Over HC zondag 23
Het verband tussen HC zondag 7 en HC zondag 23
Geliefden, het leek me in deze tijd van spraakverwarring nuttig om nogmaals de verhouding tussen de inhoud van HC zondag 7 en HC zondag 23 te benaderen. Dit is zo belangrijk omdat ook hierin de sleutelen verklaard liggen tot het recht verstaan van de zuivere heilsleer. Als u wilt weten vanuit welke leer een dominee preekt, lees of beluister dan zijn leerredenen over HC zondag 7 en HC zondag 23. Ik kan een heel betoog gaan houden over wat de inhoud van zondag 7 niet is, maar u heeft er meer aan door te vernemen wat die inhoud wél is. Het ware zijn sluit alle schijn buiten, lezer. U ziet gemakkelijker wat een vals briefje van twintig is, wanneer u daarnaast een echt briefje van twintig euro legt. Andersom wordt een stuk lastiger! Wij kunnen daarom wel met echtheid een vervalsing onderscheiden, maar geen echtheid onderscheiden met een vals beeld ernaast. Zo ook geestelijk! Ik heb het al eens meer gezegd dat we de Catechismus als een eenheid moeten beschouwen. Gelijk een accordeon met balgen die in en uit elkaar getrokken kan worden. Die accordeon is en blijft een eenheid, hoever zijn balgen ook uit elkaar zijn getrokken. Tussen die balgen ziet u allemaal ruimten, die u niet meer ziet wanneer de accordeon in elkaar geschoven is. Beschouw de Heidelberger Catechismus dan eens als een accordeon die een degelijk reformatorisch geluid voortbrengt, en zie het onderwijs uit elke zondag eens als de ruimten tussen de balgen. Dit gezegd hebbend, wil ik u wijzen op de eerste zondag van ons troostboek waarin de samenvatting van de gehele Heidelberger uiteen wordt gezet. Wat is uw enige Troost, beide in leven en sterven? Antwoord: “Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.” Hoeveel stukken zijn u nodig te weten? Drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid. Zie daar in het kort verwoord de inhoud van onze Heidelberger.
Wanneer men dan het eerste stuk der ellende bepreekt of onder elkaar bespreekt, dan menen velen hier geen vreemdeling van te zijn. Onder tranen hebben zij middels een wettisch berouw hun zonden voor God leren bewenen. Met de beste bedoelingen beginnen zij vanuit een verbroken werkverbond hun bestaan voor God te verbeteren. Maar wanneer je hen vraagt of zij mogen weten dat hun ziel in en door het bloed van Christus verlost en gereinigd is geworden, en er toen ook een hemelse dankbaarheid en aanbidding in de ziel overbleef, dan weten de meesten daarop geen antwoord. Kijk dat bedoel ik nu te zeggen, lezer. Dan blijkt opeens dat men de kennis der ellende heeft losgemaakt / heeft gescheiden van de kennis der verlossing en dankbaarheid. Zulke mensen hakken de eenheid van de HC in kleine stukken overeenkomstig hoe het hen uitkomt. Deze mensen zijn alrede genezen als hun ellendekwaal is blootgelegd. Als zij gezien hebben dat ze gezondigd hebben, menen ze geschikt te zijn voor Gods genade in Christus Jezus. Terwijl Gods Woord leert dat de ziel die tegen God gezondigt heeft, de dood sterven zal , Gen. 2:17. Of ze zichzelf met dit soort waanbeelden bedriegen, doet kennelijk niet terzake. Ze maken er zich niet druk om. Wat dit aangaat kan je gemakkelijker hun portemonnee jatten dan hun ingebeelde zaligheid uit handen slaan. Door het spreekwoord: ‘beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’, laten zij zich ook niet gezeggen. Maar, op dergelijke wijze slopen zij dus de balgen van de accordeon, waardoor de HC geen reformatorisch muziek/geluid meer voort kan brengen. Dan wordt het een verminkt geluid, omdat de eenheid verbroken is. Kijk lezer, dat hebben de reformatoren nooit gedaan. Want, een ellendekennis zonder zielsverlossing en dankbaarheid, is niet de ellendekennis die de onderwijzer van onze Heidelberger bedoeld te zeggen. De kennis der ellende die de onderwijzer van de HC bedoelt te zeggen is een omkomen en verdrinken in uw bedreven ongerechtigheden voor God. Want waar God u in Zijn gericht brengt, rekent Hij met u af door de weg van Zijn heilige recht. En waar God Zijn Beeld rechtvaardig in het hart van een zondaar opeist, dat is het beeld van gerechtigheid en heiligheid, daar moet een zondaar omkomen in zijn ongerechtigheden voor God. Dit is de kennis der ellende (zondag 2 t/m zondag 6) waar onlosmakelijk een zielsverlossing aan verbonden is, middels Gods verzoenende recht (= Evangelie), door het toegepaste bloed van Jezus Christus. In HC zondag 2 t/m zondag 4 heeft de zondaar gezondigd tegen Gods heilige wet, en in HC zondag 5 en zondag 6 heeft hij gezondigd tegen het Evangelie middels zijn ongeloof. Daarom zei Luther dat hij door het Evangelie aan de