Evangelische Heiligmaking
Evangelische heiligmaking : MP3
Hetgeen dominee K. Veldman in Vriezenveen en in Alblasserdam omtrent de evangelische heiligmaking heeft mogen zaaien tot stichting, vertroosting en verkwikking van Gods uitgewerkte gestorven kinderen, heeft dominee W.J. Teunissen helaas stinkende gemaakt, gelijk destijds de Judaïsten onder de verloste Galaten die de wet achter de ontvangen genade plaatsten, middels een verderfelijke leer van wettische heiligmaking waarin Gods verloste volk heimelijk wederom aan het werk wordt gezet om hun bekering tegenover het schijnvroom werkheilige farizeïsme te bewijzen. Deze volgende tekst uit Rom. 7 vers 4 heeft dominee Teunissen derhalve als volgt verdraait tot afbreuk van de Bijbelse leer der evangelische heiligmaking: Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten zouden voort brengen. Terwijl het in Gods Woord toch duidelijk anders staat geschreven: (….) opdat wij Gode vruchten dragen zouden! Zie daar kort samengevat het wezenlijke grote verschil waar het omgaat! Het betreft hier een aversie tegen de evangelische heiligmakingsleer van onder andere H.F. Kohlbrugge en William Huntington die, niet alleen de Borggerechtigheid, maar ook de Borgheiligheid van Christus Jezus preekten, en hierom destijds vreselijk verguisd en verketterd zijn geworden. Deze wettische heiligmakingsleer van dominee W.J. Teunissen baart helaas niets dan angst en vrees, benauwdheid en droefenis, dienstbaarheid en duisternis, en zet aan tot het wederkeren tot de eerste man, vergelijk Rom. 7:1-4. Wat een farizeeër z’n lust en leven is, is Gods volk de dood geworden! Beluister hier het verschil. Het mocht dominee Teunissen eens -in woord en daad- tot schuld en berouw worden, is mijn hartelijke wens en bede. Volgens de Jacobusbrief meent hij dat Gods volk niet alleen uit het geloof maar ook uit de werken gerechtvaardigd moet worden! Dit is wel waar, maar dit zijn de werken der liefde waardoor het geloof werkende is. Mag ik u enkele van deze werken der liefde noemen? Denk eens aan zalving van Christus door die zondares in het huis van Simon de farizeeër (Lukas 7), denk eens aan het wassen van de striemen van de gegeselde ruggen der apostelen door de stokbewaarder in Filippi, denk ook aan Rachab de hoer die de verspieders verborg, en denk aan Zacheüs die al hetgeen hij anderen oneerlijk had ontvreemd driedubbel weder zou geven. Bedenk toch dat een dienstknecht altijd een verdienstelijk urenlijstje bijhoudt, maar deze liefde van Christus telt niet meer. Deze liefde is oneindig barmhartig en goed, en doet wezenlijk alles tekort (en in Hem toch volmaakt), bij vergeleken wat zij in hun oudste Broeder deelachtig zijn geworden. Hierom zal Christus straks tot Zijn kinderen zeggen: ‘Zo gij het een van Mijn minste hebt gedaan, zo hebt gij het Mij gedaan’, en zullen Zijn kinderen Hem antwoorden: ‘Heere, wanneer was het dat ik dit heb gedaan?’ Het gaat hier om elkaar op te scherpen in de Waarheid, en niet om dominees tegenover elkaar te zetten, en nog minder om het behoud van de leer of eer van dominees. Al het onze moet immers vergaan, en alles dat naar het Woord niet is heeft geen enkele dagenraad. Het is volbracht! De (ingestorte) liefde van Christus is de vervulling der wet. Deze liefde laat een vrederijk na in het hart van de verloste zondaar, zulk een hemelse vrede waarvan hij denkt die nooit meer voorbij zal gaan, deze liefde doet God en zijn naasten geen kwaad. Naar hun onbekeerde verdorven vlees blijft Gods volk tot hun dood toe onder de wet, maar naar hun verloste geest die een geestelijke kruisdood met Christus stierf, waardoor de wet zijn zeggenschap over hen verloor, zijn ze door het geschonken geloof in Hem met Hem opgestaan tot een nieuw leven en derhalve onder de heerschappij der liefde, des vredes, des lichts, des evangeliums. Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft. Ik doe de genade Gods niet te niet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven (Gal. 2:20-21). Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Tegen de zodanigen is de wet niet. Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden. Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen. (Gal. 5:22-25)
Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd. Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven? En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed? En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot U gekomen? En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan. (Mattheus 25:31-46)
.
