WAARTOE IS DAN DE WET?
Gemeente, de Galatenbrief is één van de geliefde brieven geweest van de apostel Paulus, maar ook later, in de kerkreformatie, éé n van de geliefde brieven van Luther, de reformator, geweest. En Luther zegt, en daar gaat het in deze brief eigenlijk steeds over: 'Hoe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God?' We noemen dat ook de rechtvaardigmaking. Hoe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God? En dan zegt Luther van die rechtvaardigmaking: 'Daar staat of valt de Kerk mee'. Als dat niet de grondslag is van de Kerk, dan is er geen Kerk. Als de Kerk niet rechtvaardig is voor God, dan kan God met de Kerk niet handelen, dan handelt Hij niet. Hij handelt met de Kerk in Christus. Daar staat of valt de Kerk mee, zegt hij. Ik hoor nogal eens: 'Dat hoef je helemaal niet te weten'. Maar, geliefde vrienden, dat is niet waar. Daar gaat het in de Galatenbrief om: 'Hoe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God?' En dat is of uit de werken der Wet. En dan zegt Paulus: 'Vervloekt'. Want de Wet vervloekt. Of uit het geloof in Chrsitus. En dat is niet gemengd. Het is niet deels door de Wet en deels door het geloof. Het is of uit genade, of door de Wet. Het is niet beiden. Want als het is door Evangelie én Wet rechtvaardig te zijn voor God, dan is Evangelie geen Evangelie en Wet geen Wet.
Wat betekent dat? Dat betekent, gemeente, dat er een scherp onderscheid moet zijn tussen de bediening der Wet en de bediening van het Evangelie. De Wet verdoemt, het Evangelie spreekt vrij. De Wet veroordeelt, het Evangelie veroordeelt Christus en spreekt Gods volk vrij. Gemeente, vanavond wilden wij een ogenblik u bepalen, mocht het zijn met de hulp des Heeren, bij Galaten 3:19a
Waartoe is dan de Wet? En dan zien we in de eerste plaats waartoe de Wet gesteld is. In de tweede plaats dat die Wet gesteld is in de handen van de Middelaar door de heilige engelen, opdat de Kerk door het gelove zou zalig worden, of rechtvaardig zou zijn voor God.
Gemeente, in de eerste hoofdstukken heeft de apostel sterk verdedigd de gerechtigheid die uit het geloof is. Hij zegt in het tweede hoofdstuk: 'Ik ben met Christus gekruisigd, en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij, en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij lief gehad heeft, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft'. Dat is een woord, gemeente, 'geloof', dat ik nu niet al te vaak hoor, maar de Bijbel is er vol van. Want in die Galatenbrief gaat het niet anders dan over het ware, zaligmakend geloof, dat met Christus verenigt. En in de vereniging met Christus heb ik al Zijn weldaden. Dat is rechtvaardigmaking, heiligmaking, ja, een volkomene verlossing. Dus het ware geloof verenigt met Christus, heeft ook Christus als het Voorwerp. Er is nooit enig geloof dat waar is, als het niet verenigt met Christus. Ik heb het zondag nog gezegd: Een oude leraar zei: 'We krijgen tijden, dan krijgen we een geloof zonder vereniging en een wedergeboorte zonder Christus'. En ik ben bang, gemeente, en in Amerika, en in Nederland, dat we die tijden zijn ingegaan. Maar als de apostel over het geloof gehandeld heeft in de eerste hoofdstukken, dan komt hij in het derde hoofdstuk het 19e vers, want dat is de vraag: 'Waartoe is dan de Wet?' Is dan die Wet overbodig geworden? Hij zegt: 'Wat is dan de functie van de Wet?' Waarom is die Wet dan gegeven als het nu slechts uit het geloof is? Wat doet dan de Wet? Dat is een vraag. Is het zo dat we in delen moeten doen volbrengen door de Wet, en dan de rest door het geloof in Christus?
U weet, gemeente, dat Luther, die grote reformator, die leerde dat het is: 'Christus, het geloof en Gods Woord'. Maar hij had daar een woordje bij: 'Alleen'. Christus alleen. Het geloof alleen. Sola Fida. Zo was ons dispuut in Groningen: Sola Fida, Sola Scriptura, Solo Christo. En dan zei de roomse paap: 'Luther, Christus ja, geloof ja, de Schrift ook ja; maar één ding moet je inleveren: dat woordje ALLEEN'. Zo nauw! En dan loopt het over het scherp van de snede. Is het nu alleen door het geloof, alleen door de Schrift, en alleen door Christus? Ja, zeggen wij, met de Schriftuur: 'Alleen door het geloof. Alleen door Christus. Alleen door de openbaring in de Heilige Schriftuur'.
