Artikel ds. Roos in de WS van donderdag 6 december 2012
De leer van Comrie aangaande de wedergeboorte wordt door velen, onder anderen door ds. A. Kort, als onbijbels veroordeeld. Hij stelt het voor alsof Christus daardoor niet centraal staat in de prediking. We hopen daar nog nader op terug te komen. Alle rechtzinnige predikanten zullen het er met elkaar over eens zijn, dat er in de prediking naar Christus moet worden gewezen als de enige Middelaar in Wie alleen de weg tot zaligheid is geopend. De prediking moet dus een Christusprediking zijn. Toch is eer een groot verschil hoe de hoorders in de prediking worden behandeld. Nooit mag men buiten de kennis van Christus de ziel gerust stellen. Bij de een van Gods volk is de geloofskennis helderder dan bij de ander. We hebben mensen gekend die allerlei bevindingen konden bespreken zonder enige kennis van Christus te hebben; toch meenden zij niet zonder hoop de eeuwigheid tegemoet te kunnen gaan. Toen we hen de vraag stelden – als zij in de hemel zouden komen – wie hen dan tot deze gelukzaligheid had gebracht konden zijn daarop geen antwoord geven. Hoe pijnlijk hebben we dit aangehoord, temeer daar Christus ons zo dierbaar en beminnelijk is geworden. Het is een slecht teken als men wel van allerlei ondervindingen kan spreken zonder enige kennis van Christus. Een ieder die thuis is in de geschriften van dr. A. Comrie kan weten, dat hij niet geleerd heeft dat een wedergeboren of levendgemaakte zondaar tevreden wordt gesteld met het kennene van zijn schuld en het bedroefd zijn over het Godsgemis. Lees zijn “ABC des geloofs”, en u bent overtuigd hoe getrouw hij op Christus heeft gewezen als de enige Borg en Middelaar. De Heere zal ervoor zorgdragen dat een ziel die door de wedergeboorte of levendmaking met Christus verenigd wordt, nooit rust zal vinden in het allerlei werkzaamheden , gevoeligheden, en in het proberen om de wet te onderhouden. Comrie leert duidelijk in zijn geschriften dat de Heilige Geest de zondaar net zolang door de wet behandelt totdat hij een doodschuldig mens voor god wordt, opdat er plaats voor de kennis van Christus wordt gemaakt. Comrie leert niet dat er een “voorbereidend werk” voor de wedergeboorte is, maar dat Gods Geest in de wedergeboorte de ziel met Christus verenigt, en in de verdere weg plaats voor Hem maakt. Er is dus geen voorbereiding voor de wedergeboorte maar wel een toeleidende weg na de wedergeboorte, omdat Gods Geest een ontdekte zondaar in de weg van overtuiging en overbuiging tot Christus leidt. Er moet voor een volkomen Middelaar en Zaligmaker plaats worden gemaakt door de bediening van Gods Geest. We willen het voor onze lezers nogmaals omschrijven, om Comrie goed te kunnen begrijpen. Christus is in de wedergeboorte het Begin van het nieuwe leven, doch het nieuwe leven begint niet met de kennis van Christus. Gods Woord leert ons dit, onze godvruchtige vaderen hebben hun leer daarop gegrond, en Gods volk leert het zielsbevindelijk! Ds. Kort leert echter dat de mens in de wedergeboorte direct een bewuste kennis van Christus heeft: “Als u Hem kent, bent u wedergeboren. U bent wedergeboren als u in Christus bent, heel bewust in Christus. Dit moet u weten, want velen leren anders (blz. 94).” U zult zich afvragen of ds. Kort dan leert dat een mens geen zondaar voor God wordt en zijn verlorenheid inleeft? Zeker, maar dan wel vanuit een heel ander beginsel dan Gods Woord het ons leert.
Twee of drie staten? Wij leren op grond van Gods Woord dat er twee staten zijn, de staat des doods en de staat des levens. De mens is of dood door de misdaden en zonden, of de mens s uit vrije genade van dood levend gemaakt of wedergeboren. Hij is buiten Christus of in Christus. Hij is een mens zonder genade of meet genade. Ds. A. Rotterdam bevestigt dit in zijn “Zions roem en sterkte” bij de behandeling van artikel 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hij stelt de vraag: ‘Is er dan geen middelstaat tussen herboren en onherboren?’ Hij antwoordt dan: ‘Geenzins; want de mens is dood of levend, hij heeft of den geest der wereld en het vlees, of den Geest Gods, hij is of op de weg der zaligheid of op den weg der vervloeking. Hier is geen middelweg, Matth. 7:13,14 “Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed is de weg, tot het verderf leidt en velen zijn er die door dezelve ingaan; want de poort is eng en de weg is nauw die tot het leven leidt en weinigen zijn er die denzelven vinden.” We gaan ervan uit dat dit antwoord duidelijken dat genoemde tekst het einde van alle tegenspraak is!
