Aan L.M.P. Scholten
Brief in pdf : klik hier
Brief van de heer C.J. Buys aan de heer L.M.P. Scholten
De heer L.M.P. Scholten
‘s- Gravenweg 240
2903 LW Capelle a.d. IJssel
Gouda, 21 oktober 2003
Geachte heer Scholten,
Allereerst wil ik mijn waardering en dank uitspreken voor uw pal staan voor onze Statenvertaling van de Heilige Schrift. Ik sta niet op het standpunt dat deze vertaling nooit of te nimmer zou vervangen mogen worden en dat er bezwaar tegen kan zijn de woordkeus aan te passen aan het Nederlands van onze dagen. Maar wel sta ik op het standpunt dat de kerk van onze dagen -die in groot verval is- met haar handen van onze Statenbijbel moet afblijven. Ik heb eens gelezen dat Dr. A. Kuiper gezegd moet hebben dat de Statenvertaling vanwege haar majestueuze stijl moet blijven tot aan de jongste dag. Zelf heb ik dit niet van hem gelezen, dus voor de waarheid van dit gezegde kan ik niet instaan.
Naar mijn diepste overtuiging kunnen we alleen een andere vertaling van de Bijbel accepteren als de kerk één is en als het besloten wordt door een nationale synode. Dat geldt ook voor een “revisie”. Wat men doet en al gedaan heeft leidt er alleen maar toe dat de verwarring en de chaos in de zichtbare kerk nóg groter wordt dan ze al is. Straks heeft elke “kerk” en zelfs iedere modaliteit van zo’n afzonderlijk kerkstuk een eigen vertaling. De kennis van de Schrift, die toch al minimaal is, zal nog veel groter worden door al die vertalingen en veranderingen. De puinhoop zal dan compleet zijn. Enkel ontbinding zal het gevolg zijn.
Laat het dan een bezwaar zijn dat woorden in onze vertaling niet meer begrepen worden! Het is een argument dat het altijd weer goed doet – de jeugd begrijpt het niet meer. Maar de jeugd begrijpt wel de taal van de sportwereld en vooral de (ingewikkelde) taal van de “computer-wereld”! We behoeven echt niet bang te zijn dat verouderde taal het zaligmakende werk van de Heere in de weg staat! Daar zijn voorbeelden van te geven!
Wat de Bijbel vertalingen betreft wil ik het hierbij laten. En het hiermee besluiten dat ik met grote belangstelling uitzie naar de Bijbel, met de van fouten gezuiverde kanttekeningen, door het GBS!
Nu echter een geheel ander onderwerp, wat toch eigenlijk de reden is van deze brief aan u. Het gaat mij om een verslag in het RD van 6 oktober jl. Daarin heb ik gelezen dat u gesproken hebt op de najaarsvergadering van de studentenvereniging “Solidamentum” in Gouda. Hierbij wil ik wat kritische opmerkingen plaatsen.
Volgens de krant heeft u daar o.a. gezegd: “Ik las deze week over ds. G.H. Kersten dat hij in zijn jeugd Comrie vermalen heeft. Dat zou ik jullie nu willen meegeven. Om ds.Kersten maar te gaan vermalen. Hij was een zeldzaam begaafd godgeleerde. Begin maar met zijn ‘Korte lessen over Kort Begrip’, lees vervolgens zijn Dogmatiek, catechismusverklaring en meditaties over Hebreeën ll. En als je die vermalen hebt, ga dan verder met Comrie, daarna Brakel, en dan Calvijn.”
Dat is me nogal wat! U bent wel zeer optimistisch wat het gehalte van deze jeugd betreft! Denkt u echt dat ze zoveel tijd zullen reserveren om al die geschriften te lezen? Het zou toch een hele kluif voor ze zijn om al die door u genoemde schrijvers te gaan “vermalen”! Waarom niet een veel eenvoudiger advies gegeven: waarom niet meteen geadviseerd met het b e s t e te beginnen? Uw volgorde zou ik om willen draaien: éérst Calvijn en daarna (eventueel) de anderen. Als ze bv. de Institutie van Calvijn “vermalen” hebben -om van zijn andere werken dan maar te zwijgen- kunnen ze mogelijk ook beoordelen waar de latere schrijvers van de leer der Reformatie zijn afgeweken; soms wel heel ver. In het bijzonder zou u ook de verklaring van de Galatenbrief van Dr. Maarten Luther aan kunnen bevelen. John Bunyan heeft dat werk “vermalen” in de kerker! In dat werk klopt het hart der Reformatie! Het is mij dan ook echt niet mogelijk uw advies over te nemen, omdat het een geheel verkeerd advies is. Van harte ben ik het wel met uw andere advies eens: “Maar bovenal: lees de Schrift, de Schrift, de Schrift!” Als ze dat doen zullen ze ook gemakkelijker de afwijkingen van de Bijbelse heilsleer kunnen ontdekken!!