Maar we komen met die vraag terug, gemeente, want dan zegt die briefschrijver, dat schrijft Paulus in de Galatenbrief: 'Maar waartoe is dan de Wet?' Dan geeft hij een reden. Hij zegt: 'Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld'. Kijk, de Wet is niet gegeven om ons te weerhouden van de zonden. Wat zei ik? Die Wet is niet gegeven om ons te weerhouden van de zonden. Maar om ons te ontdekken aan de zonden. Kijk, je kan natuurlijk naar de kerk gaan op zondagmorgen. Daar wordt de Wet gelezen. En daar hoor je: 'Gij zult niet doodslaan'. En misschien denk je wel: 'Ja, dat heb ik er van de week goed afgebracht'. Maar als God nu in je leven komt, dan word je zondagmorgen een moordenaar, een overspeler, een leugenaar, een bedrieger. Want ze is om der overtredingen wil daarbij gesteld. Luther zegt: 'Die Wet is een spiegel, waarin ik nu mijn aangeboren (zegt Petrus) aangezicht zie'. En als ik nu een vergetelijk hoorder ben, zegt hij, dan vergeet ik wat voor 'n aangezicht ik had. Maar als ik inblik in de Wet die der vrijheid is (dat moet je ook verstaan, het is nu mijn tekst niet), en geen vergeten het woord der Wet, dat is het einde; dan wordt de Wet in Christus vervuld. Maar dan leidt de ontdekking door de Wet, middelijkerwijze, gebruikt door de Heilige Geest, die leidt ons tot zelfkennis in het aangezicht van de Heilige Wet van God. Ik las in Numeri, en heel veel mensen, als ze over de Sinaï denken, dan denken ze: 'Daar heeft God de Wet gegeven'. Gemeente, de Wet is niet alleen op de Sinaï gegeven. Je moet het maar eens lezen. Weet je wat ook op de Sinaï gegeven is? De ceremoniële wetten. En wat wordt in de ceremoniële wetten geleerd? Christus is de vervulling der Wet. Dat is ook op de Sinaï gegeven. En waarom heeft God nu eerst de Wet gegeven? Om ons voor te bereiden en geschikt te maken als verdoemelijke zondaren voor de gerechtigheid van Christus; om ons hopeloos te maken aan eigen gerechtigheid. Ze is om der overtredingen wil. De parabasion, staat er. De Wet wil eigenlijk zeggen, gemeente, dat is een tuin of een hek. En elke overtreding is gaan over die omtuining. En we gaan over die overtuining. Maar dan moet die tuin aangesteld worden, dat hek, om te zien wat we misdaan hebben. We gaan, zo de Heere wil, naar een kleine gemeente. En enige weken geleden, toen ik die ouderling sprak, zei hij: 'Dominee, er is een wonder gebeurd'. Ik zeg: 'Wat is het wonder'. Hij zegt: 'Eén van de gemeenteleden lag in het ziekenhuis. En toen stierf er iemand naast hem. En toen werd die man bepaald bij zijn eigen doodsure. Toen liet God hem zijn zonden zien van zijn kindse dagen, van zijn huwelijksdagen, van zijn vroomheid. Toen is die man verloren gegaan op dat ziekbed'. En weet je wat er met die man gebeurde? Die heeft rechtvaardig zijn vonnis omhelsd en God gerechtvaardigd. Dat is een wonder. Als we overtreder worden, gemeente. Dat zijn we al. Maar nu geeft God die Wet om ons schuldenaar te maken. Ben je dat al geworden? Dan kan je wel vroom praten. Ik ook. Ik ben net zo vroom. Vroom? Houdt maar op. Maar zijn we al schuldenaar voor God geworden? Dan ben je geen goede vader geweest. Geen goede moeder geweest. Nog nooit een goede predikant geweest, nog nooit. Laatst hadden we in de gemeente een openbare schuldbelijdenis. En weet je wat ik toen hoorde van sommigen uit de gemeente? Het verblijdde mijn hart. Toen zeiden sommigen uit de gemeente: 'Dominee, ik had er bij willen staan'. En als dat nu in de gemeente komt. Zal ik je eens wat zeggen. Dan gaat de liefde ook vloeien. Want dan acht de één de ander uitnemender dan zichzelf.
