Brief van ds. Ledeboer
Brief in pdf-formaat : klik hier
Een woord aan mijne gemeente, door L.G.C. Ledeboer.
Gereformeerd leeraar te Benthuizen, thans gevangen.
Schrijver dezes wilde dit stukje niet openlijk uitgegeven hebben, maar op verzoek en schrijven des uitgevers, die het voorkwam dat hetgeen wat in de harten zijner gemeente huisvestte, schier op alle plaatsen was, geeft de schrijver het over, biddende de Heere om Zijn zegen over het Zijne en vergeving van het mijne.
Waarde gemeente!
Betreurenswaardig is de toestand der gemeente. Mijns is de grootste schuld! Wat ik er van zien mag te mijnen opzichte wil ik het eerste openbaren of aan de dag leggen. En dat is: vleselijk begonnen, vleselijk voortgezet en de Heere verhoede, dat het niet worde: vleselijk geëindigd. Vleselijk begonnen, op mensen gesteund, God uit het oog en hart verloren! Menselijk gewerkt. Menigten bijeengeroepen! Besluiten genomen. Ouderlingen aangesteld! Alles buiten het Woord, zonder voorafgaand onderzoek, beproeving, vasten en bidden; zonder des Heeren mond naar behoren te raadplegen, en dus zonder God en zonder Zijn zegen. Het is tevergeefs op bouwen ons toegelegd, als de Heere Zelf het huis niet bouwt.
Wat uit God is houdt stand, het andere verdwijnt en vergaat. Ieder ogenblik kan het laatste zijn. Wij allen moeten rekenschap afleggen voor de Heere van de talenten ons toevertrouwd en ik het eerste. De Heere zij ons genadig! Maar tot ontvangen genade behoren werken, in de Heere gedaan en door Zijn Heilige Geest in ons gewrocht en bewerkt; en het geloof moet vruchten voortbrengen, of het is alles ijdel, ledig, dood en koud. Rechtzinnig in woord en mond, en leer en gesprek is niet genoeg, en kan niet volstaan voor de Heere!
Met de mond belijdt men ter zaligheid en met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid! Uitwendige belijdenis zonder harts-, zins- en wilsverandering zal ons niet baten, maar wel de straf te zwaarder maken. Zalig die deze dingen weet, zo hij dezelve doet. Die deze leer doet, die zal getuigen of Ik van Mijzelven spreek, zegt de Heere Jezus Christus, dan of zij uit God is! Joh. 7:17. De tijd is voorts kort. De gedaante dezer wereld gaat voorbij! De eeuwigheid is aanstaande. De Rechter staat voor de deur. Bereidt uw huis want gij zult sterven. Maakt uw lampen met de olie gereed. Ik weet dat er onder ulieden zijn, die de rechte wegen des Heeren verkerende, en God heimelijk tot schuldenaar makende,met zulke en dergelijke woorden spotten. De Heere vergeve het hun en bekere hen. Maar ik moet openlijk tegen zodanigen getuigen, dat deze hun leer niet uit God, maar uit de duivel is, en anti-gereformeerd en onchristelijk, ja godverloochenend en Bijbelontkennend. Af- en bijdoende bij het zuivere Woord des Heeren, gelijk Petrus de zodanigen beschrijft, 2 Petrus 3:16, ongeleerde en onvaste mensen die de schriften verdraaien tot hun eigen verderf. Gods oordelen rusten op de gemeente, en geen wonder. Er worden besluiten genomen, die niet goed zijn, en die goed zijn worden niet tot stand gebracht. De Heere blaast bijkans in alles. Er is een stroom van dwalingen over de gemeente als uitgegoten! Och waren het stromen des levendigen waters en des Heiligen Geestes! Wij liggen als bedolven onder onze ongerechtigheden. Gods hand rust zwaar op ons en de roede is opgeheven en nog keren wij ons niet tot Hem, Die slaat, nog vragen wij niet naar de Heere en Zijn sterkte. Wij keren ons achterwaarts. Wij slaan onze handen in onze drek en eten ons eigen uitspuwsel als de honden, en wentelen ons in het slijk als de zwijnen. Och! De Heere lere en bekere ons. Het is geen bitterheid, maar waarheid. En ik ben de snoodste en booste van allen, daar ik voor had moeten gaan met de voorgangers, zijn wij achter gebleven. Wij hebben niet vermaand daar vermaand, bestraft daar bestraft