Ds. K. Veldman over Kol. 3 vers 1-15.mp3
Ds. K. Veldman over Rom. 4 vers 11-13.mp3
.
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst. Om welke de toorn Gods komt over de kinderen der ongehoorzaamheid; In dewelke ook gij eertijds hebt gewandeld, toen gij in dezelve leefdet. Maar nu legt ook gij dit alles af, namelijk gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uw mond. Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken, En aangedaan hebt den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft; Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen. Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid; Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo. En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid. En de vrede Gods heerse in uw harten, tot welken gij ook geroepen zijt in een lichaam; en weest dankbaar. (Kol. 3:1-15)
°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°
W. Huntington – Het evangelie als de enige regel des levens
‘Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen, die van ons zijn, u met woorden ontroerd hebben en uwe zielen wankelende gemaakt, zeggende, dat gij moet besneden worden, en de Wet onderhouden; welken wij dat niet bevolen hadden. Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: Namelijk, dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen. Vaarwel. En zij, dien gelezen hebbende, verblijdden zich over de vertroosting’; Hand. 15 : 24, 28, 29 en 31.
Voorwoord aan de lezer,
Christelijke lezer, ik begon de volgende brief met het voornemen hem als antwoord te zenden op een zeer beleefd schrijven, mij door een onbekend vriend toegezonden. Ik ontving hem zonder naam, maar ik was van plan het antwoord te adresseren met enkele beginletters van zijn naam. Toen ik ongeveer dertig folio pagina’s van het handschrift geschreven had, gevoelde ik een neiging in mijn gemoed opkomen om hem uit te geven en daar de schrijver mij bericht, dat hij somtijds onder mijn gehoor komt, kon ik er, dacht ik, zeker van zijn, dat hij hem in handen zou krijgen. En daar hij een ernstig onderzoeker naar de waarheid schijnt te zijn, zie ik geen reden waarom hij zich aan de uitgave zou ergeren, daar ik meen, dat het een antwoord van waarheid is en dat hij zal uitzien dat het onder Gods zegen ook voor andere onder zoekers nuttig kan zijn, zowel als voor hem. Ik wens u, lezer, dat gij alle vooroordeel opzij mag zetten en dat gij uw geloof niet in menselijke wijsheid mag funderen, maar in de kracht Gods en dat gij met deze brief mag doen gelijk God deed met Sion. Hij stelt het gericht naar het richtsnoer en de gerechtigheid naar het paslood. Hij vaagt de toevlucht der leugens weg en maakt dat de wateren de schuilplaats der huichelaren overlopen. En indien gij tot het licht wilt komen, indien gij begeert in het geloof bevonden te worden, beoordeel en onderzoek dit geschriftje dan nog eens en nog eens nauwkeurig, vergelijk het met het Woord van God, beproef het zuiver bij die standaard en zie of dit antinomianisme is of dat het eeuwig Evangelie van Jezus Christus is, en oordeel dienovereenkomstig. En wanneer gij op dat punt voldaan zijt, vergelijk het dan met de schriften van die evangelisten, die de letter, die doodt tot de regel des levens stellen. En wanneer gij deze met elkaar vergeleken hebt en beiden getoetst hebt aan het Woord van God, laat dan de naam van Antinomiaan op de rechte ezel gezadeld worden. Ga niet van de