods heeft mogen blikken, en daardoor dieper is onderwezen geworden in hetgeen hij in en door Christus Jezus deelachtig is geworden. Hier is de ziel niet rijker geworden, maar wel meer verwonderd geworden, en is en blijft hij een steeds armer mens in zichzelf.
Mijn geliefde lezer, mag u hier iets van kennen? Zo ja, dan heeft u alles. Zo nee, dan heeft u nog niets. In Christus is alles verzoend, maar buiten Hem is alles verdoemd. Ja maar schrijver, wist ik maar dat ik verkoren was? Wat zou dan doen, lezer? Waarom zou u dat willen weten? Zou u dan meteen naar God gaan vragen? Of zou u zich nog meer gaan uitleven in de zonden van deze wereld…?? Met deze innerlijke wetenschap, eenmaal uitverkoren, kan nooit meer verloren gaan. Werkelijk goddeloos, wanneer u er zo over zou denken, lezer…!! Het heeft Gode behaagt om door de prediking des Woords uw hard te vermurwen of te doen verharden. Het zal u ten dode zijn of ten eeuwige leven. Maar een ding blijft vast en zeker staan. God zal eenmaal bij ons allen de betaling in onze zielen opeisen. Om Zijn schepsel terug te kunnen krijgen, heeft Hij Zijn enig geboren Zoon niet kunnen sparen. Zijn bloed heeft zeer rijkelijk gevloeid, voor een volk dat van zichzelf niet betalen kan. Maar weet dit, dat God dit Bloed, en dit Beeld van Zijn lieve Zoon, waarin Hij u in Adam volmaakt heeft geschapen, eens zekerlijk in uw ziel zal opeisen. Hier voor u, in de volheid des tijds, of straks voor eeuwig. Dat laatste zal verschrikkelijk wezen, lezer. Want, dan zal de toorn van God over uw bedreven zonden, voor eeuwig over uw ziel worden ontladen. Dan zult ge de vloek der wet voor eeuwig op uw ziel voelen branden. Zo de hemel een volheid van liefde voor Gods volk zal wezen, alzo zal ook de helse verdoemenis een volheid wezen van Gods toorn en gramschap. Daar zal het gevloek, en het gezelschap der duivelen slechts maar bijzaak zijn, bij vergeleken die eeuwige eis tot betaling die aldaar voor eeuwig in uw zielsoren zullen doorklinken. Wij dan maar iets kennende, van deze schrik des Heeren, mocht u willen bewegen tot het geloof in Jezus Christus. M’n geliefde lezer, laat u met uw God en uw Rechter verzoenen, aleer het voor eeuwig te laat zal zijn. De dood bestaat echt, hoor..!! Deze week in Katwijk heeft de dood een jongeman van 42 jaar het leven ontnomen. God riep hem, en hij moest komen. Deze jongeman is van mijn leeftijd en heeft nog bij mij op school gezeten, in hetzelfde leerjaar. Ook hij is gevallen in de handen van een rechtvaardige God en rechter, Die ook zijn ziel rechtvaardig heeft geoordeeld, hetzij goed of kwaad. God wordt in beiden verheerlijkt, lezer. Boven de hel en boven de hemel, hangt hetzelfde bordje waarop te geschreven staat : GOD LIEFT EN HANDHAAFT IMMER ZIJN HEILIGE RECHT.
Zijn rechtvaardigheid, Zijn toorn, Zijn gramschap, en Zijn heiligheid, worden in de helse verdoemenis voor eeuwig verheerlijkt. Bedenk toch, dat God de hel niet in brand heeft gestoken, maar dat hebben u en ik, met onze vervloekte zonden gedaan. En in de hemel worden de Goddelijke deugden, van Zijn barmhartigheid, van Zijn goedertierenheid, van Zijn liefde, van Zijn mildadigheid, van Zijn trouw, in Christus Jezus, voor eeuwig verheerlijkt.
Och geliefden, het zal toch wat wezen wanneer God ons zal roepen, en dan niet te kunnen, omdat we nimmer van de dienstbaarheid en de vloek der wet verlost zijn geworden. Niet te kunnen omdat het bloed van Zijn lieve Zoon nimmer gestreken is geworden aan onze zielen. Ontzaggelijk, ziende op de nimmereindigende eeuwigheid. Ik las het laatst eens van Thomas Watson. Een miljoen jaren voorbij, is nog geen minuut verstreken in het licht van de eeuwigheid. Denk daar eens over na, lezer! En kijk eens naar uw geliefde vrouw en kindertjes, allemaal een ziel voor de eeuwigheid. Allemaal eenmaal sterven, allemaal eenmaal voor God verschijnen. Geliefde lezers, we moesten geen kwartier rust meer durven hebben, aleer we het mochten weten in en door het bloed van Christus Jezus verzoend te zijn geworden. Ik heb u getracht Zijn dood en Zijn opstanding heerlijk voor te stellen, lezer. Het zal wat wezen wanneer ge nooit in Hem geloofd zal hebben. Het zal wat toch wat wezen, wanneer ge daarmee Zijn gestorte Bloed onrein heeft geacht, en God daarmee voor een Leugenaar heeft gehouden. M’n geliefde lezers, God heeft geen lust in uw dood en in uw verderf, maar daarin dat ge u zoudt bekeren en leven. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God. En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos. Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden. Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn.
De Heere mocht dit gebrekkig geschreven woord nog willen zegenen tot vertroosting van Gods lieve volk, maar ook nog willen gebruiken tot de waarachtige bekering van al diegenen die dit komen te lezen, is mijn hartelijke wens en bede. Amen.
DJK