De woeste weg forum logo
Het is momenteel Do Nov 21, 2024 4:58 pm

Alle tijden zijn UTC [ Zomertijd ]




Plaats een nieuw onderwerp Dit onderwerp is gesloten. U kunt geen berichten wijzigen of nieuwe reacties plaatsen.  [ 21 berichten ]  Ga naar pagina Vorige  1, 2, 3  Volgende
Auteur Bericht
BerichtGeplaatst: Za Nov 17, 2012 9:10 am 
Offline

Geregistreerd: Di Okt 09, 2012 9:54 am
Berichten: 47


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Za Nov 17, 2012 4:10 pm 
Offline

Geregistreerd: Vr Okt 05, 2012 8:23 am
Berichten: 140
Beste DLA jr

Ik zie in uw beantwoording veel tekst weerleggingen vanuit het Woord, maar ik mis iets en wat is dat, BELEVING EN INLEVING, persoonlijk het gaat tussen God en mijn verdorven ziel

Een zondaar door God gerechtvaardigd voor tijd en eeuwigheid, als dat echt, echt is weet zo n mens daarvan, daar is het ware geloof hem deel geworden uit vrije genade zonder iets van die mens.

Uit uw schrijven begrijp ik dan, dat dan pas een mens tot de doop over kan / mag gaan, het lijkt of wij nog wat toe dienen te voegen zo komt het mij voor.
Als ik het mis heb, zou u mij een heldere uitleg kunnen geven?

Met vriendelijke groet

AvL


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Di Nov 20, 2012 9:38 am 
Offline

Geregistreerd: Di Okt 09, 2012 9:54 am
Berichten: 47


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Di Nov 20, 2012 9:57 am 
Offline

Geregistreerd: Di Okt 09, 2012 9:54 am
Berichten: 47


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Di Nov 20, 2012 11:36 am 
Offline

Geregistreerd: Di Okt 09, 2012 9:54 am
Berichten: 47


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Di Jan 08, 2013 6:39 pm 
Offline

Geregistreerd: Do Dec 06, 2012 12:42 pm
Berichten: 23
De openbaring van het genadeverbond zou verschillende zogenaamde bedélingen hebben gehad.
• Persoonlijke bedeling: Van Adam tot Abraham. Individuele personen en gezinnen(Noach bijv.)

Het Verbond met Adam in de hof van Eden (Gen. 1:28-30 en 2:16-17, Hos. 6:7)
Verbond met Adam na de zondeval (Gen. 3:15)


Noachs Verbond (Gen. 8 en 9)
1. . Gen. 8:20-22. God zegende Noach en zijn zonen en sloot een verbond met hem en met zijn nageslacht en met alle levende wezens, die bij hem waren.
2.
3. De Joden kennen op grond van Gen. 9:1-7 de zeven Noachitische geboden, die golden voor alle mensen en vooral voor de proselieten. Deze Noachitische geboden zijn: 1 Erkenning van de overheid; 2 verbod van de lastering van Gods Naam; 3 verbod van het dienen van de afgoden; 4 verbod van bloedschande;5 verbod van moord; 6 verbod van roof en diefstal; 7 verbod om vlees van nog levende dieren te eten.
• Patriarchale bedeling: van Abraham tot Mozes. Binnen de gezinnen van de aartsvaders

1. Abrahams Verbond (Gen. 12, 15, 17, 22)



2. Mozaïtische Verbond (Ex. 19-24; Deut. 4-5)
Mozes. Zoon van Amram en Jokebed. Hij stamde af van Levi, en wel van Kehat, de zoon van Levi. Mirjam was zijn oudere zuster, Aaron zijn oudere broer. Ex. 6:15-26. Hij werd geboren plm. 1525 v. Chr. Terwijl het bevel van de Farao van Egypte alle hebreeuwse jongens die geboren werden, in de Nijl te werpen, van kracht was. Ex.1:22. Zijn moeder verborg hem drie maanden en legde hem daarna in een arkje van papyrus in de Nijl. Het kind wordt gevonden door de dochter van Farao en gezoogd door zijn eigen moeder. Na een jaar of drie wordt het naar de dochter van Farao gebracht. Deze gaf het de naam Mozes. Ex. 2:1-10. In het hebreeuws luidt de naam: Mosje van Masja=trekken. In het Egyptisch betekent het overeenkomstige woord mes: voortbrengen, dan: kind van een onbekende vader. Anderen nemen de naam Mozes als een Egyptische afkorting voor Ra (=Re)-mes-su= Re heeft hem voortgebracht. Mozes zou dan eigenlijk Ramses heten. Een andere Egyptische betekenis kan zijn: kind van de Nijl. De boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium staan vol gegevens over deze grote in Israel. Ook wordt hij telkens in andere boeken genoemd. Voor de openbaringsgeschiedenis is hij van grote betekenis. Men erkent zijn historiciteit nu over het algemeen wel. Loochening zou ook grote moeilijkheden geven, immers hoe zou Israel dan aanleiding gevonden hebben, als Mozes als nationaal leider een Egyptische naam te geven en de onderdrukking in Gosen als begin van zijn nationaal bestaan te nemen? Zonder Mozes is Israels onstaan als volk onbegrijpelijk. Ook zijn sterk religieuze persoonlijkheid en zijn invloed op Israels religie ondervinden eerbied. Mozes is een nationale held, een profeet, een wetgever, een schrijver. Bovenal middelaar, tussenpersoon tussen de HEERE en Zijn Volk, de middelaar van het Oude Verbond. Hij is veertig jaar lang gebleven aan het Egyptische hof. Het is mogelijk, in verband met Hand. 7:22, dat hij in dienst van Egypte zich had onderscheiden. Hoe dit ook zij, zijn hart trekt naar zijn volksgenoten. Hij doodde een Egyptenaar, en daarom moet hij vluchten naar Midjan. Komt daar bij de priester, huwt diens dochter. Ex 2:12-22 Na veertig jaar volgt zijn roeping Ex. 2;23-4:17. De HEERE verschijnt hem bij de Horeb als een vuurvlam midden uit een braamstruik. Mozes heeft veel tegenwerpingen maar de Heere zet door en geeft hem Aaron tot een mond. Dan keert Mozes terug naar Eqypte, onderweg in een nachtverblijf wordt de HEERE die Mozes zoekt te doden, door de besnijdenis van Mozes’zoon bevredigd Ex 4:24-26. Op de Sinai vind de verschijning van de HEERE plaats, de afkondigingen der tien woorden, het geven van het zgn. verbondsboek(de uitwerking van de tien geboden voor Israel, welks Koning de HEERE is, het verbondsboek bestaat ui de woorden en verordeningen of rechtsbepalingen EX 24:3). De plechtige ceremonie der verbondssluiting tussen de HEERE en het volk Israel.

• Nationale bedeling: van Mozes tot de Nieuw-Testamentische periode. Binnen het volk Israël