De Wet is om der overtredingen wil daarbij gesteld Er zei eens iemand tegen me: 'Maar ik heb al die zonden niet gedaan'. Ik zeg: 'Nee, je kent jezelf niet'. De Heidelberger Catechismus zegt, en dat is de inleving: 'Dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd heb, en geen daarvan gehouden'. Ik kan geen plekje aanwijzen. Jullie wel? Heb je nog een heel plekje? Eerlijk zijn. Ik heb jonge mensen in mijn gemeente, dan zeggen ze: 'Ja maar, dominee, als ik 's morgens opsta, dan denk ik: Wat heb ik eigenlijk fout gedaan?' Ik zeg: 'Je bent eerlijk, kind. Dat is eerlijke praat'. Van nature kijken we hoe goed we het gedaan hebben, en niet hoe slecht we het gedaan hebben. We willen alles worden, maar geen schuldenaar voor God. Tenzij de Geest der ontdekking en de Geest der uitbranding in uw leven komt, en ge gaat uitroepen: 'Ik heb gezondigd en ik ben strafwaardig voor God'. Ze is om der overtredingen daarbij gesteld. En weet u, gemeente, en dan houden we daar over op. Elke Wet, elk gebod, hetzij in het Evangelie, of hetzij in het Oude of Nieuwe Testament; het heeft maar één bedoeling: u te ontdekken wat u niet hebt. Ook in het Evangelie. Als er staat: 'Bekeert u, en gelooft het Evangelie'. Dat is een gebod. Dat is de wet. Waarom is die ons gegeven? Om te zien dat we onbekeerd zijn en niet geloven.
U zou toch eens kennis moeten nemen van dat boek van Fischer: 'Het merg' en dat is zuiver. En dan zegt Fischer zo kenmerkend: 'Ook de evangelische geboden zijn tot ontdekking'. "Bekeert u!" We zijn niet bekeerd. Ik kan me niet bekeren. Ik zou haast zeggen: 'Ik wil me niet bekeren'. Ik zoek duizend excuses om onbekeerd te blijven. Gelooft het Evangelie. Ik ben een ongelovige en ik verwerp Christus. Dat is het gebod. Om der overtredingen wil daarbij gesteld. Totdat het zaad zal gekomen zijn. Het Zaad. Galaten 6. Niet de zaden, maar het Zaad. Dat is waar, want in het Hebreeuws staat het er: Het Zaad. Wij denken wel dat Abraham veel zaad had, maar hij had maar één Zaad, en dat is Christus, de tweede Adam. Wat zeg je nu, dominee? Er is maar een echt Mens geweest, dat is Christus. Wij hebben dat beeld van God verloren in het Paradijs, en dat is in ons niet meer. Ja, dat ruimere beeld. Geleerd op catechisatie. De gaven van hoofd, hart en hand. Dat is het ruimere beeld. Maar het echt beeld is in Christus. Dat hebben we verloren. Het zaad gekomen is. Het zag daarop, dat in de volheid der tijden Christus geboren werd. Geboren uit een vrouw, geboren onder de Wet, opdat Hij degenen die onder de Wet zouden zijn verlossen zou. Het zag op de geboorte van Christus. Heel de heilsgeschiedenis van Israël ziet op de geboorte van Christus. Voorbereiding. De volheid des tijds. Totdat het zaad zal gekomen zijn, die het beloofd was. Wat is er met dat zaad? Dat is Christus. En nu is de Wet in de handen gesteld van de Middelaar.
Er was een man die zei: 'Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?' En weet je wat de Heere Jezus zegt? Wat noemt gij Mij goed? Hij zegt niet dat Hij niet goed was, maar Hij zegt: 'Gij erkent Mij niet als God, en toch noemt gij Mij goede Meester. Gij hebt een verkeerde indruk van wat een mens is. Er is niemand goed, dan alleen God'. En dan zegt hij: 'Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?' Die man wilde wat doen. Die heeft nooit rechte kennis van God gehad. Hij heeft nooit met de Wet te doen gehad. Hij is nooit verdoemd geworden. Die man had nog goede dingen. Eigen gerechtigheid. Goede wil. En dan zegt de Heere: 'Verkoopt alles wat je hebt'. Ja, daar moet je mee doorgaan, mensen, tot je laatste snik. Alles wat je opgezameld hebt verkopen. Weet je wat verkopen is? Onder het recht verliezen. Kopen en verkopen is een rechtshandeling. Dat moet je onder het recht verliezen, verkopen. En je zult een schat hebben in de hemelen, waar noch mot, noch roest hen verderft. Verkoopt al wat ge hebt.