wet gestorven is. Wie het verstaat, die verstaat het! Maar beiden worden beweend middels een hartverscheurend berouw wanneer God de dood brengt over het diensthuis der zonden waarin die zondaar woonachtig is, en wee dan diegene die niet achter het Bloed der verzoening geborgen is, Ex. 12:13. Deze ellendekennis moet u dus verstaan vanuit een onhoudbare zielennood waarin een zaak tussen God en de verkoren zondaar moet opgelost worden. Denk in dit geval bijv. aan gelijkenis van de verloren zoon, die pas tot zichzelf kwam en tot zijn Vader ging toen hij van honger verging, Luk. 15:17. Wordt deze zaak niet opgelost, en volgt daarop geen hemelse vrede en een uitzinnige vreugde in het hart door het bloed der verzoening en de Geest der vernieuwing, dan is het geen onhoudbare nood geweest, en heeft die zondaar te vrezen dat hij lucht heeft gebaard, of geen kracht had om te baren omdat de geestelijke barensweeën ophielden. Zulke zielen zijn tot aan kindergeboorte gekomen, maar zijn erin blijven steken. Maar vergeet nooit dat, wanneer een verkoren zondaar uit vrije genade om niet verwaardigd wordt om door de enge poort van Gods heilige recht heen getrokken te worden, het altijd de trekkende liefde des Vaders is die een zondaar al wenende tot het verzoenende bloed van Christus doet gaan. De vloek en doem der wet ten dode hebben hem vatbaar gemaakt (zijn zondekleed uitgetrokken) voor het kleed der gerechtigheid van Jezus Christus. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage, Joh. 6:44. De enge poort van Gods verdoemende recht ten dode en Gods verzoenende recht ten leve, kunt u zien en verstaan als het geestelijk badwater der wedergeboorte, Titus 3:5-6, waarin een zwart zondaar door het geloof in Gods heilige wet geheel ondergaat, en een gereinigd/gerechtvaardigd zondaar door het geloof in het Evangelie uit opkomt. Het geschonken geloof in Jezus Christus is daarom de geestelijke opstanding ten leve. Dit geloof verenigd, doet Hem kennen en vertrouwen, en is werkende door de liefde, Gal. 5:6.
Tegenwerping: Ja maar schrijver, u wilt toch niet zeggen dat zo’n wenende zondaar nog onder de vloek en doem der wet is? Het bewenen van schuld en zonden is toch een teken van geestelijk leven? Als hij dan volgens u Christus nog niet toebehoort, van wie is hij dan? Van de duivel soms?
Antwoord: Kijk, dit is nu typisch een tegenwerping die voortkomt uit de harten van hen die menen dat God den Heilige Geest een zondaar levend maakt middels de overtuigingen der wet, Gal. 3:12,21. Typisch een opmerking van hen die de Heidelberger Catechismus derhalve verklaren als een standelijke heilsweg, en de eenheid van de HC daarmee verbroken hebben. Volgens deze mensen kan een ziel wel 5 of 10 jaar in het stuk der ellende wandelen, zonder enige kennis van Christus en dankbaarheid in het hart om te dragen. Zie daar hoedanig zij de eenheid van die accordeon in stukken hebben gesneden! Terwijl Ursinus en Olevianus de Heidelberger juist uitgelegd hebben als een stondelijke heilsleer, waarin die eenheid van ellende, verlossing en dankbaarheid nooit verbroken werd. Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld. Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus, Gal. 4:1-7.
Tegenwerping: Ja maar wat is het dan, wanneer een zondaar zijn zonden voor God begint te bewenen zonder enige kennis van Christus?
Antwoord: Daar kan het zijn dat God de Heilige Geest met die zondaar een heilige twist begint om hem door het bloed van het onschuldig geslachte paaslam Jezus Christus te verlossen. Ik schrijf met opzet ‘daar kan het zijn’ omdat er zoveel schijnwerkingen des Geestes zijn die naar verloop van tijd weer ophouden. Onze vaderen noemden dat ook wel de gemene werkingen des Geestes. Wil het wel zijn en tot een zielsverlossing komen, dan brengt de Geest der dienstbaarheid uiteindelijk de dood over het diensthuis der zonden waarin u geestelijk woonachtig bent. Al die geestelijke plagen en twistingen die Gods Geest over uw diensthuis der verderfenis brengt, doet Hij opdat het voor u onleefbaar en onhoudbaar zal worden onder de heerschappij van uw eerste man. Dat is Adam onder de wet, Rom. 7:2-3. U moet daarom Adam worden voor God, en met uw verbroken werkverbond de dood in, opdat de Tweede Adam vanuit het verbond der genade uw enige Weg, uw enige Waarheid en uw enig Leven worden zal. En waar Christus uw enige Weg geworden is, daar moet u met alles vastgelopen zijn en geen weg tot zaligheid meer weten. Waar Christus uw Waarheid geworden is, daar komt u openbaar als onwaarheid en leugenachtig. Waar Christus uw leven geworden is, moet gij uw ganse bestaan voor God verloren hebben, lezer.