1. Het Israëls Verbond (Deut. 29-30)
2. Het Davidische Verbond (2 Sam. 7:8-17; Ps. 89:20-38; 132:11-12; Jer. 33:17-22)


Deuteronomium 29
1 Dit zijn de woorden des verbonds, dat de HEERE Mozes geboden heeft te maken met de kinderen Israels,1 in het land van Moab, boven het verbond,2 dat Hij met hen gemaakt had aan Horeb.3 2 En Mozes riep gans Israel, en zeide tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn land; 3 De grote verzoekingen,4 die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen. 4 Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan,5 noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. 5 En Ik heb ulieden6 veertig jaren doen wandelen in de woestijn; uw klederen zijn aan u niet verouderd,7 en uw schoen is niet verouderd aan uw voet. 6 Brood hebt gij niet gegeten,8 en wijn en sterken drank hebt gij niet gedronken; opdat gij wistet,9 dat Ik de HEERE, uw God, ben. 7 Toen gij nu kwaamt aan deze plaats, toog Sihon, de koning van Hesbon, uit, en Og, de koning van Bazan, ons tegemoet, ten strijde; en wij sloegen hen. 8 En wij hebben hun land ingenomen, en dat ten erve gegeven aan de Rubenieten en Gadieten, mitsgaders aan den halven stam der Manassieten. 9 Houdt dan de woorden dezes verbonds, en doet ze; opdat gij verstandelijk handelt in alles,10 wat gij doen zult. 10 Gij11 staat heden12 allen voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods: uw hoofden uwer stammen, uw oudsten, en uw ambtlieden, alle man van Israel; 11 Uw kinderkens, uw vrouwen, en uw vreemdeling,13 die in het midden van uw leger is, van uw houthouwer tot uw waterputter toe;14 12 Om over te gaan in het verbond des HEEREN, uws Gods, en in Zijn vloek, hetwelk de HEERE, uw God, heden met u maakt; 13 Opdat Hij u heden Zichzelven tot een volk bevestige,15 en Hij u tot een God zij,16 gelijk als Hij tot u gesproken heeft, en gelijk als Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft. 14 En niet met ulieden alleen maak ik dit verbond en dezen vloek;17 15 Maar met dengene,18 die heden hier bij ons voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, staat; en met dengene, die hier heden bij ons niet is. 16 Want gij weet, hoe wij in Egypteland gewoond hebben, en hoe wij doorgetogen zijn door het midden der volken, die gij doorgetogen zijt. 17 En gij hebt gezien hun verfoeiselen, en hun drekgoden,19 hout en steen, zilver en goud, die bij hen waren. 18 Dat onder ulieden niet zij een man, of vrouw, of huisgezin, of stam, die zijn hart heden wende van den HEERE, onzen God, om te gaan dienen de goden dezer volken; dat onder ulieden niet zij een wortel, die gal en alsem drage;20 19 En het geschiede, als hij de woorden21 dezes vloeks hoort,22 dat hij zichzelven zegene in zijn hart,23 zeggende: Ik zal vrede hebben, wanneer ik schoon naar mijns harten goeddunken zal wandelen,24 om den dronkene te doen25 tot den dorstige. 20 De HEERE zal hem niet willen vergeven; maar alsdan zal des HEEREN toorn en ijver roken over denzelven man, en al de vloek, die in dit boek geschreven is, zal op hem liggen; en de HEERE zal zijn naam van onder den hemel uitdelgen. 21 En de HEERE zal hem ten kwade afscheiden26 van al de stammen Israels, naar alle vloeken des verbonds, dat in het boek dezer wet geschreven is. 22 Dan zal zeggen het navolgend geslacht,27 uw kinderen, die na ulieden opstaan zullen, en de vreemde, die uit verren lande komen zal, als zij zullen zien de plagen dezes lands en deszelfs krankheden, waarmede de HEERE het gekrenkt heeft; 23 Dat zijn ganse aarde zij zwavel en zout der verbranding;28 die niet bezaaid zal zijn, en geen spruit zal voortgebracht hebben, noch enig kruid daarin zal opgekomen zijn; gelijk de omkering van Sodom en Gomorra, Adama en Zeboim, die de HEERE heeft omgekeerd in Zijn toorn en in Zijn grimmigheid; 24 En alle volken zullen zeggen: Waarom heeft de HEERE aan dit land alzo gedaan? Wat is de ontsteking29 van dezen groten toorn? 25 Dan zal men zeggen: Omdat zij het verbond des HEEREN, des Gods hunner vaderen, hebben verlaten, dat Hij met hen gemaakt had, als Hij hen uit Egypteland uitvoerde; 26 En zij heengegaan zijn, en andere goden gediend en zich voor die gebogen hebben; goden, die hen niet gekend hadden,30 en geen van welke hun iets medegedeeld had;31 27 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen dit land, om daarover te brengen al dezen vloek, die in dit boek geschreven is. 28 En de HEERE heeft hen uit hun land uitgetrokken, in toorn, en in grimmigheid, en in grote verbolgenheid; en Hij heeft hen verworpen in een ander land, gelijk het is32 te dezen dage. 29 De verborgene dingen33 zijn voor den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet.
[u]1 maken met de kinderen Israëls, Of, houwen, snijden. Zie Gen. 15:18, en zo in het volgende.
2 boven het verbond, Het was inderdaad een en hetzelfde verbond, maar hier in de velden Moabs vernieuwd, wederhaald en verklaart, aan vele andere personen, op een andere plaats en andere wijze dan aan den berg Horeb, of Sinaï. Vergelijk boven, Deut. 5:2, en de aantekeningen aldaar Deut. 5:3.

3 Horeb. Zie boven, Deut. 1:2.[/u]
4 verzoekingen, Zie Deut. 4:34.
5 een hart om te verstaan, Dat is, een verstandig hart, ziende ogen en horende oren. De zin is, dat God hun totnogtoe niet gegeven had de gave van recht te verstaan, behoorlijk aan te merken en na te denken, en met vrucht tot Gods eer en hun zaligheid te gebruiken, hetgeen zij gezien en gehoord hadden. Vergelijk onder, Deut. 30:6; Jes. 6:9,10; Exod. 36:26, enz.; Matth. 13:9,11,13.
6 k heb ulieden Dit spreekt God gelijk te zien is in het einde van Deut. 29:6.
7 aan u niet verouderd Hebreeuws, van aan, of van over; dat is, dat gij die als versleten van u zoudt hebben moeten wegwerpen, gelijk men verouderde klederen doet, en alzo wederom in het volgende van den schoen.
8 Brood hebt gij niet gegeten, Ordinair, gemeen of gewoon brood, want de HEERE spijsde hen met man.
9 opdat gij wistet Versta, dit alles heb Ik alzo bestuurd, u wonderbaarlijk met spijs en drank verzorgende, opdat gij, enz.
10 verstandelijk handelt in alles, Anders, opdat gij voorspoedig zijt [in] alles, of, voorspoedig maakt alles, enz.
11 Gij het vervolg van deze woorden is Deut. 29:12.
12 staat heden , Van God door mij samengeroepen zijnde, gelijk boven, Deut. 29:1,2 te zien is.
13 vreemdeling, Die uit Egypte mede gevolgd, [Exod. 12:38] of van andere volken er bij gekomen, en door aanneming van de Joodse religie het volk Gods waren ingelijfd.
14 houthouwer tot uw waterputter toe; Dat is, zelfs de slechtste en geringste onder het volk.
15 een volk bevestige, Dat is, tot een volk bevestige, dat het zijne zij en Hem als een eigendom toebehore, om den zegen zijns verbonds te genieten en Hem te dienen. Vergelijk boven, Deut. 7:6, en Deut. 28:9
16 tot een God zij, Zie Gen. 17:7.
17 vloek; Zie boven, Deut. 29:12
[u]18 met dengene, Dat is, met u, die hier zijt, en [gelijk Ik aan Abraham voorlang verklaard heb] met uw zaad, met uw nakomelingen, die nog niet geboren zijn, en heden of morgen zouden mogen zeggen dat dit verbond hen niet aangaat. Vergelijk Hand. 2:39.[/u]
19 drekgoden, Zie Lev. 26:20.
20 gal en alsem drage; Of, vergif, een vergiftig kruid; dat is, werken voortbrengt, die voor God gruwelijk zijn en den mens bitter [gelijk men zegt] opbreken, en als een dodelijk vergif zijn. Zie wijders Ps. 69:22.
21 hij de woorden Te weten, die bij den wortel in Deut. 29:18 vergeleken is.
22 vloeks hoort, Zie boven, Deut. 29:12.
23 zegene in zijn hart, Dat is, den vloek dien hij hoort, in zijn hart veracht, en zich ter contrarie bij zichzelven gelukkig acht, alle welvaart en voorspoed zich belovende, ofschoon hij God en zijn woord veracht.
24 goeddunken zal wandelen, Of, inbeelding, speculatie, gedachte. Anders, hardigheid. Zie Jer. 3:17.
25 dronkene te doen Of, de bevochting toe te doen bij den dorstige. Dit schijnt een spreekwoord geweest te zijn, genomen van droge aarde, die bevochtigd moet worden; alzo tracht deze haar vermeerdering der zonde, waarnaar hij als dorst, om zijn lust volkomenlijk te boeten; of van dronkaards, die vanzelf tot drinken genegen zijnde, nog daarenboven middelen zoeken om zich gans dronken en vol te maken. Alzo doet de goddeloze, die reeds boos genoeg zijnde, zichzelven nog lustig maakt om bozer te worden, zonde op zonde te hopen, en als ongevoelig geworden zijnde, zonder nadenken van kwaad tot erger voort te gaan. Vergelijk Job 34:7; Matth. 12:43,44,45; Ef. 4:19; Hebr. 6:8; 2 Petr. 2:20. Sommigen verstaan door den dronkene, of, overvloedig bevochtigde aarde, den dienst des waren Gods, die een fontein des levens is, en door den dorstige, den dienst der afgoden, zijnde als waterbakken, die geen water houden, Jer. 2:13.
26 ten kwade afscheiden Dat is, tot straf, ongeluk en verderf.
27 zeggen het navolgend geslacht, Het vervolg dezer woorden is Deut. 29:24.
28 verbranding; Dat is, dat de aarde verbrandt. Anders, dat zijn ganse aarde [door] zwavel verbrand is. De zin is, dat dit land door Gods rechtvaardigen vloek gans wonderbaarlijk geschonden en bedorven zij, gelijk eertijds Sodom, Gomorra, enz.
29 Wat is de ontsteking Dat is, wat beduidt of meent, wat is de oorzaak, enz.
30 gekend hadden, Gelijk de ware God de zijnen goedgunstiglijk kent en verzorgt, Ps. 1:6; 2 Tim. 2:19, enz.
31 medegedeeld had; Dat is, iets goeds had gedaan of kunnen doen. Anders, die Hij (namelijk de HEERE) hunlieden niet toegedeeld had; te weten, om als goden door hen gediend te worden. Vergelijk boven, Deut. 4:19.
32 gelijk het is Deze woorden [alsook de voorgaande] behoren tot het antwoord, dat men den volken in dien tijd op hun vraag zou geven.
33 De verborgene dingen Mozes, van veel grote, ook toekomende dingen gesproken hebbende en nog zullende spreken, bedwingt in Deut. 29:29 de curieusheid en nieuwsgierigheid van wijders te onderzoeken hetgeen in Gods raad verborgen is, en beveelt het volk te blijven binnen de palen van zijn geopenbaard woord, om dat te onderzoeken, te geloven en daarnaar te leven.