had moeten zijn geworden. Wij hebben het licht des Heeren niet opgevolgd en de duisternis liever gehad. Zijn Woord hebben wij niet geacht! Zijn vermaningen in de wind geslagen, ja er mede gelachen en gespot! De duivel gekroond en de Heere ontkroond, om zo te spreken. De meesten hebben geijverd en gestreden voor eigen belangen, zin, wil,mening, begeerten! Daarvan ik de ergste ben van allen, bij meerder licht in veel zaken ontvangen hebbende, naar de omstandigheden en de betrekking daar ik in verkeerde; maar door die roepstemmen en wenken niet op te volgen en het schepsel boven de Heere, en het vlees boven de Geest te verkiezen, ben ik in al die moeilijkheden gekomen. Niet de gevangenis, die is mij een eer en leerschool, daar ik veel, ten minste iets hoop te mogen geleerd hebben, en daar de Heere onder al mijn snode en boze zonden Zich niet onbetuigd gelaten heeft. Ja van Zijn zijde nimmer. Hij heeft alles welgemaakt, maar ik heb alles slecht gemaakt! Maar ik bedoel de verloocheningen, onteringen, verachting van des Heeren Naam, eer en zaak. Wij dragen de gevolgen onzer handelingen en gedragingen! Een ieder toch maait na(ar)dat hij gezaaid heeft. De boom wordt aan de vruchten gekend. Waar dus de vruchten niet goed zijn, is er niet veel goeds van de boom te wachten. Laat ons onszelf niet bedriegen. De Heere ziet in het hart! Hij is een oordeler der gedachten en overleggingen des harten, Hebr.4:12. De Heere toch is het Woord zelf. Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg, Ps. 139:23,24.
Zo bad David en zo geve de Heere ons te bidden in en door Zijn Geest. Wee den gerusten te Sion en de zekeren op den berg van Samaria, Amos 6:1. Onervaren in het Woord, onbedreven in de leer, onkundig en onbekwaam, klein van ondervinding en gering van kennis, hebt gijlieden een kind, zo nog maar een kind, in plaats van een man aan het hoofd der gemeente staan! Heb ik de gebeden der gemeente? Gij hebt mijn hart, dat weet de Heere, naast Hem! Mijn ziels- en hartsbegeerte is, zover ik gevoelen en peilen kan ’s Heeren eer en uw heil en zaligheid. Mijn gedachten, hart, zorgen gaan tegenwoordig over ulieden dag en nacht. Is er een onderlinge band? Is er vereniging in de Geest? Is er overeenstemming van gevoelen in den Heere! Filipp. 2:5 enz.
De Naam des Heeren heb ik doen lasteren, de vijanden stof tot juichen, de vrienden stof van droefheid gegeven. Benauwdheden grijpen soms mijn ziel aan. Lange tijd verkeerde ik onder dat alles, dat nog erger was dan de zaak zelf, koud, dood en gevoelloos! Dat is enigszins veranderd! God hebbe de dank. De breuk mocht ik sedert lang zien! Het is echter niet genoeg, dat de ogen geopend worden! Het hart en de mond moeten ons geopend worden door en tot en voor de Heere. Er moet kracht van Hem uitgaan, om niet alleen te willen maar ook te kunnen. Zonder Hem toch vermogen wij niets! Mocht Hij opstaan tot de strijd! Zijn hand is niet verkort, dat Hij niet zou kunnen verlossen. Ik heb begeerte en opwekking gevoeld om ulieden voor te stellen en op te wekken, (dat kan alleen de Heere door Zijn Geest, maar och mocht Hij dit middeltje of een ander daartoe gebruiken) tot een dank-, vasten- en bededag! Och mocht het worden dagen, zo ook maar uren en ogenblikken! Uitwendige offers zijn de Heere niet behaaglijk noch aangenaam! Slechts een gebroken geest, een verbroken en verslagen hart zijn alleen de Heere welgevallig om Zichzelf in Christus Zijn Zoon door Zijn Heilige Geest, Ps. 51:19 enz. Maar, daar ik er opwekking toe gevoelde, voldoe ik aan dezelve, en geef ulieden mijn begeerte te kennen. Verre had ik het weggesteld; ja ik achtte het als spotten met de Heere en Zijn Woord en getuigenis. Maar door de nood gedrongen, was dit nog de enigste hoop daar ik mij inwendig toe gedrongen en opgewekt gevoelde; schonk de Heere ons een gebed!