Maar, gemeente, die Wet is gesteld in de handen van de Middelaar door de engelen. Sommigen zeggen: 'Dat is geschied op de berg der verheerlijking, Mozes en Elia, de Wet en de profeten'. Toen heeft Mozes gezegd tegen de Heere Jezus: 'Hier hebt Gij de Wet'. Ja, want, zegt Petrus, er is gesproken van Zijn uitgang te Jeruzalem. In de handen van de Middelaar. Er was niemand goed, tot niet één. De eisen Gods onbeantwoord. En er was niemand die het voor God opnam. We hebben allemaal overtreden en zijn de verdoemenis deelachtig geworden. En we liggen er nog niet in, tenzij we door soevereine genade behouden en gered worden. En toen heeft God Zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, onder de Wet. Hij zag dat er niemand was die goed was. Niet één. Geen predikant. Geen ouderling. Geen bekeerd mens. Ik heb weleens gedacht dat bekeerde mensen goed waren. Ach mensen, wat ben ik er mee op de koffie gekomen. Ja maar, je mag ze niet veroordelen. Nee, dat doet God. Maar Die heeft ook een gerechtigheid aangebracht die in Christus is. Er is er niet één goed. Weet je wat Jesaja zegt? Alle vlees is gras, en zijn heerlijkheid als een bloem des velds. Het gras verdort en zijn bloem valt af, maar het Woord Gods bestaat tot in der eeuwigheid.
We zoeken wat middelaars hè! Maar er staat: 'In de handen van DE Middelaar gesteld'. En, gemeente, nu is Christus Middelaar Gods en der mensen. Weet je wat dat betekent? Om mensen terug te brengen tot God. Hij staat in het midden. Hij bemiddelt. Hij is van de Vader gezonden om het verlorene te zoeken en het op Zijn schouders te dragen en terug te brengen. Wat heeft nu God gezegd? Dat doen de engelen. Hij zegt: 'Mijn Zoon, hier hebt Gij de Wet'. 'Ja maar, dominee, Hij was zonder zonden.' Ja, precies. En toen heeft Hij gezegd: 'Hier hebt Gij de Wet, om die te vervullen als de ware Mens, als de tweede Adam'. En, gemeente, nu heeft de Heere Jezus die Wet volkomen vervuld, want Hij zegt: 'Wie overtuigt Mij nu van zonden?' Volkomen. Niemand kon Hem overtuigen. 'Maar waarom heeft Hij dat nu gedaan, predikant?' Hij hoefde het voor Zichzelf niet te doen, want Hij was heilig en zondeloos. Weet je waarom Hij dat gedaan heeft? Hij is een Middelaar. Ik zou ook kunnen zeggen: 'Als een Plaatsvervanger'. Voor jonge mensen die niet stil kunnen zitten in de kerk, en toch Gods volk zullen worden. Voor jonge kinderen die in d'r kindse leeftijd gezegd hebben: 'O God, was ik maar nooit in een christelijk gezin geboren'. Hij ging op naar de tempel voor hen die in de wereld geleefd hebben als vloekers en gokkers, moordenaren en tollenaars. 'Vader, Ik kom om Uw wil te doen, in de rol des Boeks is van Mij geschreven.'
