de biddende hoer…
Vraag: “Is de Paus de vicaris van Christus?”
Antwoord: Het begrip “vicaris” is van het Latijnse woord “vicarius” afkomstig, wat “in plaats van” betekent. In de Katholieke Kerk is de vicaris de vertegenwoordiger van een hoger geplaatste hoogwaardigheidsbekleder. Deze vertegenwoordiger heeft hetzelfde gezag en dezelfde macht als degene die hij vertegenwoordigt. Door de Paus de “vicaris van Christus” te noemen wordt geïmpliceerd dat hij dezelfde macht en hetzelfde gezag over de Kerk heeft als Christus. De titel is afgeleid van de woorden van Jezus aan Petrus in Johannes 21:16-17: “Zorg dan voor mijn kudde… zorg dan voor mijn schapen.” Volgens de Katholieke redenering wordt Petrus hierdoor gedefinieerd als de Prins van de Apostelen, de eerste Paus, en worden hiermee de woorden van Jezus in Matteüs 16:18-19 vervuld (waarin Petrus de rots wordt genoemd waarop Jezus Zijn kerk zal bouwen).
Om beter te kunnen begrijpen of het al dan niet Bijbels is om een gewoon mens als de vertegenwoordiger van Christus te beschouwen, zullen we de pagina’s van de Schrift bekijken om te ontdekken wat deze zegt over de rol van Jezus in onze levens, toen Hij nog op aarde was en zoals nu nog steeds het geval is. De brief aan de Hebreeën trekt een vergelijking tussen Jezus en de hogepriester Melchisedek (Genesis hoofdstuk 14) en contrasteert dit met het oude Levitische priesterschap. De vraag die wordt gesteld is de volgende: als het Levitische priesterschap volmaaktheid had gebracht, waarom moest er dan nog een andere priester worden aangesteld (Hebreeën 7:11)?
De schrijver zegt: “Het is algemeen bekend dat onze Heer is voortgekomen uit Juda, een stam die Mozes in zijn bepalingen over de priesters niet heeft vermeld. Dit wordt nog veel duidelijker, wanneer wij bedenken dat als evenbeeld van Melchisedek een nieuwe priester opstaat, die niet op grond van een wettelijk vereiste afstamming priester is geworden, maar uit kracht van een onvergankelijk leven. Want op Hem slaat het getuigenis: U bent priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisedek. Het bestaande voorschrift werd afgeschaft omdat het krachteloos en zonder nut was – de wet heeft trouwens in geen enkel opzicht het volmaakte gebracht – en werd vervangen door hoop op iets beters, die ons dichter bij God brengt.” (Hebreeën 7:14-19)
Dit maakt Jezus superieur aan de priesters en nog belangrijker: aan de hogepriesters. Dit is de sleuteltekst: “Bovendien moesten bij hen vele priesters elkaar opvolgen, omdat de dood hun belette in functie te blijven; maar zijn priesterschap is onvervreemdbaar, omdat Hij in eeuwigheid blijft. Daarom is Hij ook in staat om hen, die door zijn tussenkomst tot God naderen, voor altijd te redden, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.” (Hebreeën 7:23-25)
Dit betekent dat Jezus voor altijd onze hogepriester is. Omdat Hij “heilig is, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars, en hoog verheven boven de hemelen”, is Hij anders dan alle andere priesters, omdat Hij “niet, zoals de hogepriesters, elke dag opnieuw eerst voor zijn eigen zonden offers [hoeft] op te dragen en daarna voor die van het volk, want dit heeft Hij eens en voorgoed gedaan, toen Hij zichzelf offerde” (Hebreeën 7:27). Mensen worden door de Wet aangesteld en mensen zijn zwak. Maar de Zoon werd door het Nieuwe Verbond aangesteld en Hij is voor eeuwig perfect gemaakt (Hebreeën 7:28). De bediening van Jezus is superieur aan de oude bediening en gestoeld op betere beloften (Hebreeën 8:6).
De Bijbel zegt over Jezus dat er geen andere naam is waardoor mensen gered kunnen worden (Handelingen 4:12). Er bestaat maar één middelaar tussen God en mens en dat is Jezus Christus (1 Timoteüs 2:5). We kunnen nu zien dat er geen Bijbels fundament bestaat op basis waarvan iemand kan opeisen dat hij de vertegenwoordiger van Christus op aarde zou zijn. Geen enkel mens kan doen wat Christus heeft gedaan of wat Hij nu voor de mensheid doet. Maar de titel van vicaris draagt nog een andere implicatie met zich mee: de drager heeft dezelfde jurisdictionele macht als de hoogwaardigheidsbekleder die hij vertegenwoordigt. In Matteüs 16:18 is Jezus Christus degene die zegt dat Hij Zijn kerk zal bouwen: Hij heeft deze macht nooit gedelegeerd. Door de titel “Vicaris van Christus” voor zich op te eisen belooft de heersende Paus feitelijk te doen wat Christus had beloofd.
Jezus voorspelt inderdaad een soort “vicaris” in de zin van een “vervanger” voor Zijn lichamelijke aanwezigheid hier op aarde. Maar deze “vicaris van Christus” is geen priester, hogepriester, bisschop of paus. De enige “vicaris van Christus” is de Heilige Geest. Johannes 14:26 verkondigt: “De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.” Johannes 14:16-18 verkondigt: “En Ik zal de Vader vragen jullie een andere Helper te geven, die voor altijd met jullie zal zijn, de Geest van de waarheid. De wereld kan Hem niet ontvangen, omdat ze Hem niet ziet en ook niet kent; jullie kennen Hem wel, want Hij blijft bij jullie en zal in jullie zijn. Ik laat jullie dus niet verweesd achter: Ik kom bij jullie terug.” De Heilige Geest is de “vervanger” van Christus op aarde. De Heilige Geest is onze Raadsman, Onderwijzer (Johannes 14:26) en leidsman naar de volle waarheid (Johannes 16:13).
Door te beweren dat de paus de “vicaris van Christus” is, wijst de Katholieke Kerk de volkomenheid en de suprematie van het priesterschap van Christus af en geeft zij de paus de rol die volgens Christus Zelf voor de Heilige Geest zou zijn weggelegd. Het is daarom godslastering om de Paus de titel “vicaris van Christus” toe te kennen.
https://www.gotquestions.org/Nederlands/vicaris-van-Christus.html
NL
Kom herwaarts, ik zal u tonen het oordeel der grote hoer, die daar zit op vele wateren; Met welke de koningen der aarde gehoereerd hebben, en die de aarde bewonen zijn dronken geworden van den wijn harer hoererij. En hij bracht mij weg in een woestijn, in den geest, en ik zag een vrouw, zittende op een scharlaken rood beest, dat vol was van namen der godslastering, en had zeven hoofden en tien hoornen. En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken, en versierd met goud, en kostelijk gesteente, en paarlen, en had in hare hand een gouden drinkbeker, vol van gruwelen, en van onreinigheid harer hoererij. En op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelijk Verborgenheid; het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde. (Openb. 17:1-5)
NL