Toen het mij afgesneden was werd mij de deur, zoal niet geopend, aangewezen.
Mocht het van de Heere zijn geweest, gewisselijk Hij zou het zegenen om Zijns Zelfswil. Ik achtte het echter nodig enige vermaningen vooraf te laten gaan. Namelijk vooreerst onze gehele afscheiding van de antinomiaanse gevoelens, gelijk die onder ons openbaar en bekend geworden zijn! Als er toch in de oude dag tekenen van melaatsheid zich vertoonden aan een persoon, moest deze naar de priester gaan, die dan dezelve onderzocht en, zo het werkelijk melaatsheid was, die ziel afzonderde van het volk! Dit doet het Woord. Laat ons niet wijs zijn boven hetgeen geschreven is. Geen personen maar de gevoelens haten; maar in zoverre de gevoelens met de personen verbonden zijn, zijn wij verplicht beiden te mijden, niet als farizeërs, maar als die weten hoe besmettelijk wij zijn van onszelf, en dat wij ook de rok haten moeten die van het vlees besmet is! Voor mijn vlees is het hard alzo te moeten spreken; maar ik vermag niet anders. Het is ook de taal en het gevoelen van de kerkeraad en de gemeente zelf, in zoverre de eerste het voorleden jaar onder de gemeente verspreide blad heeft goedgekeurd en in hun naam verzonden, de laatste dat heeft aangenomen. De Heere behoede onze zielen. Hij geve een gebed voor hen in het hart. Hij beware ons voor dwalingen en afwijkingen, door bij en af te doen van het Woord, en van de valse broeders! Wee, staat er geschreven, die de diepten des satans niet gekend hebben! Zijn gedachten zijn ons niet onbekend. Ook schenke de Heere ons een voornemen des harten en niet alleen van de mond, om Zijn wegen te verkiezen. Een begeerte om in de kracht en mogendheid des Heeren in Zijne wegen te mogen wandelen van bekering, heiligmaking en achtgeving op elkander, tot opscherping der liefde en der goede werken! De onderlinge bijeenkomsten niet na te laten, waar die bestaan, geen scheuringen aan te richten; zich af te zonderen, waar men verenigd moest zijn; en waar zij niet bestaan, zoveel als mogelijk en in ons is daarnaar te trachten, om ons in de gebeden, samensprekingen en onderzoekingen van het Woord, en godzalige schriften en het verzamelen van aalmoezen en Psalmgezang te verenigen. Zo op de dag des Heeren naar gewoonte doende; ook naar tijd en gelegenheid op andere tijden tesamenkomende. Het onderwijs der jeugd en anderen, de opzieners der gemeenten aanbevolen, worde waargenomen en onderhouden zo van de zijde desgenen die onderwijst, als van degenen die onderwezen worden. De gelegenheid die er nu nog is, niet te verzuimen.