Weet je, gemeente, er is een tijd in mijn leven geweest, of ik nu zalig word of niet, maar ik was zo verblijd dat Christus de Wet vervulde om aan dat recht des Vaders te voldoen; toen ik dat zag. Want Hij kwam de Vader verheerlijken. Dat was, broeders, Zijn kracht en Zijn begeerte; om die lege Wet te vervullen door dadelijke gehoorzaamheid, door Zijn leven. 'Wie overtuigt Mij van zonden?' Er was er niet één. En ze zochten valse getuigenissen tegen Hem, en er waren er velen. Maar er was er niet één die waar was. In de handen des Middelaars. Hij is ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonden. Er is maar één Mens die gehoorzaam is. Dat is Christus Jezus. Zoon van mensen. Zoon van God. Zoon van God en Zoon van mensen. Maar meer, gemeente, niet alleen door Zijn leven, maar ook door Zijn sterven. Want Die nu geen zonden gehad, noch gedaan, heeft Hij tot zonden gemaakt. Er zijn veel mensen die zeggen: 'Ja maar, de Heere Jezus was het met de wil van Zijn Vader ook niet zo makkelijk eens'. Ik geloof er niets van, want Hij was Zijn vermaak de ganse dag. Ook in Gethsemané. Dat had niet te doen dat Hij het met de wil van Zijn Vader niet eens was in haar wezen. Maar weet je wat de Heere Jezus moest worden? Hij moest worden wat Hij niet was. Hij was heilig en Hij moest zonden worden. Dat was tegen Zijn natuur, tegen Zijn majesteit, en tegen Zijn heerlijkheid. Versta je dat? Kijk, als wij ontdekt worden, moeten we worden wat we zijn; maar als Christus tot een vloek gemaakt wordt, dan moet Hij worden wat Hij niet was. En daarom roept Hij in uiterste nood en vertwijfeling uit: 'Indien het mogelijk ware, laat deze drinkbeker aan Mij voorbij gaan; maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede'. En daar heeft Hij in Gethsemané die beker gedronken. De zonden van Sion is Zijn zonden geworden, opdat het oordeel van Sion Zijn oordeel zou worden.
In de handen van de Middelaar gesteld De Vader zag dat er niemand was die goed doet. En toen heeft Hij door die engelen de Wet gesteld in de handen van Christus. Daar gaat Hij naar Golgotha, vervloekt, verdoemd. Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Is hier nog een volk dat mag zeggen: 'Zulk Eén in mijn Liefste, zulk Eén is mij tot een vloek geworden'. Opdat gij, vervloekte zondaar, vrij gesproken zou worden door God in dat gericht. Toen heeft Hij uitgeroepen: 'Tete-les-tetai. Het is volbracht'. Het is volbracht. Dat is gebracht tot haar doel, tot haar einde, tot verheerlijking van dat Goddelijke recht. En weet u wat er dan gebeurt? Dan scheurt van boven naar beneden dat voorhangsel. Gij vindt in gunst en niet in wraak Uw lust, de hitte van Uw gramschap is geblust. O, dan zegt de Hebreeënschrijver: En dan is Hij in de hemelvaart opgevaren in het binnenst heiligdom, en daar heeft Hij Zijn bloed aan de Vader getoond, en gezegd: 'Vader, zie, Ik heb betaald'. En dan wordt Hij een Middelaar van toepassing. Onze ouden zeiden: 'Van voorbidding'. Opdat die ganse Kerk, die aan de Zoon gegeven was door de Vader, zalig zou worden. Toen is het Pinksteren geworden, opdat ze toegebracht zouden worden uit alle geslachten, talen, natiën en tongen. Waarom? Wat gaat die Geest dan doen? Dan gaat Hij overtuigen van zonde. 'Maar, dominee, als dat geweest is, dan ben ik er.' Dat is niet waar hoor. Dat houdt nu nooit op, overtuigen van zonden. Ja maar, is dat dan alles? Alles ook niet. Als ik begin met de Catechismus (jullie dominee ook), dan zeg ik: Kijk, er zijn twee soorten uitleggingen van de Catechismus. De één legt de Catechismus uit dat je zoveel jaar onder de ellendekennis bent, en dan ben je er van af(!); en dan kom je onder de kennis van de verlossing, en dat is ook een ogenblik; en dan ga je verder in de dankbaarheid. Geloof er niets van mensen. Het is ook niet waar. Weet je wat nu die ellendekennis, en die kennis der verlossing, en die kennis der dankbaarheid is? Dat is net een boor. Hij gaat steeds dieper boren. Meer kennis van mezelf, meer kennis van Christus en meer kennis der dankbaarheid. Groter beest, groter genade, groter heerlijkheid. Dat gaat dieper boren, zo naar beneden. Ik geloof dat je na ontvangen genade groter zondaar bent dan voor de genade. Weet je wat je dan wordt? Ongelijkvormig aan het beeld van Christus.