Mozens bekrachtigd, als de middelaar/tussenpersoon de leer,met bevestiging. Niet alleen staan en horen naar Zijn stem, maar ook tredend in een verbond met de HEERE. Mannen, vrouwen en zelfs afdalend tot de kinderen spreekt hij aan, opdat men zou begrijpen dat het hele geslacht van de kleinste tot de grootste, verplicht was om de Wet te onderhouden. Zelfs de vreemdelingen die zich gewend hadden tot de God van Israel wijst hij op het verbond, opdat des te meer eerbied door zou dringen in de harten van hen die hun afkomst van de heilige vaderen afleiden. Toch zou er gevraagd kunnen worden hoe kleine kinderen in het verbond moesten overgaan, die vanwege hun leeftijd niet bekwaam waren om te leren; het antwoord ligt voor de hand; Hoewel zij het beloofde heil niet in het geloof konden ontvangen en zij van hun kant niet het vlees konden verloochenen door zichzelf aan God toe te wijden, waren zij toch aan God met hetzelfde recht verbonden als waardoor de vaderen zich aan God verplicht hadden. Want omdat de genade voor allen gemeenschappelijk was, moest er ook een wederkerige samenstelling zijn om dankbaarheid te betuigen zodat, als de kinderen groot geworden waren, zij des te vuriger zouden zijn in hun ijver tot godsvrucht, als zij bedachten dat zij reeds tevoren aan God toegewijd waren. De besnijdenis was voor hen immers een teken van aanneming van de moederschoot af. Hoewel zij dus nog niet met het geloof of begrip begiftigd waren, was toch Gods vaderlijke macht over hen, die hen met zulk een grote eer verwaardigd had. Mozes gaat nog verder door ook de nakomelingen in hetzelfde verbond te besluiten, alsof zij reeds Gods eigendom waren.

• Nieuwe bedeling: Vanaf de komst van Jezus Christus op aarde tot aan Zijn wederkomst. Zowel het joodse volk als de heidenen die door het geloof in Jezus Christus ingelijfd worden (zie ook ps. 87)

Het Nieuwe Verbond (Nieuwe Testament)
Wanneer we in de bijbel zoeken naar het woord of begrip ‘verbond’ , komen we dit al tegen bij Adam. Nergens is er beschreven dat kinderen hier geen deel van uitmaakten. Wel zien we dat elk verbond gekarakteriseerd word door een eigen specifieke inhoud.
Het Hebreeuwse woord berith, dat Jeremia gebruikt hfdst. 31, betekent in het gemeen allerlei verbond of contract, hetzij hetzelve tussen twee partijen gemaakt wordt, of van een partij alleen, gelijk de testamenten plegen. Waarvan voorbeelden zijn te lezen Gen. 6:18; 9:9. Job. 31:1. Dat nu dit verbond een testament is, stelt de apostel als zeker, omdat hetzelve alleen van Gods zijde komt, gelijk de plaats Jeremia 31, in het voorgaande hoofdstuk verhaald, genoeg uitwijst; en omdat alle voorbeelden daarvan zulks toonden, die met bloed der gedode offeranden werden besprengd en verzegeld.(kanttekening Hebr.9)


. Besnijdenis en doop
Deze bestonden in het NT naast elkaar. De ene was dus geen vervanging van de andere. In het jodendom was men al gewend aan het dopen op zichzelf. Vooral bij de Esseense Qumran-gemeenschap, die met het Pinksterfeest het dopen kenden als een verbondsvernieuwing (deze gold alle leden, inclusief de kinderen). Bron: Gemeenschapsregel (1QS), Dode Zeerollen. De doop van Johannes lijkt hier enorm op, omdat het ook om een vernieuwing/bekering bij Johannes ging. De Farizese traditie kende de doop ook voor proselieten (mensen, die vanuit het heidendom overgingen tot het jodendom). Daar ging echter de besnijdenis voor de mannelijke bekeerlingen aan vooraf. En ook hier gold weer: Deze was ook verplicht voor alle kinderen. Bij Paulus zien we: (1) dat de besnijdenis alleen nog maar noodzakelijk was voor mannen, die een joodse moeder hadden (slechts 1 voorbeeld: Timotheüs) en dus joods waren. De gouden regel van Paulus in 1 Korinthe 7 was dat de Joden moesten blijven in hetgeen waartoe zij geroepen waren (geloof in de Heere Jezus en als regel der dankbaarheid: 613 geboden) en de heidenen ook in hetgeen, waartoe zij geroepen waren (geloof in de Heere Jezus, met een beperkt aantal geboden, maar geen besnijdenis e.d.); (2) dat mensen, die uit het heidendom tot het geloof in de Heere Jezus kwamen ook gedoopt werden, evenals hun huisgenoten. Van de stokbewaarder staat geschreven, dat hijzelf geloofde, en dat zijn huisgezin zich met hem verheugde (lees maar na in Handelingen). Zij werden allen gedoopt. En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.66 à kant: Dat is, huisgezin, uwe vrouw en kinderen, als kinderen des verbonds. Zie Hand. 2:39


