Wat zegt de Bijbel over 'de mens onder de Wet'. Terwijl anderen zich verdiepten in ds Hellebroek heb ik een kleine Bijbelstudie gehouden.

Romeinen 3:9-20
‘Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben tevoren beschuldigd beide Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn, gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één; Er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt; Allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand die goed doet, er is ook niet tot één toe. Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen; Welker mond vol is van vervloeking en bitterheid; Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten; Vernieling en ellendigheid is in hun wegen; En den weg des vredes hebben zij niet gekend. Er is geen vreze Gods voor hun ogen. Wij weten nu dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde.’

Wat bedoelt Paulus met de mens onder de wet? In hoofdstuk 3 geeft hij het weer dat de wet spreekt tot degenen die onder de wet zijn. En wie zijn dat in dit hoofdstuk. Dat zijn de Joden dat blijkt uit het feit dat hij spreekt over ‘wij’. En waar spreekt de wet over? Zij spreekt over dat Jood en heiden voor God verdoemelijk zij. Daarom zal uit de werken der wet niemand gerechtvaardigd worden want door de wet is de kennis der zonde. En wat moet er met die mens onder de wet. Zij moet uit het huis der wet gedreven worden en daarvan spreekt Paulus in Romeinen 7.

‘Weet gij niet, broeders (want ik spreek tot degenen die de wet verstaan), dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft? Want een vrouw die onder den man staat, is aan den levenden man verbonden door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrijgemaakt van de wet des mans. Daarom dan, indien zij eens anderen mans wordt terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd worden; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is als zij eens anderen mans wordt.’

Zolang de zondaar onder de wet is dan is hij het eigendom van de wet. Maar als de wet sterft dan is hij vrij van de wet en is hij niet meer onder de wet maar onder de genade

‘Zo dan, mijne broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden.’

Maar de wet sterft niet en zal blijven eisen, maar de zondaar zal sterven in Christus op dat wij in Hem vruchten zouden dragen

‘Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen. Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des Geestes, en niet in de oudheid der letter.’

Toen wij in het vlees waren, en op een andere plaats zegt Paulus het zo; nu leeft gij maar eertijds was gij dood (‘daar gij dood waart door de misdaden en de zonden, In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen,’) waren wij nog onder de wet, wrochten wij bewegingen der zonde en brachten wij enkel alleen dode vruchten voort, maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet omdat ‘want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.

Laten we dus verwerpen de dwaling dat een zondaar onder de wet, opgewekt word de dood der zonden en de misdaden, ontwaakt uit zijn diepe doodstaat, zijn ogen opent, overtuigt word van zonden voor een heilig en rechtvaardig God en daarbij ontvangt, Godskennis, ellendekennis en zelfkennis, word geleid tot Christus door de trekkende liefde des Vaders met een droefheid naar God en afgesneden van alles wat God en Christus niet is.
Het is een remonstrantse dwaling die hier op dit forum al voldoende is aangetoond dat die strijd tegen Gods Woord. Lees de Acta van de synode er maar eens op na. Niets en niets wijst er op dat een zondaar onder de wet zich richt op God.

Hierbij verwerp ik, dat ‘er een werk van mensen is, dat aan zijn levendmaking voorafgaat, namelijk: het erkennen van zijn dodelijke staat en die te beklagen en te willen en te zoeken dat hij daarvan verlost mag worden, te hongeren, te dorsten en te zoeken naar het leven; welke zaken, en ook nog al meer, Christus eist van degenen, die Hij levend maken wil.’

Helemaal mee eens Gijs.

De opdracht, aanspraak belichten uw aangehaalde items dus zodoende mijn reactie.

En ik zie dit heel vaak gebeuren hier dat items, (delen van geschriften) niet geheel worden weergegeven zo doende is het niet een geheel en is de toepassing ook niet juist.