Maar, gemeente, nu is die Wet in de handen der Middelaar gesteld. -Ik heb een vraag, predikant. "Hoe bedoelt u dat nu toch?" Laat ik een heel eenvoudig voorbeeld noemen. Een buurjongen heeft een ruit ingegooid. Het is maar mank hoor en zwak. Maar hij heeft een ruit ingegooid. En nu zegt er iemand tegen mijn jongen (dus die buurjongen heeft die ruit ingegooid): 'Nu moet jij betalen'. Is dat rechtvaardig? Zeg nu eens eerlijk, is dat rechtvaardig als een ander betalen moet? Dat is maar op één manier rechtvaardig: als die ander vrijwillig zegt: 'Ik wil het betalen'. Kijk, als die buurjongen het niet kan betalen, en mijn jongen gaat het betalen. Dat is maar op é én manier rechtvaardig; als hij het vrijwillig doet. En dat lees ik van de Heere Jezus. Hij zegt: 'Vader, Ik kom om Uw wil te doen'. Hij biedt Zich vrijwillig aan. Niet gedwongen. Hij zegt: 'Het is Mijn lust om de wil Mijns Vaders te doen'. God blijft rechtvaardig, al doodt Hij Zijn Zoon. Omdat Zijn Zoon gewillig is, daarom moeten wij nu een gewillige Zaligmaker preken. Voelt u dat? Als we nu een onwillige Zaligmaker preken, dan doen we te kort aan het recht des Vaders. Dat moet je goed onthouden hoor, het heeft er mee te maken. Dan zeggen veel mensen: 'Je mag geen gewillige Zaligmaker preken'. Maar als ik geen gewillige Zaligmaker preek, wordt het recht niet verheerlijkt. Dan wordt Christus een slachtoffer. Maar Hij gaat niet als een slachtoffer. Dat wil zeggen, Hij gaat als Koning, de Koning der Joden. Hij komt om de wil des Vaders te doen. In Zijn lijden regeert Hij. Verstaat u dat? Hij regeert in Zijn lijden. Daarom zegt Hij dat Hij door de eeuwige Geest Zijn vlees heeft opgeofferd.
Hij is in de hand van de Middelaar gesteld, de Wet. Dus die Wet werd alleen volbracht door de Heere Jezus Christus. En er is maar één Middelaar, niet twee. En God is Eén. Maar nu is er nog ene vraag, die ook de apostel in dit volgende vers aan ons stelt. Hij zegt: 'Als die Wet nu alles onder de zonde besluit, is er dan nog wel een hoop? Is er dan nog wel een belofte? Is de Wet dan eigenlijk niet tegen de belofte? Want als er nu niemand is die goed doet, hoe zal die belofte dan geschonken worden? Is er dan nog wel hoop?' Heel veel mensen denken: als ze niet goed doen dat ze geen hoop meer kunnen hebben. Weet je hoe dat komt? Door een wettische geest. Je moet aan het einde komen van de Wet. Altijd. Zelfs op de Pinksterdag. Dan lees ik: dan zeggen ze: 'Wat moet ik doen om zalig te worden?' Daar heb je het weer: 'Doen om zalig te worden'. Altijd wat doen. Maar dan zegt de Heere: 'Niets doen. Bekeert u en gelooft het Evangelie'. Ja hoor. Klaas Kuiperinga, die ouderling van ds. De Kok in Ulrum, die kon het niet uitstaan. Hij kon het niet verdragen. Dan zei ds. De Kok: 'Jongen, nog geen nagelschrapsel hoef ik toe te doen tot mijn zaligheid'. En weet je wat hij dan zegt? 'Dat is een doodsteek'. Je kan het niet uitstaan. Je wilt altijd wat doen, altijd wat doen. De Wet is in de handen van de Middelaar gesteld. Niet in uw handen. Hij is u gegeven tot ontdekking, maar Christus tot vervulling. En daarom zegt de apostel even verder: 'Maar God heeft en de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten'. Het is allemaal zonde, allemaal zonde. Ik had een mevrouw in de kerk, en ik preekte: 'Wat uit het geloof niet is, is zonde'. Ik zeg: 'Als nu je beste werken niet uit het geloof in Christus zijn, dan zijn het blinkende zonden, zegt Augustinus'. Toen zegt ze: 'Dan hoef ik niets meer in de collectezak te doen'. Ik zeg: 'Dat is nog waar ook, je hoeft er niets in te doen. Houdt het maar. God heeft het niet nodig om je zalig te maken, hoor'. Ze zegt: 'Is het allemaal zonden?' Ik zeg: 'Ja, buiten Christus alles zonden. Hij heeft alles onder de zonde besloten'. 'Dominee, je preekt pessimistische mensen.' Dat is niet waar. Ik preek geen pessimistische mensen, we zijn pessimistisch. Ik ben geroepen Christus te preken en Diens gerechtigheid. Dus ik hoef niets van je heel te laten. Dat doe ik ook niet, ik hoop van niet. Ik hoop dat er vanavond de geestelijke doodstrijd opgeven, dat er vanavond nu eens één mag zeggen: 'Weg met die heiligheidskrukken, het is alles zonde'. Want de Schrift heeft alles onder de zonde besloten, geliefde gemeente. Er is er nu niet één die nog een goede gedachte voort kunnen brengen. Er zijn weleens mensen die denken dat ze God kunnen eren. Dat kan je ook niet, mensen.