2. Verschil verbond OT-NT
In het OT heeft de Heere een verbond gesloten met Abraham. Dit is in het jodendom nog steeds het enige verbond, dat zij kennen. Het nieuwe verbond, waarvan Jeremia spreekt, is volgens hen het verbond, dat tot stand wordt gebracht als de Messias komt. In de Galatenbrief haalt Paulus juist voor heidenen, het verbond met Abraham aan, in wie al de volkeren der aarde gezegend zouden worden. Op welke wijze? Door hetzelfde geloof als Abraham. Dus bij Paulus blijft het verbond, dat de Heere met Israël sloot, staan, maar wijst hij ook op de vervulling hiervan voor de heiden vanwege de komst van de Messias, nl. de Heere Jezus. Dan blijft er nog een vraag over: Alleen de Hebreënbrief spreekt duidelijk over een nieuw verbond t.o.v. de joodse gelovigen in Jezus (de Hebreën). Als je deze brief leest, dan lees je als het ware een soort van optimalisering/volkomenheid van het verbond, dat de Heere in het OT al met Abraham gesloten had, waaruit het verbond op de Sinaï later voortvloeide en dat in Christus vervolmaakt is. Mozes was getrouw... maar Christus. Aaron bracht offers als hogepriester, maar Christus... enz. De vorige wordt dus niet tenietgedaan, maar in Christus gaat het om een vervolmaking. In die zin alleen is het verbond als het ware vernieuwd/nieuw. Het antwoord is dus: Met de komst van Christus is het reeds bestaande verbond vervolmaakt. Het verbond in het OT was in principe goed (de Heere had het zelf immers gesloten), maar wachtte nog op de vervolmaking met de komst- en het werk van Christus.
Hebreeën 8
1 De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter hand van den troon der Majesteit in de hemelen:2 Een Bedienaar des heiligdoms,1 en des waren2 tabernakels,3 welken de Heere heeft opgericht, en geen mens. 3 Want een iegelijk hogepriester4 wordt gesteld, om gaven en slachtofferen te offeren; waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had,5 dat Hij zou offeren. 4 Want indien Hij op aarde ware, zo zou Hij zelfs geen Priester zijn,6 dewijl er priesters zijn,die naar de wet gaven offeren;7 5 Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen,8 gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding,9 die u10 op den berg getoond is.11 6 En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen,12 als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is,13 hetwelk in betere beloftenissen14 bevestigd is.15 7 Want indien dat eerste verbond onberispelijk geweest ware,16 zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest. 8 Want hen17 berispende,18 zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen,19 spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israels,20 en over het huis van Juda een nieuw verbond21 oprichten;22 9 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb,23 ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht,24 zegt de Heere. 10 Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israels maken zal na die dagen,25 zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven,26 en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. 11 En zij zullen niet leren27, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen28 van den kleine onder hen tot den grote onder hen. 12 Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.29 13 Als Hij zegt:30 Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt;31 dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.32
1 des heiligdoms, Grieks der heilige; waardoor de hemel, van welken het heilige der heiligen een voorbeeld is geweest, gelijk hierna Hebr. 9:8,12, verstaan wordt; hetwelk van het eerste deel des tabernakels hier wordt onderscheiden, waar de priesters alle dagen ingingen; maar de hogepriester ging maar eenmaal des jaars in het heiligdom of heilige der heiligen, gelijk in het begin van Hebr. 9 nader verklaard wordt.
2 des waren Het woord waren, wordt hier gesteld tegen de schaduwen, gelijk Joh. 1:17.
3 tabernakels, Gelijk door het heilige der heiligen de hemel wordt afgebeeld, zo wordt door dezen tabernakel verstaan de menselijke natuur van Christus, die daarbij ook wordt vergeleken, Joh. 1:14, en Joh. 2:19 en Hebr. 9:11, en in welke de volheid der Godheid lichamelijk woont, als in zijn tempel of tabernakel, Col. 2:9, die door kracht des Heiligen Geestes is ontvangen en door geen mens is opgericht, en door welker opoffering en bloed van Christus in het heilige der heiligen is ingegaan, hetwelk met Hebr. 8:3 wel overeenkomt. Waarvan Christus ook een bedienaar kan gezegd worden, omdat hij dezelve zijn menselijke natuur heeft geheiligd tot een bekwame offerande, om daarin de zonden zijns volks te verzoenen, en het werk onzer zaligheid te volbrengen. Zie Joh. 17:19, en hierna Hebr. 9:11, waar dit zo in het brede wordt verklaard.
4 Want een iegelijk hogepriesterDit woord want, geeft reden waarom hij in Hebr. 8:2 gezegd heeft, dat Christus is een bedienaar van den waren tabernakel zijns lichaams, namelijk omdat hij als een hogepriester ook wat moest hebben dat hij zou offeren
5 wat had, Namelijk zichzelf, of zijn eigen lichaam, gelijk hier voor Hebr. 7:27, en hierna Hebr. 9:14 wordt uitgedrukt.
6 zo zou Hij zelfs geen priester zijn, Namelijk omdat hij nu alles op aarde volbracht had, wat van hem, als priester, op aarde moest geschieden. Derhalve, zo zou hij uitgediend hebben; maar hij moest nog het overige deel van zijn priesterambt in den hemel in het ware heilige der heiligen volbrengen.
7 naar de wet gaven offeren; Dat is, behoorlijk en wettelijk. En in deze woorden is ook een reden begrepen, waarom Christus nu geen priester op aarde zou zijn, namelijk die wettelijk en volgens de ordinantie Gods het priesterschap hier bedienen zou, omdat de wet geen priester stelt dan uit den stam van Levi, en gene offeranden dan van ceremoniëele gaven, waarvan Christus geen bedienaar was gesteld, maar een bedienaar van hetgeen hierdoor was afgebeeld, gelijk Hebr. 8:5 ook medebrengt.
8 der hemelse dingen dienen, Dat is, der dingen die van Christus ook in den hemel moesten bediend en volbracht worden, en die ons tot den ingang in den hemel nodig zijn.
9 de afbeelding, Of, voorschrift, voordruk, patroon, voorbeeld, waar men iets naar doet of bouwt
10 die u Namelijk in een gezicht, of, op den berg, of veeleer in den geopenden hemel, gelijk hierna, Hebr. 9:23 verklaard wordt; want Mozes heeft op den berg zijnde, dit voorbeeld in den hemel zelf gezien.
11 op den berg getoond is Grieks in den berg; dat is, op den berg, namelijk Horeb.
12 Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, Namelijk de Heere Jezus Christus.
13 eens beteren verbonds Middelaar is, Namelijk van het verbond der wet, en der ceremoniën was
14 betere beloftenissen Namelijk die hierna, Hebr. 8:10,11,12, worden uitgedrukt.
15 bevestigd is. Grieks gewettelijkt is
16 onberispelijk geweest ware, Dat is, waar niets aan had ontbroken, of waar men niets meer in had kunnen vereisen. Want dat volmaakt is, heeft geen plaats te geven aan iets anders van gelijke gelegenheid. Want de wet van Mozes, waarvan de ceremoniën hier als een aanhangsel worden aangemerkt, was wel in zichzelf volmaakt, zo iemand die volmaakt had onderhouden; maar vanwege de onmacht der verdorvene natuur des mensen, die de wet niet kon wegnemen, kon zij niemand tot de zaligheid brengen; Rom. 8:3; Gal. 3:21. Daarom heeft God dit nieuwe verbond door Christus, in de plaats van het eerste, met den mens willen maken, opdat het gebrek van het eerste hierdoor zou worden verbeterd; van welk nieuw verbond de ceremoniën ook schaduwen en voorbeelden waren, Col. 2:17; gelijk in Hebr. 9 zal worden aangewezen, en van hetwelk de oude vaders ook de beloften wel hadden ontvangen, Gal. 3:17, enz.; maar de volheid daarvan is ons door Christus geopenbaard, gelijk de apostel in het vervolg uit Jer. 31 bewijst.17 hen Namelijk de Israëlieten; of hetzelve, namelijk verbond.18 berispende, Of het gebrek hun aanwijzende; of over hen klagende; dat is, de zwakheid, die door hun verdorvenheid in dit verbond was, aanwijzende en daarover klagende
19 de dagen komen, Namelijk ten tijde van den Messias.
20 over het huis Israels, Hieronder worden ook alle uitverkorenen uit de heidenen verstaan, gelijk doorgaans bij de profeten is te zien, die door het geloof dezen olijfboom zouden worden ingelijfd. Zie Rom. 11:17,25,26; Gal. 4:26, enz.
21 verbond Of testament.
22 oprichten; Grieks voleindigen. Zie de aantekeningen Hebr. 8:10.
23 met hun vaderen gemaakt heb, Namelijk door Mozes in de woestijn.
24 op hen niet geacht, Of Ik heb hen niet geacht. Bij den profeet staat: zou Ik met hen in het huwelijk, of als ene heer gebleven zijn? hetwelk één zin met dezen woorden heeft. Doch de apostel heeft de Griekse overzetting willen behouden, omdat in de zaak geen verschil was.
25 maken zal na die dagen Dat is ten volle openbaren en door de gehele wereld verbreiden. Want de belofte van dit verbond was door de wet van Mozes niet teniet gedaan, Gal. 3:17; maar is eerst door Christus vervuld, ten volle geopenbaard, en in zijn volkomenheid opgericht.26 in hun verstand geven, Dat is, niet alleen in stenen tafelen of perkamenten. Zie 2 Cor. 3:3, enz.
27 niet leren Namelijk met woorden of met schriften alleen, gelijk in het verbond der wet geschiedde, maar zij zullen vooral van God [namelijk door zijn Geest] geleerd zijn, gelijk Christus spreekt Joh. 6:45,65, die nochtans met zijn eigen mond hun ook het Evangelie predikte en tot de kennis Gods vermaande. Dit wordt dan niet volkomen of geheel ontkend, maar bij vergelijking van de manier van onderwijzing, die in het Oude Testament geschiedde, gelijk zulke wijzen van spreken meermalen voorkomen. Zie voorbeelden daarvan Joh. 5:30,45; 1 Thess. 4:9.
28 allen kennenNamelijk die het van God zullen geleerd hebben, gelijk Christus getuigt in de voormelde plaats, Joh. 6:45. Want, dat hier alleen gesproken wordt van de zaligmakende kennis, en van het waarachtig geloof, blijkt uit Hebr. 8:12, dewijl de zonden in het nieuwe verbond niemand worden vergeven dan door het waarachtig geloof, Rom. 3:30. Sommigen nemen dit van den stand van het toekomende leven, waar geen uitwendig onderwijs meer van node zal wezen, wanneer wij hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht, 1 Cor. 13:11; 1 Joh. 3:2. Doch uit het gehele oogmerk van den apostel blijkt dat deze beloften alle uitverkorene gelovigen des Nieuwen Testaments ook in dit leven aangaan
29 geenszins meer gedenken. Namelijk om die te straffen. Zo behoudt dan God in het nieuwe verbond geen straffen meer, wanneer Hij de zonde eens heeft vergeven, gelijk enigen drijven. Hoewel Hij de zijnen nog soms uit vaderlijke liefde kastijdt tot hun best. Zie Hebr. 12:6,7.
30 Als Hij zegt: Dusverre zijn verhaald de woorden van den profeet: nu spreekt wederom de apostel. Grieks in het zeggen
31 oud gemaakt; Of doen verouden; dat is, verklaard oud te zijn.
32 de verdwijning Dat is, wegneming, zo dat het uit het midden is geweerd, en niet meer gebruikt wordt