Hoe verlies ik dan mijn bestaan voor God, schrijver? Daartoe gebruikt God de bediening des doods van Zijn heilige wet, 2 Kor. 3:6-9, Rom. 7:6. God den Heilige Geest gaat door al die geestelijke twistingen eisen wat gij nimmermeer kan betalen. Totdat ge op dat punt gekomen bent, dat ge helemaal uitgewerkt bent en uw vonnis krijgt te aanvaarden. Want, waar God geen betaling van u ontvangt daar eist God toch een rechtvaardigde vergelding van u en mij. Die vergelding is een vervloekte dood, want de ziel die zondigt zal de (kruis)dood sterven. Wij allen moeten daarom eenmaal een geestelijke kruisdood sterven, lezer. Aan deze zijde van het graf als in een punt des tijds, of straks voor eeuwig. Kijk lezer, wanneer het dan Gode behaagt u te brengen aan het einde van Zijn heilige wet, dan stelt Hij u voor Zijn heilige Aangezicht en wordt u het zwijgen opgelegd door Zijn heilige wet. Gelijk Christus borgtochtelijk zweeg toen Hij op aarde schuldig werd gesteld voor en door een drievoudige wet, alzo zwijgt een gedaagde zondaar (de christen) wanneer God hem voor Zijn hemels gericht daagt, en hij als ene plant met Hem middels een hartverscheurend berouw ten onder gaat en als in een punt des tijds de geestelijke kruisdood sterft onder Gods eisende en verdoemende recht. Op deze wijze wordt een verkoren zondaar afgesneden van de heerschappij van vloek en doem, van de heerschappij van schuld en zonden. Wij moeten tot geestelijke vrijmaking dus gedoopt worden in de kruisdood van Christus, Rom. 6:3, Gal. 3:27. Christus ging als een gehoorzame dienstknecht ten onder, en wanneer dat verworven Heil aan de harten van Zijn verkorenen hier op aarde wordt toegepast door God den Heilige Geest, dan gaan zij als een ongehoorzame dienstknecht ten onder, en komen door het geloof in Hem als een gehoorzaam kind/zoon op uit het geestelijk badwater der wedergeboorte. Christus stond op uit de dood als de Eerstgeborene des Vaders, en Zijn verkoren kinderen staan op uit de dood door de geestelijke kracht van Zijn opstanding. En indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont, Rom. 8:11. Dan zijn die opgestane erfgenamen/zonen gehoorzaam in Hem en heilig in Hem krachtens Goddelijke toerekening, door het zaligmakende geloof in Hem. Dit is het geestelijk eten en drinken van Zijn vlees en bloed, tot vereniging en inlijving door het geschonken geloof in Hem, Ex. 12:3-16, Joh. 6:53-56. Waar dit geschieden mag, daar wordt een geestelijke bevrijdingsdag gevierd. Daar is de ziel uitzinnig van vreugde en blijdschap. Daar krijgt hij een hemelse liefde in zijn ziel ingestort die zulk een vrede nalaat die alle verstand te boven gaat. Daar is een zondaar zichzelf geheel kwijt, en ligt hij het wonder van vrije genade te bewonderen. Daar ligt een zondaar in aanbidding en geschonken dankbaarheid te wenen aan de doorboorde voeten van Christus. Zie daar het begin van het vernieuwde geestelijke leven uit Christus, lezer. Misschien verstaat u nu waarom den Heere het volgende sprak tot de middelaar des ouden verbonds, op de dag van Israëls verlossing: “Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn.” Vandaar dat het Joods Nieuwjaar begint met het feest van de grote verzoendag. Zo ook bij het geestelijk verkoren Israel, lezer. De vernieuwing des levens begint dus met de vergeving der zonden. Zie daar in korte trekken de inhoud van HC zondag 7.
HC zondag 7: Wat is een waar geloof? Antw. Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil.
Toepassing van HC zondag 7 op de bekering van John Warburton: “Nadat de dienst geëindigd was, zwierf ik straat in straat uit, tot, dat ik inderdaad geloofde, dat ik van mijn verstand beroofd was. Ik keek om en bemerkte, dat twee mannen mij volgden, die mij kwamen halen, naar ik vreesde, om mij in het krankzinnigengesticht te brengen. De eerste plaats, waar ik kon neerzitten en mijn smart lucht geven, was de St. Georgekerk, en daar ik geen mens in mijn nabijheid zag, zette ik mij neer op de trappen en weende daar, totdat ik geen kracht behield om te kunnen wenen. Na enige tijd stond ik op en dacht ik huiswaarts te gaan, om een eind te maken aan mijn ellendig leven. “Ja”, zei ik, “ik zal er een eind aan maken, en het ergste dan te weten komen.” Op mijn weg daarheen geraakte ik, zo ik dacht, in de Cannonstraat, en bemerkte daarin een kapel, waarin mensen binnengingen. Het schoot mij te binnen dat het de kapel was van Ds. Roby, die ik in gezelschap van mijn moeder één of tweemalen had bezocht. Ik stond stil en zei: “Zal ik er in gaan?” “Neen”, dacht ik, “dat doe ik niet. De dominee zal de tekst nemen: “Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgene dat geschreven is in het boek der Wet, om dat te doen.”Ik liep een eindje de straat in en stond weer stil. “Wie weet?” kwam dadelijk in mijn gemoed. “Welaan”, sprak ik, “ik kan maar verdoemd zijn”; en besloot in de kapel in te gaan, zeggende bij mijzelf: “Kom ik om, dan kom ik om.”Zo ik ooit een plaats der aanbidding binnentrad met een kreet uit het diepst mijner ziel dat God, indien het mogelijk was, genade wilde bewijzen aan een mens in een zo wanhopig geval, ik geloof, dat het toen was. Toen ik in de kapel neerzat, schenen al de verschrikkingen der hel op mij te komen. Ik beefde van het hoofd tot de voeten en wenste, dat ik er nooit binnengegaan was gegaan…. (de laatste verdoemingen der wet ten dode, en de trekkende liefde des Vaders tot de gemeenschap met Christus)