Wat leert ds. Kort? We moeten echter vanuit de stellingname van ds. Kort constateren dat er volgens hem wel een middelstaat is tussen herboren en onherboren. Hij leert namelijk dat het voorbereidende werk door Gods wet begint. Maar wij leren toch dat als de Heere iemand wederbaart en levend maakt Hij Zijn wet gebruikt om hem zaligmakend te overtuigen? Ja, maar dat leert ds. Kort niet, en daarom geeft hij zo af op deze leer. Ds. Kort beweert vervolgens dat als de Heilige Geest Zich aan het Woord paart, de zondaar nog niet levend is gemaakt, maar opgewekt en ontwaakt is. Hi is dan nog steeds onder de wet en niet onder de genade. Hij is alleen onder de genade als hij inwendig geroepen, gerechtvaardigd en wedergeboren wordt. Verwarrend allemaal, zult u zeggen. Het is ook verwarrend, als wij bijvoorbeeld zijn korte uitleg lezen op blz. 156. ‘De roeping komt inwendig bij de uitverkorenen door de Heilige Geest, Die de zondaar eert overtuigt van zonden (Joh. 16 :8). Daarna trekt de Vader hem uit de duisternis tot Zijn wonderbaar Licht, en dat is Christus (Kol. 1:13).’ De volgorde is dat men eerst overtuigd wordt en pas daarna getrokken uit de duisternis, is onbijbels. Het wordt ons niet duidelijk of ds. Kort hier nu de uitwendige of inwendige roeping bedoelt. De onduidelijkheid blijkt ook te vinden in zijn zelfgemaakte schema op bladzij 176: ‘De uitwendige roeping door middel van Gods Woord (Jes. 53:1; Matth. 23:37; Rom 10:17; 2 Kor 5:11; Gal. 3:2,5; Hebr. 2:3). Wat werkt God in het hart van de zondaar als hij nog onder de wet is? (Rom. 6:15-23). 1. De opwekking uit de dood der zonden en misdaden (Joh. 5:25); 2. De ontwaking uit zijn diepe doodslaap (Ef. 5:14); 3. De opening der ogen (Hand. 26:18); 4. De overtuiging van zonden voor een heilig en rechtvaardig God (Joh. 16:8); a. Godskennis (Jes. 6:5); b. ellendekennis (Klaagl. 3:1); c. zelfkennis (Jes. 17:9) 5. de toeleidende weg tot Christus (Jes. 55:6; Luk. 15:17-20; Joh. 6:35, 65); a. de trekkende liefde des Vaders (Hos. 2:13; Joh. 6:44); b. de droefheid naar God (Jer. 31:9; 2 Kor. 7:10); c. de afsnijding van alles wat God en Christus niet is (Luk. 9:24; Rom. 9:28; Joh. 15). Uit het schema van ds. Kort moet we dus opmaken dat er een middelstaat is, en dat de Heere door middel van de uitwendige roeping werkt in het hart van de zondaar als hij nog onder de wet is. Let wel, er is dus nog geen sprake van de inwendige roeping, want daardoor komt hij pas onder de genade. We hebben zulk een schema bij onze godvruchtige leraars nergens aangetroffen. Ds. Kort onderbouwt zijn schema dan ook niet, en het citeren van genoemde teksten geeft ons geen aanleiding om met zijn schema in te stemmen. Onthoud toch dat er geen drieërlei staat is, een staat des doods, een middelstaat en een staat des levens, zoals uit de redenering van ds. Kort voortvloeit. Nergens lezen we dit in Gods Woord en nogmaals gezegd ook niet bij onze gereformeerde vaderen. Om een voorbeeld te noemen: wanneer de predikant bij de ontwaking uit zijn diepe doodslaap, Efeze 5:14 citeert, dan lezen we in de kanttekening: “Namelijk den geestelijken slaap der zonde en dood der zonde, zijnde wakker en levend gemaakt door het Woord en den Geest van Christus, gelijk Ef. 2:1 gezegd is.” Deze kanttekening met de verwijzing naar Ef. 2:1 veroordeeld het hele schema van ds. Kort. We willen volgende week onderzoeken wat deze predikant dan wel verstaat onder wedergeboorte
|