Hebreen 9

1 Zo had dan wel ook het eerste verbond1 rechten van de gods dienst, en het wereldlijk3 heiligdom.4 2 Want de tabernakel was toebereid, namelijk de eerste,5 in welken was de kandelaar,6 en de tafel, en de toonbroden,7 welke genaamd wordt het heilige; 3 Maar achter het tweede voorhangsel8 was de tabernakel,9 genaamd het heilige der heiligen; 4 Hebbende een gouden wierookvat,10 en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was11 de gouden kruik, daar het Manna in was, en de staf van Aaron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds. 5 En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid,12 die het verzoendeksel beschaduwden;13 van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen. 6 Deze dingen nu, aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel,14 te allen tijde,15 om de gods diensten te volbrengen; 7 Maar in den tweeden16 tabernakel ging alleen de hogepriester, eenmaal des jaars,17 niet zonder bloed,18 hetwelk hij offerde voor zichzelven en voor des volks misdaden.19 8 Waarmede de Heilige Geest20 dit beduidde, dat de weg des heiligdoms21 nog niet openbaar gemaakt was,22 zolang de eerste tabernakel nog stand had;23 9 Welke was een afbeelding24 voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen geofferd werden, die dengene, die de dienst pleegde,25 niet konden heiligen naar het geweten;26 10 Bestaande alleen in spijzen, en dranken, en verscheidene wassingen27 en rechtvaardigmakingen28 des vleses, tot op den tijd der verbetering29 opgelegd.30 11 Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen,31 gekomen zijnde,32 is door den meerderen33 en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel,34 12 Noch door het bloed der bokken en kalveren,35 maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige36 verlossing teweeggebracht37 hebbende. 13 Want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe,38 besprengende de onreinen,39 hen heiligt tot de reinigheid40 des vleses; 14 Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest41 Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten42 reinigen van dode werken,43 om den levende God te dienen? 15 En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments,44 opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen,45 die onder het eerste testament waren,46 degenen, die geroepen zijn,47 de beloftenis48 der eeuwige erve ontvangen zouden. 16 Want waar een testament is, daar is het noodzaak, dat de dood des testamentmakers tussen kome; 17 Want een testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft, wanneer de testamentmaker leeft. 18 Waarom ook het eerste50 niet zonder bloed is51 ingewijd.52 19 Want als al de geboden,53 naar de wet van Mozes, tot al het volk uitgesproken waren, nam hij het bloed der kalveren54 en bokken, met water, en purperen wol, en hysop, besprengde beide het boek zelf,55 en al het volk,56 20 Zeggende: Dit is het bloed des testaments,57 hetwelk God aan ulieden heeft geboden.58 21 En hij besprengde desgelijks59 ook den tabernakel, en al de vaten van den dienst met het bloed. 22 En alle dingen worden bijna door bloed gereinigd60 naar de wet, en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. 23 Zo was het dan noodzaak,61 dat wel de voorbeeldingen der dingen,62 die in de hemelen zijn, door deze dingen gereinigd werden,63 maar de hemelse dingen zelve64 door betere offeranden dan deze.65 24 Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware,66 maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen67 voor het aangezicht van God voor ons; 25 Noch ook, opdat Hij Zichzelven dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed;68 26 (Anders had Hij dikwijls moeten lijden69 van de grondlegging der wereld af)70 maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard,71 om de zonde te niet te doen, door Zijnzelfs offerande. 27 En gelijk het den mensen gezet is,72 eenmaal te sterven,73 en daarna het oordeel;74 28 Alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen,75 zal ten anderen male zonder zonde76 gezien worden van degenen, die Hem verwachten77 tot zaligheid.