Acht te geven op de opvoeding der kinderen; hen zoveel mogelijk af te zonderen van de ijdelheid der wereld en der verleidingen der jeugd onderling, gedachtig aan Paulus vermaningen 1 Kor. 15:33. Kwade samensprekingen verderven goede zeden! Vele en velerlei twisten en onenigheden bestaan er in de gemeenten, die in plaats van minder, meerder, dieper, uitgebreider en ingekankerder geworden zijn! Overal zijn de gedachten schier verdeeld! Nergens overeenstemming. Ieder gaat als op zichzelf; omdat er geen vereniging is in en met de Wijnstok, is het ook niet met de ranken. En waar die vereniging bestaat in de grond, daar liggen zoveel twisten en verdeeldheden, onverzoenlijkheden, hatelijkheden, vleselijke bedoelingen, vasthoudingen, ja hardnekkigheden onder en tegen elkander, dat het bijna niet alleen een onafzienbare zee en breuk is van verdeeldheden, maar zelfs, en dat het ergste van alles is, het bijna ondoenlijk en onmogelijk geworden is, er weder aan te beginnen om die putten te dempen, die moerassen te vullen, die hoogten te slechten, die dalen gelijk te maken. Onze hand, macht, kracht, schieten te kort, ook waar de oprechte wil en begeerte door de Heere bij aanvang in het hart gelegd moge zijn, om aan deze dingen zelfs te beginnen te denken, laat staan te arbeiden. Maar wat bij de mens onmogelijk is, is bij de Heere mogelijk. Geen ding is de Heere te wonderlijk. Zijn Naam is Wonderlijk. Zijn Geest blaast in de dorre doodsbeenderen; Zijn Almacht spreekt, Zijn wil gebiedt, en het staat er, op Zijn wenk, en die alleen, dáár op één ogenblik. Van die kant zal de verlossing alleen moeten en kunnen geschieden. En dat zal zijn, op Zijn tijd, ter verheerlijking van ’s Heeren Naam, ter beschaming der vijanden, en vertroosting en verblijding van Zijn volk Israël. Het oordeel is begonnen van den huize Gods en zal verder zich daarhenen wentelen als de stroom tot zijn bestemde plaats. Maar wat staat er nu te doen? Alle handen zijn traag en alle knieën slap geworden! De kracht der dragers is vervallen! Een iegelijk werkt om zijn eigen huis, en dat nog verkeerd; want wat uit het geloof niet geschiedt is zonde, en des Heeren Huis wordt woest gelaten.
Niemand heeft deernis met haar gruis. Niemand bekreunt zich om het Huis des Heeren. Uw huis wordt niet opgericht! Lees Psalm 74 en 79. Zij zoeken allen het hunne en niemand zoekt de dingen die des Heeren zijn. Of zeg ik teveel? Van mijzelf niet! Leest Jeremia 9. Och, dat mijn hoofd water ware en mijn oog een springader van tranen, zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen der dochter mijns volks! De dwaling heeft de overhand. De listen des satans schijnen ten enenmale thans onbekend te zijn, omdat men zo weinig bekend is met de listen van zijn eigen bedrieglijk hart en bestaan! Er worden tweeërlei weegstenen gebruikt. En die van het kwade wijkt, stelt zichzelf tot een roof. Wij kiezen schijn voor zijn, en werken tegen de Heere en Zijn Woord. Wij zoeken licht boven licht en openbaring boven openbaring! en willen dat ’s Heeren kracht in onze kracht zal volbracht worden! Wij leven teveel op gevoel en te weinig op genade en het Woord des Heeren. Wij verkeren de wegen des Heeren! Wij willen niet ontdekt zijn! Wij schuwen de vermaningen en bestraffingen, en haten de kastijdingen des Heeren! Er is geen vreze Gods voor onze ogen, en dus geen vrede Gods in het hart. Het liegen en het achterwaarts wijken van onze God heeft de overhand. Wij zijn op onze droesem nedergezonken. Van vat tot vat niet geledigd. Want onze overtredingen zijn bij ons, en onze ongerechtigheden kennen wij, Jesaja 59:12. Een ieder strijdt voor zijn eigen mening en begrip, Richt, 21:25. In die dagen was er geen Koning in Israël; een iegelijk deed wat recht was in zijn ogen! Wij blijven tussen de stallingen zitten en horen (och ware het), de blatingen der schapen, Richt. 5:16. Ja de inbeeldingen van onze harten zijn groter dan van Ruben, maar die zal het niet zijn, ofschoon hij de eerstgeborene en het beginsel zijns kracht was! Maar Juda, de leeuw uit de stam van Juda Heeft overwonnen, en de takken Jozefs lopen over de muur! Zou God niet toornen tegen een volk als dit is? Zou Hij Zijn gramschap bedwingen? Ja, Hij zal ten goede Zijns volks Zich bedwingen, opdat zij niet allen afgehouwen worden. Hij zal Zich Israël ontfermen. De muren zullen herbouwd worden, maar in benauwdheid der tijden. Een jonkske zou ze op kunnen schrijven! Wie zal er van Jakob blijven staan?