Hier werd zijn hart gescheurd door geestelijke besnijdenis: Nadat het eerste vers geëindigd was, ging Ds. Roby voor in gebed, aan het eind waarvan hij zich enige woorden liet ontvallen, die ik vast geloof, dat uitsluitend voor mij waren. Hij smeekte God dat, indien hier iemand was, die een laatste poging deed op Zijn genade, Hij zich dan aan de zodanige wilde betonen als zijn God. Ik deed mijn uiterste best om mij in te houden, dat ik niet uitriep: “Ja, hier is een arme verloren John Warburton. Hier ben ik om de laatste poging te doen.” O, hoe ging mijn ziel uit tot God in het gebed, of Hij zich wilde openbaren! Nadat het gebed geëindigd was, werd er nog een vers gezongen vóór de predicatie. Geheel mijn hoop scheen vernietigd te zullen worden, toen ik de dominee de bijbel van het kussen zag nemen om zijn tekst te zoeken. “O”, dacht ik, “hij zoekt zeker naar de vreselijke tekst die mijn hart gedurende deze maanden vaneen gescheurd heeft.” Hoe zal ik het maken als hij die tekst neemt: “Vervloekt is een iegelijk”? O, wat zal er van mij worden? “Ik moet in de hel verzinken als hij die neemt.” O, de gewaarwordingen, die ik gevoelde! Ik kon er maar geen denkbeeld van vormen, waarom hij zolang talmde om de bijbel weer op het kussen te leggen. Tenslotte deed hij het, en ik zag, dat hij hem midden opensloeg. “Geloofd zij God”, fluisterde mijn ziel, “de tekst is niet: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet, om dat te doen”O, de verwachting die binnen in mij ontsprong! “Heere, vergeef mijn zonden, als het U belieft Heere, wees mijn arme verloren ziel genadig”, barstte mij uit het hart….(hier stierf Warburton de geestelijke kruisdood door het Lichaam van Christus als in een punt des tijds, Rom. 7:4a)
Hier wekte Christus hem op ten uiterste dage, de wedergeboorte: “En toen Ds. Roby zijn tekst las, o de verwondering en de heerlijkheid die in mijn ziel kwam! De dierbare tekst was: “Gij zijt opgevaren in de hoogte, Gij hebt de gevangenis gevangen gevoerd, Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja ook de wederhorige om bij U te wonen, o Heere God!” Ps. 68:19. O, de liefde, vrede en blijdschap die in mijn hart vloeide toen de woorden uit zijn mond kwamen! Zij waren waarlijk mijn ziel zoeter dan duizenden van goud of zilver. Ik was enkel verwondering, en zei in mijn hart: “Wat mag dit beduiden? Waar zijn mijn zonden? Wat kan toch de bedoeling van dit alles zijn? Waar is mijn last en de toorn en verschrikking, die ik zoveel maanden achtereen gedragen heb?” En wederom vloeide de tekst in mijn ziel: “Gij hebt de gevangenis gevangen gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen, ja, ook de wederhorige om bij U te wonen, o Heere God!”O, ik wist niet, waar mijn aangezicht te verbergen! Mijn ziel fluisterde aldoor: “Waarlijk het kan niet voor u bedoeld zijn; is het een droom? is het een droom?” Ik zocht naar mijn zonden, naar mijn last, naar de toorn en de ellende, die ik zo lang in mijn arme verwarde ziel had omgedragen, en kon noch schuld noch zonde, toorn noch gevangenschap vinden, want de Zaligmaker mijner ziel had ze allen weggenomen. Een klaar gezicht van Zijn lijden en dood werd mij gegeven en dit brak mijn hart in stukken. O, hoe zag ik op Hem en rouwklaagde! “Wat heb ik gedaan?” riep ik uit; “ik heb de Heere gekruisigd. O, mijn vervloekte zonden, waardoor ik de nagelen in Zijn handen en voeten, en de speer in Zijn hart gestoken heb. O goddeloze, goddeloze die ik ben! En kunt Gij, wilt Gij mij verlossen en vergiffenis schenken, niettegenstaande al mijn vervloekte zonden?” (= Evangelisch berouw) Lees evt. hier verder
In HC zondag 7 heeft Warburton dit bovenstaande wonder van genade mogen doorleven en bewonderen. Jaren later wanneer hij nader licht over ontvangen genade kreeg, kon hij dit wonder van genade op een zakelijke wijze verwoorden in zijn autobiografie. Vlak na zijn bekering had hij dit nog niet gekund, hij kon toen alleen als een kind van zijn dierbare Zaligmaker getuigen. Maar toen Warburton ouder werd en zijn geloof beproefd en versterkt was geworden, kreeg hij meer vastigheid en licht over de ontvangen weldaden in Christus en sprak hij door geestelijke opwas niet meer als een kind, omdat hij had afgelegd hetgeen eens kinds is. Maar mag ik u eens vragen, is uw mondje al eens dicht gegaan voor God, lezer? Heeft u al eens kennis gemaakt met Gods heilige Majesteit waardoor u gevoelde dat een heilig God nooit gemeenschap kan hebben met een zwart verdoemelijk zondaar als u bent? Heeft God al eens met Zijn heilige ogen middels Zijn heilige wet al eens in de moorspelonk van uw bestaan gekeken? Hoe was het toen in uw ziel, lezer? Kon ge toen nog staande blijven voor God, durfde ge uw mond nog open te doen voor God? Of bent u toen innerlijk voor Hem plat op de grond gevallen, en Hem gesmeekt of er doen aan was middels een vreemde Gerechtigheid die alleen redt van de dood? De Heere Jezus legde Zijn bestaan af voor God met een grote stem roepende, waarna het voorhangsel in tweeën scheurde en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden, Matth. 