1 Vele Griekse boeken hebben de eerste tabernakel; maar uit het laatste vers van het voorgaande hoofdstuk, alsook uit het volgende vers van dit hoofdstuk, blijkt dat hier beter gelezen wordt: het eerste verbond.
2 Of: rechtvaardigmakingen, of: instellingen, dat is, wijzen van doen, naar welke de godsdienst moest gericht zijn, in dewelke de ceremoniële rechtvaardigmaking bestond
3 3 Of: dat wereldlijk heiligdom, dat is, dat aards is en van vergankelijke stof gemaakt, gelijk alle dingen in de wereld zijn; waarvan zie Exodus 25; 26; 36; 37; en wordt hier gesteld tegen het hemels en onvergankelijk, dat hierdoor betekend wordt, gelijk de apostel hierna zal verklaren.
4 Zo wordt genoemd het gebouw dat in het Oude Testament door Gods ordinantie tot den godsdienst was geheiligd, in welks plaats daarna de tempel van Salomo is gekomen. Doch Paulus beschrijft hier niet den tempel, maar den tabernakel, omdat die eerst door Mozes, naar het voorbeeld hem van God op den berg getoond, was gebouwd, en dat Salomo daarna den tempel naar dezen tabernakel heeft gemaakt, alzo nochtans dat hij enige andere dingen daarbij heeft gevoegd
5 Dat is, het eerste deel des tabernakels. Want het voorhof des volks en der priesters, waarin de vergaderingen en slachtoffers geschiedden, gaat de apostel hier voorbij, en verklaart alleen de zaken die in den gedekten tabernakel of hut waren, en de wijzen van doen die daarin gepleegd werden; waarvan het eerste deel het heilige, het andere deel het heilige der heiligen genoemd werd.
6 Deze kandelaar, tafel en toonbroden waren in het eerste deel des tabernakels, Ex. 25:23, enz.
7 Gr. de voorzetting der broden.
Dit was het voorhangsel dat het heilige van het heilige der heiligen onderscheidde, en wordt het tweede genaamd ten aanzien van het eerste voorhangsel, dat den ingang van het heilige in den tabernakel bedekte. Zie Ex. 26:36. Want in den tempel was dit met muren van de voorhoven afgescheiden, in welken daarom maar één voorhangsel was, hetwelk scheurde als Christus aan het kruis is gestorven, Luk. 23:45
8 Dit was het voorhangsel dat het heilige van het heilige der heiligen onderscheidde, en wordt het tweede genaamd ten aanzien van het eerste voorhangsel, dat den ingang van het heilige in den tabernakel bedekte. Zie Ex. 26:36. Want in den tempel was dit met muren van de voorhoven afgescheiden, in welken daarom maar één voorhangsel was, hetwelk scheurde als Christus aan het kruis is gestorven, Luk. 23:45
9 Dat is, het deel des tabernakels; want beide deze delen waren onder één dak.
10 Gr. thymiaterion, waardoor sommigen verstaan het reukaltaar zelf, dat in het heilige stond, waar de priesters allen dag ingingen om daarop te roken, gelijk vers 6 ook wordt aangewezen, en Ex. 30:6 te zien is. Welk gelijk het dicht aan het heilige der heiligen stond, zo menen zij dat hier gezegd wordt dat het heilige der heiligen het had. Doch deze manier van spreken zou zeer oneigenlijk zijn, dewijl hier uitdrukkelijk staat dat het heilige der heiligen, hetwelk achter het tweede voorhangsel was, dit thymiaterion had, gelijk ook de ark des verbonds. Daarom wordt het bekwamelijker genomen voor het wierookvat, waarmede de hogepriester eenmaal des jaars in het heilige der heiligen ging om te roken, hetwelk daarom ook in het heilige der heiligen bewaard werd, gelijk Josephus getuigt, boek 2, tegen Apion. En hoewel Mozes daarvan geen gewag uitdrukkelijk maakt, zo kan nochtans hetzelve uit Lev. 16:12 ook afgeleid worden.
11 Sommigen menen dat deze woorden in welke zien op het woord tabernakel, waarvan in het derde vers gesproken is, omdat 1 Kon. 8:9. 2 Kron. 5:10 uitdrukkelijk gezegd wordt, dat in de ark des verbonds niets was besloten dan de twee tafelen der wet. Doch anderen verstaan het van de ark zelve, in of omtrent welke de gouden kruik met manna en de staf van Aäron ten tijde des tabernakels geweest zijn, gelijk te zien is Ex. 16:33, 34. Num. 17:10, hoewel die ten tijde als de tempel van Salomo was gebouwd, daar niet meer in of omtrent geweest zijn, óf omdat zij vergaan waren, óf omdat zij ergens in een ander deel des tempels zijn gebracht, gelijk ook het authentieke boek der wet, waarvan gewag wordt gemaakt Deut. 31:26. 2 Kron. 34:14.
12 Deze waren twee gedaanten van engelen, met hun hoofden naar elkander gebogen, en met hun vleugelen elkander rakende, gelijk te zien is Ex. 25:18, tussen welke God aan Mozes antwoord gaf uit het opperste deel van den genadestoel, gelijk betuigd wordt Num. 7:89.
13 Of: genadestoel, welke was het deksel der ark, waar de twee stenen tafelen der wet mede werden bedekt; en was een voorbeeld op Christus, Die de wet bedekt, omdat Hij voor ons onder de wet is geworden, en ons van den vloek der wet heeft verlost, gelijk Christus ook daarom met den naam van Verzoendeksel, of: Verzoening wordt genoemd, Rom. 3:25, en de engelen worden gezegd begerig te zijn om deze verborgenheden te aanschouwen, 1 Petr. 1:12.
14 Dat is, in het eerste deel des tabernakels, genaamd het heilige, gelijk vers 2.
15 Dat is, elk in zijn dagordening, gelijk te zien is Luk. 1:8, 9.
16 Dat is, in het tweede deel, namelijk het heilige der heiligen, gelijk hiervoor.
17 Namelijk op den tienden dag der zevende maand Thisri, op den plechtigen dag des vastens en der verzoening van het ganse volk. Zie Lev. 16:29, enz.
18 Namelijk van de offerande der verzoening, die buiten den tabernakel, op het grote altaar in het voorhof, was geslacht en geofferd; waarvan het bloed na de ontsteking van het reukwerk in het voorzeide wierookvat, door den priester in het heilige der heiligen voor de ark en den genadestoel gebracht werd, en waarmede de genadestoel tot zevenmaal besprengd werd, nadat hij met het reukwerk als met een wolk was overdekt; gelijk Lev. 16:11, enz., te zien is. Welke schaduw en voorbeeld de apostel in het vervolg van stuk tot stuk gaat verklaren.
19 Gr. onwetendheden, of: onbedachtzaamheden; waardoor verstaan worden niet alleen de zonden die eigenlijk uit onwetendheid gedaan worden, maar ook alle soorten van zonden, gelijk uit de plaats Lev. 16:16, waarop Paulus hier ziet, genoeg blijkt, en Hebr. 7:27, en elders meer. Ook worden de zonden alzo genaamd, omdat alle zonden (de zonde tegen den Heiligen Geest uitgenomen) met enige dwaling des verstands door de verleiding des satans altijd zijn gevoegd.
20 Namelijk Die een Insteller was van al deze godsdiensten, en derhalve een waarachtig eeuwig God met den Vader en den Zoon, en nochtans een onderscheiden Persoon.
21 Dat is, van het heilige der heiligen, of des hemels, gelijk vss. 12, 24 wordt verklaard.
22 Dat is, nog niet zo klaar en volkomenlijk bekend was gemaakt, gelijk daarna is geschied, wanneer Christus de zaken hierdoor betekend, in Zijn eerste komst heeft volbracht; evengelijk 1 Joh. 3:2 gezegd wordt dat het nog niet geopenbaard of openbaar gemaakt is wat wij worden zullen, namelijk na Christus' tweede komst, hoewel wij nochtans ook hier enigszins daarvan onderricht zijn, maar niet zo klaar en volkomen als het ons zal bekend worden wanneer de zaak zelve in ons zal vervuld zijn.
23 Dat is, zolang de gemeente onder het Oude Testament door deze ceremoniën en wijzen van doen van den eersten tabernakel, en dienvolgens ook van den eersten tempel, alleen werd onderricht, zonder dat het Evangelie haar in zijn naaktheid en volle klaarheid werd voorgedragen, gelijk na de vervulling is geschied. Want dat enigen dit alzo duiden alsof de gelovigen in het Oude Testament geen toegang hadden tot den hemel, voordat Christus ten hemel was opgevaren, strijdt tegen het voorbeeld van Elia, 2 Kon. 2:11, en van Lazarus, Luk. 16:22, vergeleken met Matth. 8:11, en van den moordenaar aan het kruis, Luk. 23:43, vergeleken met 2 Kor. 12:2, 3, 4, en met de hoop der gelovige vaderen, Hebr. 11:16, en strijdt ook met Christus' beloften, Matth. 5:10, 11, 12, die lang voor Zijn verrijzenis zijn geschied.
24 Gr. parabole, dat is, een gelijkenis die wat anders beduidt.
25 Gr. den dienende, dat is, die den dienst was doende.
26 Of: niet konden volmaken, namelijk in zichzelve aangemerkt, of door hun kracht; anderszins konden zij, in hun recht gebruik, dienen om de gelovige vaderen op Christus te wijzen, door Wiens offerande de consciënties zouden gereinigd worden, gelijk vers 14 wordt verklaard.
27 Gr. dopingen.
28 Dat is, uiterlijke inzettingen, die den mens naar den uitwendigen of lichamelijken stand alleen rechtvaardigden of heiligden. Zie vers 13.
29 Gr. rechting, dat is, op welken het zal worden terechtgebracht, namelijk tot op de tijden des Nieuwen Testaments, waar Jeremia van gesproken had, in welke de betekende zaak zou vervuld worden, deze ceremoniën geweerd, en andere kortere godsdiensten ingesteld, waardoor de Heilige Geest krachtiger zou werken, 2 Korinthe 3.
30 Namelijk als een juk hetwelk de vaders zelve niet hebben kunnen dragen, en door Christus is afgenomen, Hand. 15:10, 11.
31 Dat is, al der geestelijke weldaden, die door de offerande van Christus aan het kruis, en door Zijn ingang in den hemel verworven zijn; als daar zijn vergeving der zonden, wedergeboorte, den Geest der aanneming tot kinderen, en de eeuwige zaligheid, die in het Oude Testament afgebeeld zijnde, in het Nieuwe door Christus zijn verworven.
32 Namelijk in het vlees, of in de wereld.
33 Hierdoor wordt verstaan de menselijke natuur van Christus, in welke de volheid der Godheid als in een tabernakel of tempel woont, Joh. 1:14; 2:19, gelijk Hebr. 8:2 ook is aangewezen. Christus wordt gezegd door dezen tabernakel Zijns vleses ingegaan te zijn in den hemel, omdat door de geestelijke kracht en waardigheid Zijner offerande voor ons volbracht, Hem de toegang tot den hemel is geopend, en Hem een Naam is gegeven boven alle namen, Filipp. 2:8, 9, met welke verklaring overeenkomt hetgeen hij zegt Hebr. 10:20 van den nieuwen weg die ons geopend is, om te gaan in het heilige, door dit voorhangsel, dat is, het vlees van Christus. Want Christus is ons voorgegaan om ons plaats te bereiden, Joh. 14:2. Hij wil dan zeggen: gelijk Christus door Zichzelven en door Zijn eigen bloed ingegaan is in het heiligdom, dat wij ook door denzelven weg daarin moeten komen.
34 Gr. van deze schepping, of: van dit schepsel.
35 Want beide deze soorten van dieren werden geslacht, als de hogepriester in het heilige der heiligen zou ingaan, Lev. 16:11, 15, met welker beider bloed hij ook in het heilige der heiligen inging, vers 18.
36 Dat is, altijddurende en van eeuwige kracht, gelijk Hebr. 10:14.
37 Gr. rantsoening, dat is, verlossing die door rantsoen geschiedt, gevonden hebbende..
38 Dit was nog een andere ceremonie, waardoor de onreinen naar de wet in het Oude Testament werden gereinigd, die ook op Christus en de besprenging Zijns bloeds zag; waarvan zie Num. 19:2, enz.
39 Namelijk naar de wet, door het aanraken van enige doden, of gebeenten, of graven, Num. 19:16. Gr. die gemeen gemaakt waren.
40 Dat is, om uitwendig naar de wet rein te zijn, en toegang te mogen hebben tot de vergaderingen en andere uitwendige godsdiensten des Ouden Testaments.
41 Dat is, door Zijn eeuwige Godheid, van welke de kracht en waardigheid der offerande van Christus is voortgekomen, gelijk Hand. 20:28 ook wordt aangewezen; en gelijk de eeuwige Godheid van Christus ook een Geest wordt genaamd, Rom. 1:4. 1 Tim. 3:16. 1 Petr. 3:18
42 Dat is, uw zielen, verstand, wil en genegenheid, waarvan de consciënties ook het gevoelen hebben, om te weten hetgeen ons van God geschonken is, 1 Kor. 2:12. Anderen lezen onze consciënties.
43 Dat is, zonden. Zie Hebr. 6:1.
44 Het Hebreeuwse woord berith, dat Jeremia gebruikt hfdst. 31, betekent in het gemeen allerlei verbond of contract, hetzij hetzelve tussen twee partijen gemaakt wordt, of van een partij alleen, gelijk de testamenten plegen. Waarvan voorbeelden zijn te lezen Gen. 6:18; 9:9. Job. 31:1. Dat nu dit verbond een testament is, stelt de apostel als zeker, omdat hetzelve alleen van Gods zijde komt, gelijk de plaats Jeremia 31, in het voorgaande hoofdstuk verhaald, genoeg uitwijst; en omdat alle voorbeelden daarvan zulks toonden, die met bloed der gedode offeranden werden besprengd en verzegeld.
45 Gr. verrantsoening.
46 Dat is, die ten tijde des Ouden Testaments geschied en onverzoend gebleven waren, maar van God voorbijgegaan en vergeven waren om de offerande en genoegdoening van Christus, die daarna geschieden zou. Zie Hand. 15:11. Rom. 3:25, 26.
47 Namelijk met een krachtige roeping tot het geloof, gelijk Abraham en zijn geestelijk zaad waren, Rom. 4:16.
48 Dat is, de beloofde eeuwige erve. Zie Hebr. 11:8, 9, 10.
49 Gr. gebracht worde, namelijk eer hetzelve vast is; gelijk het volgende vers verklaart.
50 Namelijk verbond door Mozes gemaakt
51 Namelijk der geslachte of gedode dieren, die op den dood van den Middelaar des Nieuwen Testaments hun oogmerk hadden. Want dewijl de overtreding der wet den dood verdiende, en God den overtreder door Zijn genade naar den inhoud des Nieuwen Testaments zou daarvan vrijhouden, mits dat Zijn gerechtigheid genoeg zou geschieden, zo is Christus, de Middelaar, hier tussengekomen, en heeft als Borg, Hebr. 7:22, de voldoening op Zich genomen, en daarna door Zijn dood de schuld der overtreding betaald, en hun de eeuwige erve, die Hem als den Zone Gods toekwam, ook verworven.
52 Dat is, openlijk ingesteld, plechtig bevestigd en voor vast en bondig verklaard.
53 Dit verhaal van Paulus is genomen uit Ex. 24:3, enz., alleen dat de apostel hier water, purperen wol, en hysop bijvoegt uit Lev. 14:6. Num. 19:6, alwaar deze dingen in dergelijke besprengingen gebruikt werden.
54 Waarvan in andere plaatsen dikmaals wordt gewag gemaakt.
55 Dit wordt wel Exodus 24 niet uitdrukkelijk gezegd, maar kan evenwel uit het verhaal van Mozes aldaar genoeg afgeleid worden.
56 Dat is, de twaalf pilaren, die Mozes aldaar oprichtte, om de twaalf stammen Israëls te representeren, en dat ten overstaan en in de tegenwoordigheid van al het volk. Zie de aant. op Ex. 24:8.
57 Dat is, een teken en zegel van het verbond of testament. Want het was het bloed van kalveren en bokken, dat tot inwijding of bevestiging van dit verbond werd gebruikt. Een sacramentele wijze van spreken, gelijk Luk. 22:19. 1 Kor. 11:24, 25.
58 Dat is, met u heeft gemaakt, naar of over al deze woorden of geboden; gelijk uitgedrukt wordt Ex. 24:8
59 Dit is genomen uit verscheidene andere plaatsen der wet, inzonderheid uit Ex. 29:12. Lev. 16:14, enz.
60 Dit wordt erbij gedaan, omdat enige reinigmakingen der wet alleen door water geschiedden, die ook op de offerande van Christus hun oogmerk hadden, alzo in Zijn dood bloed en water is gevloten. Zie Joh. 19:34. 1 Joh. 5:6
61 Namelijk volgens Gods onveranderlijk bevel en ordinantie. Zie Hebr. 10:9, 10.
62 Of: afbeeldingen, beelden.
63 Dat is, van het gemeen gebruik afgezonderd en bekwaam gemaakt om godsdienstige gemeenschap daaraan te hebben.
64 Dat is, de ingang tot den hemel zelve, en de geestelijke gaven, welke ons, om daarin te komen, nodig zijn, en die door deze uitwendige reinigmakingen zijn betekend. Zie Ef. 1:3. Kol. 3:1, 2.
65 Dat is, door de offerande van Christus, die beter en van meerder waarde is. Die wordt hier in het meervoud gezet, hoewel die maar een is, en eenmaal geofferd, omdat zij de kracht van al de figuurlijke offeranden en zaken daardoor betekend, in zich begrijpt.
66 Namelijk heiligdom, dat is, des hemels, dat door dit ander werd afgebeeld, gelijk volgt.
67 Namelijk met Zijn victorieuze offerande, die Hij hier op aarde Zijn Vader onstraffelijk opgeofferd had, tot een verzoening voor alle zonden Zijner gelovigen; en met een eeuwige begeerte, dat die ons tot onze zaligheid altijd zou worden toegeëigend. Zie Rom. 8:34. 1 Tim. 2:5. 1 Joh. 2:1, 2.
68 Of: van een ander, dat is, met bloed van geslachte dieren, die van een andere natuur zijn dan hij zelf.
69 Namelijk zo Hij Zichzelven dikmaals had moeten opofferen, aangezien Zijn offerande door lijden en met lijden werd volbracht, en zonder lijden niet kon volbracht worden.
70 Dat is, van den beginne dat de mensen hebben gezondigd. Waaruit blijkt dat God de zonden nooit heeft vergeven, dan ter oorzake van deze offerande van Christus.
71 Dat is, in de volheid des tijds dien God daartoe bestemd had. Zie Gal. 4:4.
72 Gr. naar zoveel.
73 Namelijk door Gods ordinantie, naar dat de mens heeft gezondigd, Rom. 5:12. Want dat sommige mensen niet zijn gestorven, als Henoch en Elia, en dat enigen tweemaal zijn gestorven, als daar zijn geweest die wonderbaarlijk in dit leven zijn opgewekt, is een bijzonder privilege en exceptie geweest van dezen algemenen regel.
74 Namelijk van elkeen in het bijzonder terstond na den dood, en van allen in het gemeen hiernamaals ten uitersten dage.
75 Namelijk van al Zijn uitverkorenen en gelovigen. Of: veler zonden op Zich te nemen of te dragen.
76 Dat is, zonder de toerekening en straf onzer zonden meer te dragen, maar om in heerlijkheid alles te oordelen.