Dan wil ik nog enkele opmerkingen en vragen stellen. Waarom is men in uw kringen toch zo bang voor het “Aanbod van de genade”? Mogelijk is er veel begripsverwarring, maar het komt mij toch voor dat in uw kringen het Evangelie Gods geweld wordt aangedaan. Dit zie ik trouwens ook bij de “synodalen” en anderen. Is het dan niet waar dat Christus een ieder die onder het Evangelie verkeert wordt aangeboden? Niemand zal toch ooit kunnen zeggen op de oordeelsdag dat hij niet kon zalig worden? De Heere zal toch tegenwerpingen als: “ik ben niet uitverkoren” – “ik ben toch helemaal onmachtig” – “ik heb zoveel om bekering gevraagd”, enzovoort, niet aanvaarden, maar het zal toch zijn: “Gijlieden hebt niet gewild” en “Sla ze dood voor mijn voeten, want ze hebben niet gewild dat Ik Koning over hen zou zijn.” Dat zult u toch volkomen met me eens zijn!?
In deze brief zal ik niet met citaten gaan strooien van onder ons geachte mannen Gods. Uit de tientallen die ik zou kunnen citeren neem ik Comrie(!!), Calvijn, Rutherford en Binning, allen toch mannen door u ongetwijfeld hóóggeacht.
In een preek over Hooglied 1:3 zegt Comrie:
Wat deze uitstorting nu zelf aangaat “Uw naam is een olie uitgestort”, dit zal, onzes bedunkens, om de gedachten van anderen niet te melden, te kennen geven.
a. Het ruime en onbepaalde aanbod van Christus Jezus aan de mensenkinderen, zonder onderscheid, die het Evangelie horen, Matth. 28, hetwelk de enige grond van komen en aannemen van Jezus is; zodat de ziel, die uit kracht van die aanbieding niet komt, meer ingewikkeld of uitgewikkeld, maar op een andere wijze, niet inkomt door de rechte deur, maar een dief en moordenaar is.
Dit heb ik precies overgenomen zoals het er staat. De taal is wat “ingewikkeld” -denkelijk doordat het Nederlands niet de moedertaal van Comrie was- maar het is toch duidelijk genoeg. Ieder die onder het Evangelie komt, komt óók onder het ruime en onbepaalde aanbod van Christus.
Joh Calvijn tekent bij Johannes 1 vers 29 o.a. aan:
Nu is het onze zaak, de weldaad, die allen aangeboden wordt, aan te nemen, opdat een ieder zich verzekerd houde, dat hem niets verhindert om de verzoening in Christus te vinden, indien hij slechts door het geloof tot Hem komt.
Bij Johannes 15:22 zegt Calvijn:
Dat er voor de Joden niets meer overblijft te beweren tot hun verontschuldiging, nu zij willens en wetens het leven, dat hun aangeboden was, verworpen hebben.
Samuël Rutherford zegt het volgende in een preek over Lukas 15: 14-19:
Het is geen kleine zaak, van een bastaard der hel tot een kind des hemels gemaakt te zijn; van iemand, die geen aanspraak op Christus heeft, gemaakt te zijn tot iemand, die een genadig recht op Hem heeft. En als het zo niet is, is het onze eigen schuld, want onze Heere sluit niemand van Hem uit, die binnen de zichtbare kerk is. Zijn aanbod van genade en verzoening is zo wijd uitgestrekt, dat zij in een jammerlijke en ellendige toestand zijn, die in een land, of streek, of gemeente, of stad wonen, waar Christus in het Evangelie schijnt, en toch geen profijt van Hem hebben.
Dan alleen nog een citaat van Hugo Binning van wie bekend is dat, als Binning gesproken had, iedereen wel kon zwijgen. De preek is uit Mattheüs 11:28:
Alle personen zonder uitzondering die het evangelie horen, worden genodigd tot onze Zaligmaker te komen, blinden, lammen, zij, die in de wegen en heggen zijn, niet alleen de hongerigen en de dorstigen (Jes. 55:1 en 2) maar zij, die niet naar de gerechtigheid hongeren en dorsten, doch alleen naar dingen, die geen nut doen; niet alleen de gebrokenen van hart, die gaarne dicht bij de gerechtigheid zouden komen, maar zelfs de stijven van hart (Jes. 46:12) die verre van de gerechtigheid zijn; dezulken wordt geboden te horen en het oor te neigen. (…)Er is dan ook geen sluitboom op de deur van het evangelie geplaatst, om iemand te verhinderen in te gaan. Er wordt geen hoedanigheid of voorwaarde door het evangelie voorgeschreven, en waar die niet is wordt hij, indien hij komt, werkelijk verwelkomd en aangenomen, wat hij ook nodig heeft.
Uiteraard ben ik er diep van doordrongen dat de geciteerde mannen op geen enkele wijze grond hebben gegeven voor een christendom dat -om met het Doopsformulier te spreken- niet gaat in de weg van “de oude natuur doden en in een nieuw godzalig leven wandelen.” Deze theologen waren zeer ruim in de aanbieding maar messcherp in de ontdekking. En dat laatste is nu net wat het grootste deel van het christendom dat ons omringt haat! Ondergetekende verafschuwt een christendom dat luid in Jezus roemt, maar dat het afsterven van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens niet kent en het “door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods”, háát.