27:50-51. Weet toch, dat wanneer het uur der minne in uw leven eens aan mag breken en u in Zijn kruisdood gedoopt wordt (Rom. 6:3), en u met Hem een plant wordt in Zijn kruisdood, begrafenis en opstanding, u ook met groot geroep tot God om ontferming en barmhartigheid uw bestaan aflegt voor God, waarna het voorhangsel der dienstbaarheid in uw hart gescheurd wordt middels een hartverscheurend berouw tot God, en de steenrots van uw harde hart verbrijzeld wordt en u van God een vlesen hart ontvangt waarin Hij Zijn wetten schrijft, Hebr. 10:16-17. Geliefde lezer, dat die stonde vandaag nog aan mocht breken. Het lezen van deze woorden mocht u eens in een onhoudbaar gemis voor God zetten. Het mocht u eens op uw knietjes in verootmoediging brengen voor God. De Heere is het zo eeuwig waard om geliefd en geprezen te worden, lezer. U wentelt zich maar in uw zonden gelijk een vis in het water. Maar straks moet u voor God verschijnen, en dan zal Hij zien of u omhangen bent met een bruiloftskleed der gerechtigheid. Bedenkt toch dat niets onreins daar binnen zal komen. Ge mocht nu nog geestelijk verdrinken en opkomen in/uit het badwater van de Rode Zee, al eer ge daarin straks voor eeuwig om zal moeten komen met Farao en zijn drijvers, is mijn wens en bede.
Maar nu de grote vraag: hoe verhoudt het geschonken geloof zoals verwoord in HC zondag 7 zich met de baten des geloofs zoals verwoord in HC zondag 23….???
.
HC zondag 23: Maar wat baat het u nu dat gij dit alles gelooft?
Antw. Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben, en een erfgenaam des eeuwigen levens.
Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?
Antw. Alleen door een waar geloof in Jezus Christus; alzo dat, al is het dat mij mijn consciëntie aanklaagt dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft, in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.
Waarom zegt gij dat gij alleen door het geloof rechtvaardig zijt?
Antw. Niet dat ik vanwege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam ben; maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God is, en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan.
Geliefde lezer, ook hier mogen wij de balgen van de accordeon niet kapot knippen door ze van elkaar te scheiden, waardoor dit instrument geen reformatorisch geluid meer voortbrengt. U moet het als volgt verstaan. In HC zondag 7 ontvangt de vernieuwde levensboom door geloofsinenting en geloofsvereniging zijn levensappen uit Christus, staat in volle bloei van bloesem, geurt en kleurt naar Christus, en getuigt van Christus (Joh. 4:29, Hand. 9:20). Maar in HC zondag 23 is de bloesem afgevallen, en de bladeren beginnen te verkleuren en te verdorren. De levensboom is tussen de geestelijke lente en zomer meer en meer beschenen door de Zonne der gerechtigheid waardoor het eetbare vruchten uit Christus begint te dragen, Rom. 7:4b. In HC zondag 7 toog Abraham door het geloof, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou, Gen. 12:1-4, Hebr. 11:8, hetgeen hij in Gen. 15:1-6 bij vernieuwing kreeg bevestigd, maar in HC zondag 23 was Abraham opgewassen tot een vader in de genade. Hier was zijn geloof door God beproefd en versterkt geworden, toen hij zijn enige zoon Izak moest offeren op het gebergte van Moria. Hier was Abraham aan de wet gestorven in de weg van heiligmaking, Gal. 2:19-20. Daarom was Abraham in Ur gerechtvaardigd door zijn geschonken geloof, hetgeen hij in Gen. 15 door en van God kreeg bevestigd, maar op het gebergte van Moria werd Abraham gerechtvaardigd door zijn (geloofs)werken. Hiervan zegt den Heere bij monde van de apostel Jacobus: “toon mij uw geloof uit uw werken.” Op het gebergte van Moria toonde Abraham zijn goede werken van zijn geloof dwars door de beproeving heen, gelijk Job gerechtvaardigd werd uit de werken van zijn geschonken geloof toen hij op de zeef van satan werd gelegd. Dat waren dus geen werken van dienstbaarheid, maar geloofswerken der liefde. Want ook hun geloof was werkende door de liefde Gods in Christus. Beiden kwamen er versterkt en doorlouterd uit en hielden alleen God over. Die God is onze zaligheid, zong daarom de psalmdichter. In HC zondag 7 was Jacob in de schoot van zijn moeder alrede geheiligd en gerechtvaardigd. Ezau kon het licht van Christus en zijn geloof in Hem daar al niet meer verdragen, Gen. 25:22. Vandaar de oorlog tussen het beloofde Vrouwenzaad en het slangenzaad, Joh. 3:19-20. Wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige? (2 Kor. 6:14-16) Zijn rechtvaardiging en heiliging in Christus kreeg Jacob door het geloof in Christus bij Bethel bevestigd, maar in HC zondag 23 was Jacob opgewassen tot een geoefend en beproefd vader in de genade toen hij bij Pniel met God geworsteld had. Hier was Jacob gestorven aan de wet in de weg van heiligmaking, en behoefde hij God niet meer mede te helpen met het vervullen van de beloften in Christus aan hem bewezen. Gods volk sterft op aarde tweemaal aan de wet, lezer. Eenmaal wanneer God hem in Zijn hemels gericht trekt tot de geloofsgemeenschap met Christus, en eenmaal in de weg van heiligmaking. In HC zondag 23 is de ziel opgewassen in geloofskennis en geloofsvertrouwen, middels een weg van geestelijk onderwijs door de Heilige Geest en geloofsbeproevingen. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort, Joh. 12:24.