Hij is toch zeer dun geworden Amos 7. Jozef is er niet, en Simeon is er niet, nu zult gij Benjamin wegnemen; al deze dingen zijn tegen mij. Gen. 42:36. Maar wat de mens en de satan ten kwade denken, heeft God ten goede gedacht, Gen. 50:20. Alleenlijk ken uw ongerechtigheden. De geest zou in ons overstelpt worden vanwege de menigte der gedachten. Mochten de vertroostingen des Heeren onze zielen verkwikken. Hij slaat en Hij heelt. Hij wondt en Hij heelt. Die Hij liefheeft kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon dien Hij aanneemt, Hebr. 12:6. Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest; eer ik verdrukt werd dwaalde ik, maar nu geleerd, onderhoud ik Uw geboden. Als Gij mijn hart verwijd zult hebben, zal ik het pad Uwer geboden lopen. Hij zal ons onder de roede doen doorgaan. Zij is besteld. Maar welke is erger voor Gods volk, dan de roede die tegenwoordig op hun harten, huizen en gemeenten schier algemeen rust? Die van verlating des Heeren en dodigheid, dorheid, slaperigheid, vadzigheid, traagheid, zo wij er iets van mogen gevoelen en gewaar worden! Och mochten de harten van Gods volk verenigd worden! Mochten de harten tesamen vloeien, gelijk zich nu de hoofden omhoog verheffen en als tesamen koppelen. Mochten wij zinken in het stof, dalen in ons niet! Klein en minder worden! Och wij zullen elkander nodig hebben!
Moet het dan altijd door strenge tucht en scherpe roede uitgewerkt worden?
En die zou dat ook niet kunnen op zichzelf! Maar bovenal hebben wij behoeften aan de Heilige Geest ter ontdekking, opening verlichting, bekwaammaking. Waar twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn, wil Hij in het midden van hen zijn! Och mocht de Geest des Heeren eens in de raderen dalen! Mochten de vleugelen zich eens omhoog verheffen boven het stof der aarde! De vleugelen van geloof, hoop en liefde! Mocht er geloof, kennis, matigheid, lijdzaamheid, godzaligheid, broederlijke liefde en liefde jegens allen gevonden worden, 2Petr. 1:5, enz. Verdraagzaamheid, maar niet van het kwade. Ook mocht een ieder eens bij zijn eigen schuld bepaald worden, en daarmede vluchten en zuchten tot de troon der genade! Ook mocht er waarlijk eens een beschamen bij het volk des Heeren gevonden worden! Och mochten wij de hand eens in de boezem steken en ze er melaats uithalen! Mocht er eens een gebed in het hart gevonden worden, voor en met elkander! Mocht de vreze des Heeren onze harten vervullen! Zijn liefde de drijfveer, Zijn genade de grond zijn van ons doen en laten, denken, spreken, handelen en wandelen! Diep zijn wij gezonken, nog dieper dan wij weten. Zeer diep zijn wij afgeweken Jes. 31:6. Stond dat niet alleen in het Woord, maar in ons hart! Mocht de Heere ons doen ontwaken uit de rust des slaaps, en de wisselklederen aantrekken en de satan schelden. Mochten stromen des levens, de stromen van on- en bijgeloof vervangen! Mocht de Geest des Heeren Zijn banier eens in onze harten, huizen en gemeenten oprichten! Mocht de Geest des Heeren blazen onder de dorre doodsbeenderen!