Hoe een groot deel van het huidige christendom van het “ruime aanbod” dan ook aan de dag treedt als een “jolig christendom”, dat met de wereld een heel eind mee kan, het blijft niettemin als een onwrikbare waarheid staan dat het de grote zonde is van het huidige “zware” christendom, dat zij een om niet aangeboden Zaligmaker verwerpen. MacCheyne noemde dat de “nationale zonde van Schotland”!!
Meneer Scholten: Waarom wekt u de jeugd niet op zich ogenblikkelijk te bekeren? Of geldt het dan niet ook voor deze, naar het schijnt o zo rechtzinnige jeugd, dat tussen hen de dood maar één schrede is? Dan kan de bekering toch geen ogenblik meer wachten? Of vindt u hetgeen ik schrijf onbijbels? Dan wil ik graag terecht gewezen worden!
Ik kan er toch niet onderuit u nog iets voor te leggen van de eenvoudige, maar van God geleerde landbouwer, Wulfurt Floor. In een preek over Spreuken 23:13 zegt hij o.m.:
Iemand kan ook een verachter van het Woord zijn, als hij, namelijk uit een vijandig hart, altijd wat weet in te brengen tegen het Woord van de aanbieding der genade. De Heere is zo goed, om stijven van hart tot zich te roepen, om slechten tot zijn gemeenschap uit te nodigen, ja, bij Zichzelf te zweren, dat Hij geen lust heeft in de dood des goddelozen, om ons te verzekeren, dat een iegelijk, die in Christus gelooft, niet zal verderven, maar het eeuwige leven hebben; om ons evenzeer te verzekeren, dat waar de zonde meerder geworden is, dat daar ook de genade Gods zoveel te meer overvloedig is, om ons van Christus’ wege te laten bidden: laat u met God verzoenen, en om ons te betuigen, dat Hij nooit tot den zade Jacobs heeft gezegd: zoek Mij te vergeefs. Ziedaar, deze en veel meer andere getuigenissen uit Gods mond zijn te samen het woord der aanbieding, of Gods vriendelijke nodigingen, of het zoete Evangelie.
Maar weet gij, wanneer men het Woord van de aanbieding der genade veracht? Dan, als men uit een vijandig hart zegt: Er is een eeuwige verkiezing en verwerping, en sommige mensen zijn er toe gezet om zich aan het Woord te stoten, gelijk de apostel zegt: 1 Petrus 2:8 en 9 en daarom is Gods roeping tot de zondaar niet oprecht. God zal zich ontfermen diens Hij zich ontfermt, maar Hij verhardt ook, dien Hij verharden wil (Rom. 9:18). Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. En dus helpt ons geen gebed, geen gebruik der middelen, geen berouw, noch bekering; en hierom zal ik op mijn weg voortgaan, en mij met geen zoeken of strijden pijnigen: ben ik uitverkoren, dan word ik evenwel zalig; anders is het verloren gaan onvermijdelijk, al zocht ik en bad en streed tot aan mijn dood toe.
Wat zou het een zegen zijn, meneer Scholten, als in uw kringen zulke taal eens werd gehoord! In uw kringen, en helaas daar niet alleen, houdt men de mensen in dodelijke lijdelijkheid op de been. Wat wordt er toch gedaan met het woord van Paulus: “Wij dan wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof”? Of kennen de predikers zèlf “de schrik des Heeren” niet? Hebben uw voorgangers nog wel liefde tot de zielen, tot de zielen van onze arme, ten ondergaande jeugd? Laat de “lichte” jeugd dan verloren gaan met een ingebeelde Jezus, de “zware” jeugd gaat verloren omdat Christus hen in de prediking niet wordt aangeboden als een gewillige Zaligmaker voor zondaren; omdat er immers toch maar “één uit een stad en twee uit een geslacht” zalig worden. Met zulke en andere Bijbelwoorden worden de zielen misleid voor de eeuwigheid. Waarom wordt door uw predikanten niet de volle nadruk gelegd op plaatsen als 2 Thess. 1:8: “Met vlammend vuur wraak doende over degenen die God niet kennen, en over degenen die het Evangelie onzes Heeren Jezus Christus niet gehoorzaam zijn”?
Zo zou ik nog lang door kunnen gaan, maar ik wil eindigen. Ik hoop nog eens te merken dat op vergade-ringen van “Solidamentum” het Bijbelse Evangelie aan de jeugd wordt voorgehouden, dat ze worden opgeroepen tot een dadelijke bekering, dat ze wordt voorgehouden dat in de grote Dag van het Gericht niet gedebatteerd zal worden, maar gevonnist…
Met een vriendelijke groet
en Gode en Zijn genade bevolen,
C.J. Buijs
Sparreweg 6
2803 JT Gouda