Misschien vraagt iemand mij ter verduidelijking wat ik precies bedoel te zeggen met het sterven aan de wet in de weg van heiligmaking. Wat ik hiermee bedoel te zeggen is, dat velen van Gods verloste volk menen dat ze hun bekering met heilige werken moeten bewijzen. Wel versieren vanuit de werken der liefde, maar niet bewijzen vanuit een wettische dwang. Ik zal u enkele voorbeelden noemen. De verloste Galaten verloren hun geschonken vrijheid door de valse leringen der Judaisten, die het geloof in Christus vermengden met de werken der dienstbaarheid. De Galaten werden hierdoor zodanig beïnvloed dat ze dachten, wanneer ze geen heilige werken konden voortbrengen ze dan hun genade verloren en ineens geen kinderen van God meer waren. Door deze dwaalleringen lieten zij zich besnijden, en pleegden overspel met hun eerste man die al een poos diep in de aarde begraven was geworden, Rom. 7:1-3. O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? (Gal. 3:1-2) Tegen deze verrotte dwalingen hebben de apostelen hun leven lang gevochten. Door de eeuwen heen kwamen ze voort uit de Joodse en later uit de Roomse traditie. En veel van Gods kinderen zijn er in onze dagen ook mee vergiftigd geworden. De meesten van Gods volk durven daarom na hun zielsverlossing niet in de volledige vrijheid te staan, waarmede Christus hen heeft vrijgemaakt. Dat houdt hen niet uit de hemel vandaan, maar menigmaal wel de hemelse vertroostingen uit hun hart vandaan. Door verkeerde onderwijzers die de wet achter het Evangelie plaatsen, worden ook zij weer aan het werk gezet waardoor in het donker geraken en hun gevoelige vrijheid verliezen. Dan gaan deze zielen onechte vromigheden vanuit hun verdorven vlees proberen voort te brengen, uit angst en vrees dat anderen ze niet overnemen voor een kind van God. Dan gaan ze vroom, langzaam en zangerig praten en bidden in het openbaar, en denken daarmee een zekere eerbied te betrachten. Op dit gebied is veel vrome poppenkast dat door het farizeïsme bedreven wordt, maar het ergste is, dat Gods ware verloste volk ook menigmaal door dit soort onechte vrome fratsen betoverd wordt. Wanneer ze zondags naar de kerk gaan, lopen ze langzaam, met het hoofd een beetje scheef, vroom en ernstig kijken, en onderweg niet teveel groeten. Door deze verkapte vorm van slavernij worden velen van Gods volk gevangen genomen, en belanden ze in geestelijke gevangenhuizen waaruit zij zichzelf niet kunnen verlossen. Want als je er niet aan meedoet val je immers buiten de boot….(glimlach) Maar nu is het een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden, en er is niemand, die ze redt; tot een plundering, en niemand zegt: Geeft ze weder. Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal? (Jes. 42:22-23) Kijk lezer, dit bedoel ik nu met de geschonken zaligheid een beetje meehelpen verdienen. Dat ze door al dit heiligheidsdrijven hun dierbare Zaligmaker telkens opnieuw kruisigen, en geen tenslotte kracht meer hebben in het leven der genade, hebben ze geen of nauwelijks besef van. Als anderen het maar van hen gelooft. Waar je het soms ook uit op kunt merken is bijv. hoedanig ze hun bekering vertellen. Dan spreken ze vaak een half over de toeleidende weg tot Christus, en slechts vijf minuten over hun lieve Zaligmaker. Het moest eigenlijk andersom wezen, maar omdat het heersend farizeisme dit alzo gewend is om aan te horen wegen velen van Gods volk op dergelijke wijzen geld uit voor hetgeen geen hemels Brood is, Jes. 55:2. Totdat God ze het vroeg of laat tot schuld maakt, door bijvoorbeeld een bestraffende liefdevolle vermaning van een van Zijn knechten! Ja lezer, aan al deze vrome poppenkast moet Gods volk leren sterven, lezer. Opdat ze voor zichzelf mogen weten dat God hen door hun geloof in Christus voor heilig en rechtvaardig rekent, 1 Kor. 1:30, al zijn en blijven zij onheilig en onrechtvaardig in zichzelf. Opdat ze meer en meer zouden leren zakken en zinken, leunen en steunen op het volbrachte werk van hun dierbare Zaligmaker. De bruid was zwart doch zeer liefelijk in haar Bruidegom. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde, Rom. 7:26. Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen. Ziet, ik Paulus zeg u, zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal zijn, Gal. 5:1-2. William Huntington heeft over dit onderwerp een zeldzaam mooi boekje geschreven: Het kind der vrijheid in banden der wet.pdf