Mocht de Geest des Heeren ons levend maken, onze harten openen, onze verstanden verlichten, ons de weg wijzen niet alleen, maar ook onze schreden daarheen doen richten, onze voetstappen vastzetten in de sporen des Heeren! Ontfermer is Zijn Naam! Verlossen is Zijn werk! Lankmoedig en barmhartig, genadig en groot van goedertierenheid is de Heere! Hij wendt zich tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is Ps. 102:18. Och houdt uzelf niet terug door velerlei bedenkingen! Er mochten één of twee of meerdere bidders gevonden worden! Mocht gij en ik daar één van zijn; mochten wij die zijn! De Heere blaast waarheen dat Hij wil. Ontwaak, Noordenwind, en kom, Gij Zuidenwind, waai in onze harten! Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten! Zijn arm is niet verkort, dat hij niet zou kunnen verlossen! Keer weder, keer weder, o Sulammith! Keer weder, keer weder, dat wij u mogen aanzien! Hoogl. 6:13. Zulk een algeheel terugkeren schenke ons de Heere; niet ten halve maar geheel, niet in de letter, maar in de Geest, niet in de mond, maar in het hart. Wij stellen ulieden voor om de bepaalde dag van de aanstaande daartoe af te zonderen. De Heere gebiede er Zijn zegen over, en verenige Zijn volk in de vrede en vreze Zijns Naams! Gedenkt der gevangenen! Gedenkt der weduwen en wezen! Gedenkt de armen! Gedenkt uwer arme zielen! Gedenkt des Heeren Naam, eer en zaak. Gedenkt aan uw sterven! Gedenkt aan de jongste dag! De Heere gedenke onzer, Wiens Naam Wonderlijk is! Wiens Woord vast en zeker is! Wiens beloften en bedreigingen onwankelbaar zijn! Wiens trouw voor Israël eeuwigdurende is! Wiens getuigenis de geest der profetie is! Wiens Geest de bewerker, Wiens genade de oorzaak, Wiens geloof een gave! Wiens Zoon een Gift is! 2 Cor. 9:15. Wiens rol gedachtenis was. Ezra 6:2.
De Heere richte die gedachtenis, Naam, altaar in onze zielen op bij aanvang of voortgang! Doe ons het onze en onszelf verliezen, en Hem in Zijn wegen kiezen, door licht en donker, storm en baren, midden door de benden des bozen en de verleidingen der wereld, die in het boze ligt. De zonden worden of zijn ons een gestadige pijnbank! Het leven zij ons Christus, zo zal het sterven ons gewin zijn. Sterven aan onszelf, aan al wat geen Christus is, Filipp. 3:8. Dat schenke ons de Heere door Zijn genade om Zijns Zelfswil door het geloof, Zijn gave, in de enige Naam, Die onder de hemel gegeven is door Welke zondaren zalig kunnen worden; God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet geloofd zal hebben zal verdoemd worden. Amen.
Hij de Almachtige, Getrouwe, Goedertierene, Genadige, Barmhartige doe Sion wel en bouwe de muren van Jeruzalem op! Heb acht op uzelf en op de leer; volhard in deze, want dat doende, zult gij èn uzelf behouden èn die u horen. Dat schenke ons de Heere. Zijn goedertierenheden hebben geen einde! Hij zal niet beschaamd doen uitkomen die, die op Hem vertrouwen met hun ganse ziel en alle krachten. Zijn Naam is Verlosser, en Hij zal Zijn volk verlossen van alle ongerechtigheid. Gode bevolen en Zijn genade!
Leiden, 21 Oktober 1844.
Uw vriend en ontrouwe herder en leraar
L.G.C. LEDEBOER