De Wet is gesteld in de handen van de Middelaar. Hij heeft God verheerlijkt. En als de Kerk God gaat verheerlijken, dan doet ze dat in Christus, door de Heilige Geest. Dan is het ons werk niet. Ik hoorde op de Pinksterdag ene stem, staat er. Ene stem. God verheerlijkt God door de Heilige Geest op de Pinksterdag. En Hij gebruikt de tongen en de harten van Zijn Kerk, want Hij heeft alles onder de zonden besloten. We hebben in Amerika een man, en hij is in Nederland geweest, Robert Shoure. Dat is een theoloog die leert dat je zelf moet geloven in jezelf. Dat is ook het geloof van de New Age. Van die vreselijke, vreselijke, vreselijke (ik kan het niet genoeg onderschrijven) New Age-religie, dat geweldig opgang maakt in de wereld. Ik geloof, vrienden, dat dat de eindreligie zal uitmaken, die New Age. Het gaat gepaard met occulte krachten. Maar één van de dingen die New Age leert, is, dat je in jezelf moet geloven. Het is zelfs zo dat grote maatschappijen, de verkoopmaatschappijen, cursussen geven in verkooptechniek. En dan praat ik gewoon uit het leven van elke dag. Die gebruiken New Age-methoden, dat je moet geloven dat je verkoper bent, en dan kan je het ook. Ja, dan komen de jongens thuis van de universiteit, en dan zeggen ze: 'Vader, als je nu helemaal niet in jezelf gelooft, dan kan je ook niets'. Ik zeg: 'Dat was nu het bezwaar van Arminianen. Die zeiden: 'Kun je nu enigszins goed doen? Kun je één ding goed doen?' En dan zegt de Catechismus: 'Nee'. En dan zegt de humanist: 'Ja'. En dan zegt de Arminiaan: 'Ja'. En dan zegt het halve christendom in onze dagen ook: 'Ja'. Licht of zwaar, het is allemaal hetzelfde. We willen allemaal wat doen. Maar nu zegt de Schrift: 'God heeft alles onder de zonde besloten'. Waarom nu? Waarom nu? Opdat de belofte zou zijn uit het gelove Jezu Christi, en de gelovige gegeven zou worden. Nu moet je eens goed luisteren wat er staat. Er staat: 'Opdat de belofte...'
Dus de belofte is niet uit de Wet. De belofte wordt niet gegeven omdat ik wat goed doe. Maar de belofte wordt gegeven uit het geloof Jezu Christi. De belofte wordt gegeven uit de trouw van Christus Jezus, staat er. Uit Zijn getrouwheid. Uit Zijn volbracht werk. Dus de belofte wordt gegeven aan het Zaad, dat is uit Christus; de belofte van het eeuwige leven. Waarom? Omdat Christus geloofde. Nu kan je dat woord geloven vertalen met: 'Trouw was in de dingen die Hij te doen had; volmaakt volbracht heeft'. Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen. De belofte gegeven door de trouw van Christus, door het geloof van Christus. Het is de Vader Die de belofte gaf aan de Zoon bij volmaakte gehoorzaamheid, aan het zaad. Dat is de belofte van het eeuwige leven, eeuwige gerechtigheid en heiligheid. Al de beloften des Evangelies zijn gegeven aan Christus op volbrenging van volmaakte gehoorzaamheid in leven en dood. Dat moet je altijd onthouden. Het is aan de Zoon gegeven. God zegt: 'Eis van Mij, en Ik zal U geven de heidenen tot een erfdeel en de einden der aarde tot Uw bezitting.' 'Maar, dominee, hoe wordt het dan het mijne?' Antw.: Uit het geloof Jezu Christi, opdat de gelovigen het gegeven zou worden. Dus wie krijgt het? Wie krijgt het? De gelovigen. Wie krijgt het? Bekeert u en gelooft het Evangelie. Wie krijgen het? Die in Christus Jezus geloven. 'Is het zo eenvoudig?' Ja, zo eenvoudig. 'Mij te makkelijk.'