In zondag 7 heeft de bruid haar Bruidegom ontvangen, en in de weg tot zondag 23 gaat de Kerk van Christus door geloofsoefeningen en geloofsgemeenschap met Christus vruchten dragen uit Hem. Die vruchten zijn de baten des geloofs zoals besproken in HC zondag 23. In HC zondag 7 is de koopman heengegaan en heeft alles verkocht om die ene gevonden Parel van grote waarde te kunnen kopen door het geloof op de markt van vrije genade, maar in zondag 23 heeft die koopman die Parel meer en meer op waarde weten te schatten tegen de achtergrond van zijn zwarte en zondig bestaan voor God. In zondag 7 wandelde die koopman met Christus, op weg naar zondag 23 wandelde Christus met die koopman, en in zondag 23 is het alleen Christus. En ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft, Gal. 2:20. In HC zondag 7 heeft die graver in de akker heen mogen gaan en alles verkocht hebbend kocht de akker met de daarin verborgen Schat, en in zondag 23 heeft die hij die Schat van onmeetbare waarde meer en meer mogen bewonderen. Het op waarde schatten van die Parel van grote waarde, en het bewonderen van die Schat in de akker, is feitelijk de inhoud van HC zondag 8 t/m zondag 22, en dan vraagt de onderwijzer in zondag 23: wat baat het u dat ge dit alles heeft mogen zien en bewonderen, welke vruchten heeft het u gebracht dat u dieper in de heilgeheimen Gods bent onderwezen geworden? In zondag 7 is de zondaar door het geloof in Jezus Christus verlost en gerechtvaardigd, en in zondag 23 heeft die verloste zondaar zijn rechtvaardiging door het geloof leren verstaan door het oefenen van zijn geestelijke zinnen, Hebr. 5:12-14. In zondag 7 is Saulus van Tarsen na drie dagen gerechtvaardigd door het geloof in Christus Die hij terstond verkondigde, en in zondag 23 kon hij door geestelijke opwas en vermeerderde kennis (middels zijn leerbrieven) verstandelijk en zakelijk verklaren hoe hij door het geloof gerechtvaardigd is geworden. Het geloof dat opgewassen is in kennis, vertrouwen en wijsheid, zoals verwoord in zondag 23, noemde de apostel in zijn zendbrief aan Kollosse ook wel de volle verzekerdheid des verstands, Kol. 2:2. Ook hierin zijn trappen, maar waar geen opwas des geloofs is, daar is geen geloof, lezer. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. Zo iemand in Mij niet blijft, die is buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand, Joh. 15:5-6. Het kleine mosterdzaadgeloof groeide uit tot een boom waarin de vogels des hemels zich nestelden, Matth. 13:31-32. De vrijspraak en vergeving van zonden ligt dus verklaard in HC zondag 7, maar in zondag 23 heeft de zondaar nader licht ontvangen over deze zaken, waardoor hij zijn roeping en verkiezing vast heeft mogen maken, 2 Petrus 1:10. Daardoor is het geestelijk Koninkrijk der hemelen minder wankel en juist meer standvastig geworden. In HC zondag 7 hebben de Emmausgangers Christus aanschouwd door het geloof middels Zijn prediking, en kregen zij de inhoud van Zijn prediking bevestigd door het zien van Jesaja 53 op Golgotha, en in HC zondag 23 zijn zij door Christus nader onderwezen in de dingen die geschiedt waren waarvan zij getuigen waren geweest, Lukas 24:27. Na de doorleving van HC zondag 7 waren zij door onervarenheid en ongeoefendheid nog onverstandig en traag van hart om te verstaan al hetgeen de profeten van Hem gesproken hadden, maar in zondag 23 verstonden en geloofden zij (bij vernieuwing) de dingen die geschiedt waren door de brekingen des broods door de Heere Jezus. Die brekingen des broods wezen immers heen naar Zijn verbroken Lichaam op Golgotha. Toen verstonden zij en waren niet meer traag van hart, en konden van blijdschap niet meer thuis blijven en gingen heen naar Jeruzalem om te vertellen dat Hij was opgestaan uit de doden.
In HC zondag 7 schenkt God de in Christus gerechtvaardigde zondaar de inhoud van zondag 8 t/m zondag 22 in zijn hart, maar in HC zondag 23 heeft die zondaar die geschonken weldaden als het ware uit mogen pakken. Door geestelijke opwas heeft die zondaar mogen zien hoe hij in Christus een Vader heeft gekregen Die altijd voor hem zorgen zal, hoe hij in Christus een Leidsman heeft gekregen die hem dag en nacht leiden zal, en is de verloste zondaar nader onderwezen geworden in Zijn leraarsambt, in Zijn priesterlijk ambt en in Zijn Koninklijk ambt. Ten laatste, in HC zondag 7 heeft het verkoren geestelijke Israel het onschuldige Paaslam geslacht, Zijn bloed gestreken, en Zijn geroosterde vlees met bittere saus en ongezuurde broden mogen eten, tot verlossing en vrijmaking van Farao en zijn drijvers, maar in HC zondag 23 is het geestelijk verkoren Israel nader onderwezen geworden in de woestijn des levens door tabernakeldienst. In deze dienst zagen zij het koperen brandofferaltaar en koperen wasvat, die heenwezen op het bloed der verzoening dat gevloeid had in het diensthuis der zonden en op het water des levens c.q. de Geest der vernieuwing, ofwel de afwassing van zonden door het badwater van de Rode Zee waardoor zij droogvoets heentogen. Zo was het bloed van het Paaslam en het water van de Rode Zee de toegang tot het hemelse manna in de woestijn des leven, gelijk het brandofferaltaar en het koperen wasvat de toegang waren tot de toonbroden, tot de gouden kandelaar en het reukofferaltaar in het Heilige. Alzo onderwees God Zijn aardse maar ook geestelijk verkoren Israel in Zijn heilige wet en Vervulde Wet, in Wet en Evangelie door het enig offer van Jezus Christus, Hebr. 10. Ja lezer, Israel was een beeld van de kerk uit de heidenen waarin onkruid en tarwe was, maar nog meer een beeld van het geestelijk verkoren Israel dat eenmaal zalig worden zal. Misschien kunt u nu enigszins begrijpen waarom de strict baptists in Engeland in hun kerken het badwater van de geloofsdoop als de enige toegang tot het verbroken Lichaam (Heilig Avondmaal) konden beschouwen. Genoeg nu hierover.
