Romeinen 10 vers 6 en 7: Maar de rechtvaardigheid die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hier staat dat de echte geloofsleer zegt dat men niet moet zeggen: "Wie zal in den hemel opklimmen?" Hetzelve is Christus van boven afbrengen. De mens en het toegepaste werk van de Heilige Geest die naar Christus heenwijst in de harten der mensen wordt onderwerp, dan kijk je horizontaal naar beneden, terwijl je verticaal naar boven moet kijken, naar Christus die weet van onze worstelingen en waarlijk opgestaan in de hemel leeft! Of: Wie zal in den afgrond nederdalen? Dat is je afvragen wie er verloren gaat. Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. Men staat in de prediking stil bij geestelijk dode mensen, terwijl er niet wordt gelet op dat die mensen van dood levendgemaakt kunnen worden! Opdat zij met Christus weer levendgemaakt worden! Men staat er dan dus niet bij stil dat Christus óók een tijdje in het graf gelegen heeft voor hij opstond!
1 Petrus 3 vers 13 t/m 16: En wie is het, die u kwaad doen zal, indien gij navolgers zijt van het goede? Wie doet u kwaad als u voor uzelf weet, ik strijdt de goede strijd? Maar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; Als u strijdt voor de eerlijke zaak en als je lijdt om de gerechtigheid aan u geopenbaard en u wilt dat u en anderen eerlijk met je omspringen wat het geestelijke betreft, dan ben je zalig. en vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd; Wees er niet bang voor en wordt niet wanhopig aangaande deze zaken, maar... Maar heiligt God den Heere in uw harten; Jaag naar de werking des Heiligen Geestes in uw hart en maak daar plaats voor door minder dingen tot je te nemen die dat opslokken. en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze. Ik denk dat de mensen van dit forum dat eerste flink doen, maar sommigen van hen vergeten het laatste soms. En hebt een goede consciëntie, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goeden wandel in Christus lasteren. Draag uw Christenzijn uit.
|