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Di Jan 08, 2013 6:41 pm 
Offline

Geregistreerd: Do Dec 06, 2012 12:42 pm
Berichten: 23
In genisis 17, wordt de instelling van de besnijdenis beschreven. Deze is het teken en zegel van Gods verbond. Dat verbond richt God op met een volwassen persoon (Abraham). Hij laat zich ten teken daarvan besnijden. Maar dan wordt niet alleen de volwassen Abraham besneden. Ook zijn zoon Ismael (vs. 24-25) en later Izak (Gen. 21:4) ontvangen het teken van de besnijdenis. De besnijdenis vond plaats langs de weg van het geloof.
Het gaat dan ook om de gerechtigheid van Christus, de afwassing der zonden en de vernieuwing door Christus Geest. Zoals God die belofte aan de gelovige Abraham en zijn zoon had beloofd, zo belooft God die ook aan hen die in Christus Jezus geloven en aan hun kinderen.
Beide, besnijdenis en doop hebben een geestelijke inhoud. Het is niet zo dat de besnijdenis alleen op aardse zegeningen betrekking heeft, die dan via de natuurlijke voortplanting worden doorgegeven, terwijl het bij de doop in het Nieuwe Testament o een geestelijke inhoud gaat, die niet langs de natuurlijke weg, maar langs de geloofskeuze van de enkeling wordt voortgeplant. Nee, en in de besnijdenis en in de doop is het geestelijke heil, de redding door Christus de dominerende factor. Deze wordt voortgeplant van kind tot kind (ps. 105)
Het gaat bij de verhouding tussen de besnijdenis en doop ook om de verhouding tussen het oude en nieuwe verbond. Deze twee verbonden vormen geen tegenstelling, maar bevatten beide hetzelfde heil. Alleen de wijze waarop dit heil gestalte krijgt is verschillend. Het gehalte is identiek, de gestalte is verschillend. Dat heeft te maken met de plaats van Christus Jezus in de heilsgesschiedenis. In Hem komt het heil van het verbond met Abraham en zijn nageslacht ter vervulling. Namelijk door Zijn offer aan het kruis. Dan treedt door Hem de nieuwe , dat is vervulde gestalte van het verbond in de plaats van de voorlopige gestalte. Deze wordt nu oud genoemd (Rom. 4, Gal. 3. Hebr. 8) De schaduwdienst maakt plaats voor de werkelijkheid zelf. Dat is de reden waarom de verbondsopname door bloedstorting (Besnijdenis) ophoudt en het onbloedige sacrament (de Doop) er voor in de plaats treedt. Christus heeft immers het hele offer voor onze zonden volbracht. Er behoeft geen druppel bloed meer te vloeien.
Een van de cruciale schriftplaatsen die worden aangevoerd als argument voor de vervanging van de besnijdenis door de doop is Kol. 2:11-12. In deze pericoop gaat het er mijns inzienst om dat Paulus de verplichtig tot besnijdenis voor heiden-christenen afwijst. In dat kader identificeert hij het begraven worden en het opstaan in de doop met de besnijdenis zonder handen, in de uitrekking van het lichaam der zonde van het vlees door de besnijdenis van Christus. Het is dus niet zo dat Paulus hier de besnijdenis met handen (de voorhuid) identificeert met de doop. Maar hij zet een ‘=’ tussen datgene waar het in de besnijdeins met handen ten diepste om gaat, namelijk de besnijdeins zonder handen, de besnijdenis, de vernieuwing van het totale leven EN de doop. Het gaat dus om een vervanging van de ene GESTALTE (Besnijdenis) door de andere (DOOP) van wege de eenheid van het gehalte.
Ten overvloede wijzen we er nog op dat op grond van deze exegese niet de fout gemaakt moet worden te denken dat de kerk (met de doop) in de plaats van Israel (met de besnijdenis) is gekomen. De kerk is niet in de plaats van Israel gekomen, maar de kerk wordt door genade en geloof in Israel en het haar beloofde heil ingelijfd.