Misschien is er een kind van God die meeleest? Mag ik u dan vragen of u al enigszins bent opgewassen in de genade Gods in Christus door uw geschonken geloof? Heeft u uw geestelijk zinnen al mogen oefenen, lezer? Heeft u uw verlossing al eens mogen verstaan vanuit de gelijkenissen van Christus? Bent u al nader onderwezen geworden door de leerbrieven der apostelen? Wij hebben de drie formulieren van enigheid als geloofsbelijdenissen in onze kerken, die helaas iedereen op zijn manier uitlegt. Maar de vroegchristelijke kerk had destijds de Galatenbrief en Romeinenbrief van de apostel Paulus als catechetisch onderwijs. In deze twee brieven lag voor hen het recht verstaan van de ganse heilige Schrift, voor u ook? Tegenwerping: Schrijver, u gaat wel heel erg snel door deze moeilijke dingen heen. Kunt u het niet iets eenvoudiger verklaren wat u hier bedoeld te zeggen? Antwoord: Laat ik een voorbeeld noemen. Onlangs zat ik ergens op een gezelschap naar een vrouw te luisteren die heel ongeleerd en ongekunsteld haar bekering zat te vertellen, daarin was een duidelijke afsnijding en inlijving op te luisteren. Toen ik haar een weinig wilde beproeven of zij haar verlossing al eens vanuit de gelijkenis over bijv. de verloren zoon of de koopman van schone paarlen had verstaan, zat ze mij verbaasd aan te kijken. Ik zei tegen haar: “daar en daar kwam u tot uzelf omdat u verging van honger en stond u op om naar uw Vader te gaan, en daar en daar mocht ge die Parel vinden en vervolgens heengaan en alles verkopen om die ene Parel van grote waarde te kunnen kopen…etc.” Ja, zei ze, als je het zo bekijkt is het natuurlijk wel waar. Maar zo had zij het dus nog niet eerder bekeken, lezer. Hoe komt dat? Hoe zou ik verstaan indien ik geen uitlegger heb, zei de onkundige Moorman uit Candace. Er zijn nog maar weinig uitleggers met kennis van zaken, lezer. Maar doordat ook de christenen in de vroegchristelijke gemeenten zeer langzaam opwasten in hun geloof kon de apostel vanwege hun vleselijke gesteldheden niet met hen spreken zoals hij wenste te spreken. Dat vind je in zijn zendbrieven meerdere malen terug als liefdesvermaningen en tot als opwekking om te mogen komen tot een geestelijke opwas in de genade Christi. Hoevelen kent u die hun vermaak hebben in de leerbrieven der apostelen, lezer? Daarin is de geestelijke vaste spijze immers te vinden? Wanneer u een kind hebt dat op zijn vijftiende levensjaar nog steeds potjes Olvarit met babyvoeding eet, dan maakt u zich toch ook ernstige zorgen, lezer. Dan vraagt u zich af wat er toch met uw kind aan de hand is, heeft het geen tanden om te kauwen, in zijn keelgat te klein zodat het snel stikt…..noem zelf verder maar op? En zo waren er soms ook geestelijke zorgen bij de apostelen omtrent de zielen in hun gemeenten, waarover zij als geestelijke vaders en hoeders gesteld waren. Het kan ook zijn dat u niet opwast omdat u (gelijk Salomo met z’n duizend vrouwen) voor lange tijd in zonden leeft of geleefd hebt, waaruit ge uzelf niet kon verlossen. Waardoor u verarmde, verschraalde en verachterde in de genade Christi. Maar zij zijn wederspannig geworden, en zij hebben Zijn Heiligen Geest smarten aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden, Jes. 63:10. Dezulken hebben de apostelen ook menigmaal zeer liefelijk vermaand om te wijken van het kwade, in het einde van hun brieven. Die de Naam van Jezus Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. Christus is het Begin en het Einde, de Alfa en de Omega. Zie dan bij vernieuwing op Hem en ga toch tot Hem, lief kind des Heeren. Verneder uzelf en buig u diep in het stof. Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven, Rom. 8:13. Maar de allerbeste Uitlegger is God den Heilige Geest, lezer. Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods. Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn; Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden. Want wie heeft den zin des Heeren gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben den zin van Christus, 1 Kor. 2:11-16. Amen.
Lees hieronder evt. verder hoe onze godzalige vaderen HC zondag 23 verklaard hebben.
V/d Groe in preek over HC zondag 23 & Toetssteen over HC zondag 23
H. Bastingium (1594) over HC zondag 7 & Over HC zondag 23
Ds. A.J. Britstra over HC zondag 23 & DJK – brief tot opscherping
DJK