gouden, oude weg af, al wordt overeenkomstig de profetie de weg der waarheid gelasterd en zet uw hart op de baan, wijk niet ter rechter‑ of ter linkerhand, maar loop de loopbaan die u voorgesteld is, ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus. En wanneer gij hoort dat mensen op de preekstoel op anderen beginnen te hakken als Antinomianen, zonder te beschrijven wat zij zijn en dat zij het onderwerp van het Evangelie terzijde leggen, zeggende: “maar wij doen recht aan de Wet, want die is de enige regel des levens van de gelovigen”; geef dan acht op hun gezicht en let op de bewijzen uit de Schrift welke zij bijbrengen. Indien hun aangezicht vervalt, hun tong begint vast te raken en er geen bewijs wordt voortgebracht dan een mengelmoes van verwarring, wees er dan van overtuigd, dat zij niet in Gods raad gestaan hebben. Daarom heeft Hij hen voor u beschaamd. De Wijsheid is gerechtvaardigd van haar kinderen en haar kinderen zullen zich tegen de huichelaar opmaken. De Schrift zegt ons, dat een iegelijk die de leer van Christus niet heeft, God niet heeft; en dat gij hen die de leer van Christus niet brengen, niet in uw huis zult ontvangen. De leer en de Geest van Christus maken de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar. Maar in onze dagen zijn de zaken veranderd. Het zuivere Evangelie heet nu antinomianisme. Dapperheid voor de waarheid, ijver voor God, vurigheid in het bidden en ernst in het preken, worden nu de “uitwerkselen van een slechte geest” genoemd. Maar, kronkelen als een slang, zich in allerlei bochten te wenden als de wilg, gesprekken en preken in te richten om allen te behagen en niemand te ergeren, dan de bevindelijke christen, zijn schijnbaar de uitwerkselen of vruchten van een uitnemende geest. Dit schijnt de kern van oprechtheid en het werk van een evangelist. Lezer, deze mensen zullen in de grote dag uw rechters niet zijn. Christus is uw Rechter en het is niet dat hetwelk oprechtheid genoemd wordt, waardoor gij voor Zijn rechtbank zult vrijgesproken worden. Het is het Woord en de Geest der waarheid, die u moeten vrijmaken, zult gij waarlijk vrij zijn. Het woord dat Ik gesproken heb, zegt Christus, dat zal hem oordelen ten laatsten dage.
Lezer, ergert u niet, over de titel van dit werkje. “Een regel en een raadsel”; of “Een eeuwige taak voor blinde wachters en oude vrouwen.” Hij is ontleend aan werkelijke gebeurtenissen, aan een kerkelijke vergadering die belegd was, bestaande uit enkele wachters en enkele oude vrouwen, welke tezamen raad namen tegen één, die nooit raad nam tegen hen. Ik noem het een eeuwige taak, omdat ik denk, dat deze leer niet omvergeworpen kan worden. Het is tegen niemand in het bijzonder gericht. Indien iedereen onschuldig is, kan het ook op niemand toepasselijk zijn. Niemand heeft recht het op hem toe te passen, tenzij hij erin begrepen is. De regel en het raadsel beide, zijn toepasselijk op hem tot wie zij behoren en ter gebruik, ter onderrichting of tot voldoening van enigen, die verkiezen hun bekwaamheid te beproeven.
Lezer, vaarwel en vergeet niet, dat gij door het getuigenis van Gods Woord, van Zijn Geest en van uw consciëntie zult moeten staan of vallen voor het gericht van God. Daarom, heb de waarheid en de vrede lief. Ondertussen blijf ik (met de geringe kennis welke Gode behaagd heeft mij te geven) uw dienaar in de waarheid en om der waarheid wil.
W. Huntington over het evangelie als de enige regel des levens