Onderzoek ook eens de termen ‘huisdoop’ . we lezen immers meerdere malen dat her huisgezinnen gedoopt werden. Hoort een zuigeling bij een huisgezin , ja of nee?
Hoe was bijvoorbeeld het joodse levensverband van een huisgezin? “Een huis omvat man en vrouw, kinderen, de vrouwen van de zonen, verder ook de knechten, inwonende vreemdelingen en al diegenen die onder de bescherming van het familiehoofd leven.
Toch nog inhakend op onze reformatoren, en de mening die ik meerdere malen lees dat deze mannen uitblonken in de rechtvaardigingsleer en dwaalden in hun visie omtrent de doop. De leer der Reformatie, plaatste de kinderdoop in de kaders van verkiezing/verbond. Onze kanttekenaren, onze reformatoren, zijn hier duidelijk genoeg over geweest. Lees hun geschriften en zie de rijkdom van de kinderdoop. Lees ook de eenheid van het Oude en Nieuwe testament. Lees hoe onze Dordste vaderen in de Acta der Synode dit dichttimmeren met o.a. Rom 11. Struikel niet over het woordje heilig, zonder een onderzoek hieraan te verbinden. De kanttekenaren verwoorden het zo mooi als; Tot het verbond behoren.
Want het is geweest dezelfde verkiezer, die namelijk, die met Abraham een genadig verbond gemaakt had, en met allen die zijn voetstappen drukken (Gen. 17, Rom 4) Dus geen ander verbond!!
Nee, het gaat om alle gelovigen die na de tijd van Abraham hebben geleefd, niet alleen onder het Oude maar ook het het Nieuwe Testament.
Nog een voorbeeld uit de Acta rondom het sterven van pasgeboren kinderen:

Al is het , dat God om de erfzonde de kinderen verdoemen mag; nochtans moeten de Christelijke ouder van de zaligheid hunner kinderen geenszins twijfelen; want hun en hun kinderen is de belofte gedaan. (Gen. 7;7, Marc. 10: 16, Hand. 2:39)
Nu aan de jonge kinderen behoort de belofte. Ik ben uw God en uws zaads God. Ulieden en uwen kinderen zijn heilig, en hun behoort ook de zaligheid. Laat ze tot Mij komen, want het Rijk der hemelen behoort hun toe. De Heere is zo rijk tot Zijn uitverkorenen!
De jonge kinderen dergenen , die in het verbond Gods zijn door Christus, en dergenen, die ware gelovigen zijn, deze geloven wij Godvruchtiglijk, dat mede verkoren zijn, indien zij voor het gebruik der rede komen te sterven, naar uitwijzen van het formulier des verbonds.
En zo kunnen we doorgaan, om vele stukken te citeren. Wanneer we ijveren om een Reformatie, en een terugkeer naar de leer der schriften, naar de leer van Calvijn,Ursinus e.d. van onze dordste vaderen, van onze kanttekenaren. Laten we dan terug gaan, naar de fundamenten die gelegd zijn, die opgetekend zijn in zovele geschriften. En voeg je bij die leer die naar de Godzaligheid is.


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Di Jan 08, 2013 6:43 pm 
Offline

Geregistreerd: Do Dec 06, 2012 12:42 pm
Berichten: 23
Bovenstaande uitgebreide stof, is geplaatst voor degene die meer willen weten over het verbond, verkiezing, sacramenten. Niet om een discussie mee los te weken. Dhr. Kleen vroeg om een bijbelse onderbouwing, tenminste zo opende hij dit onderwerp. Ik hoop dat u hier wat aan heeft.


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Di Jan 08, 2013 8:42 pm 
Offline

Geregistreerd: Di Okt 09, 2012 9:54 am
Berichten: 47
@ Pelgrim 33 over, t verbond met Abraham Zijn vrind....bevestigt Hij van kind tot kind...
Was Abraham vader van élke besnedene ? is dat hét verbond ?
Of was hij een vader der besnijdenis, dengenen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, [u]maar die ook [/u]wandelen in de voetstappen des geloofs van onzen vader Abraham, hetwelk in de voorhuid was.?

Romeinen 4:11-13  En hij heeft het teken der besnijdenis ontvangen tot een zegel der rechtvaardigheid des geloofs, die hem in de voorhuid was toegerekend: opdat hij zou zijn een vader van allen, die geloven in de voorhuid zijnde, ten einde ook hun de rechtvaardigheid toegerekend worde;
 En een vader der besnijdenis, dengenen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen des geloofs van onzen vader Abraham, hetwelk in de voorhuid was.
Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs.


Galaten 3:6-9  Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend;
 Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
 En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden.
 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.

vs. 29  En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.

Vraag: Heeft Filippus zijn de uitspraak op de vraag van de kamerling gebaseerd op grond van het feit dat deze man een eneuch, een ontmande was?
zo ja, zou Filippus dan anders geantwoord hebben indien deze geen eneuch was?, of gewoon even-gelijk?
zo nee, hoe zou de kamerling (indien hij kinderen had gekregen) deze hebben onderwezen, zou hij Filippus " indien " veracht hebben als Godvrezende?, zou hij gezecht hebben inGal 3:25 staat wel dat indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, maar dat is niet voor jullie, want jullie vader is gedoopt, gelovende in Hem nu Abrahams zaad... dus jullie zijn krachtens natuurlijke geboorte uit mij..op grond..van mijn geestelijke geboorte door Christus (1 Joh 5:1) ook Abrahams zaad..tenminste indien jullie ook gedoopt worden...zou de kamerling zo het verbond Gods veracht hebben en de zaligheid van kinderen, door het natuurlijke met het geestelijke te vermengen?, ik persoonlijk meen op grond van Gods Woord van niet.

Handelingen 8:36-37  En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden?
 En Filippus zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd. En hij, antwoordende, zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.


dat de apostelen zich bewust waren dat er verhindering van de doop moest toegepast worden zien we ook in het volgende:
Handelingen 10:47  Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, welke den Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij?

Handelingen 2:41  Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt;
(indien.. gij van ganser harte geloofd..)

Pelgrim je opmerking over huisdoop heeft geen grond, duidelijk kunnen meerder plaasten aanvoeren m.b.t. een huisdoop waar eenvoudig eerst gepredikit is geworden, het Woord gehoord werd, het Woord gelooft werd, en daarop gedoopt werd, bijv de stokbewaarder, of Chrispus:

Handelingen 18:8  En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan den Heere met geheel zijn huis; en velen van de Korinthiers, hem horende, geloofden, en werden gedoopt.


Omhoog
 Profiel  
 
BerichtGeplaatst: Di Jan 08, 2013 11:12 pm 
Offline

Geregistreerd: Do Dec 06, 2012 12:42 pm
Berichten: 23
zuigelingen horen dus niet bij een huisgezin?


Omhoog
 Profiel  
 
Berichten weergeven van de afgelopen:  Sorteer op  
Plaats een nieuw onderwerp Dit onderwerp is gesloten. U kunt geen berichten wijzigen of nieuwe reacties plaatsen.  [ 21 berichten ]  Ga naar pagina Vorige  1, 2, 3  Volgende

Alle tijden zijn UTC [ Zomertijd ]


Wie is er online?

Gebruikers in dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 0 gasten


U mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen in dit forum
U mag geen reacties plaatsen op onderwerpen in dit forum
U mag uw berichten niet wijzigen in dit forum
U mag uw berichten niet verwijderen in dit forum
U mag geen bijlagen plaatsen in dit forum

Zoeken naar:
Ga naar:  
POWERED_BY
Vertaald door phpBBservice.nl.