Wat is geloof? 'Dominee, zeg dan wat geloof is, dat is onmogelijk.' Ja, dat is waar, het is een gave. Maar ik weet wel, er is veel historisch geloof wat ze houden voor zaligmakend geloof in onze dagen. Wat is nu geloof? In Canada heb je een grote waterval. De Niagara waterval. Ontzettend, een diepte, dat water. En toen hoorde ik een beeld, en dat geef ik door om te schetsen. Als mensen gepakt worden door die waterval, dan blijven ze drie dagen in dat water. Zo diep. Als het ware gevangen. Aan de ene kant van die Niagara waterval werd een pilaar gemetseld, aan de andere kant ook. En daar ging een lijn over. Toen kwam er een man, een roekeloze man. Hij zegt: 'Ik kan er over fietsen, kan je dat geloven?' Toen zeggen ze allemaal: 'Ja, dat kan ik wel geloven'. Ze wilden die man dat wel zien doen natuurlijk. En toen zegt die man (en kijk, daar gaat het nu om): 'Als je dat nu gelooft, kom je dan bij mij op de fiets zitten?' En toen geloofde niemand. Voelt u wel? Ik had ook zo'n plank over de sloot liggen in mijn eerste gemeente, Leerbroek. Een plank over de sloot naar buurman De Wit. Het was een zwieperige plank. Ik liep er liever maar niet over. Maar goed, ik kan wel over die plank praten, en dat heb ik ook gedaan. Het is een sterke plank, hij houdt het wel, je kan er wel over. Maar weet je wat nu geloof is, mensen? Als je door genade je ganse gewicht aan die Plank gaat toevertrouwen. Dan heb je geloof, dat die Plank je draagt en doordraagt.
Wat is nu zaligmakend geloof? Dat ik als een verdoemelijke zondaar me krijgt toe te vertrouwen aan een Zaligmaker, de Heere Jezus, mij gepredikt in het Evangelie. 'Ja maar, dominee, ik moet toch wel een droom hebben?' Mensen, dromen zijn bedrog. Want Paulus zegt: 'En het geloof is door het gehoor van het gepredikte Woord Gods'. En dan moet je al Gods kinderen maar vragen: 'Hoe zijn zij aan de Heere Jezus gekomen?' Door het Woord Gods. En dit is het Woord dat onder u gepredikt wordt, nabij u is het Woord. Eén van onze oudvaders zegt (je kan zo haast niet meer preken vandaag): 'Ik leg u de Naam van de Heere Jezus op uw lippen'. En het zal toch wat zijn, Die te verwerpen, waar Hij Zich aanbiedt en zegt: 'Zie hier ben Ik, zie, hier ben Ik'. Er is maar één Middelaar Gods en der mensen. Maria niet. De heiligen niet. Maar Die ene Middelaar Gods en der mensen, de Mens Jezus Christus. En nu biedt Hij Zich aan in het Evangelie. Eén van onze oudvaders zegt: 'Op de markt van vrije genade zijn weinig kopers'. We willen allemaal wat betalen. Maar weet je nu hoe je kopen mag op de markt van vrije genade? Alleen als je failliet gegaan bent, en geen penning meer in je zak. Er is nog hoop voor failliete mensen. Albedervers, leugenaars. 'In zo'n gezelschap wil ik niet verkeren'. Ach mensen, ik ben er zelf één. 'Uit geloof de gelovige gegeven.' Dat is onmogelijk. Er is geen onmogelijker ding dan voor een verloren zondaar te geloven dat hem om Christus wille de zonden vergeven zijn. Maar als ze het mogen geloven, moeten ze het geloven, kunnen ze niet anders dan geloven. Dan zullen ze uitroepen: 'Niet alleen aan anderen, maar dat ook aan mij eeuwige genade, gerechtigheid en vrede van God geschonken is, uit loutere genade, alleen om de verdiensten van Christus wille'.
Wat moet ik daartoe doen? Christus preken is een begeerlijkheid in Zijn macht, in Zijn gerechtigheid, opdat ik in een Vreemde gerechtigheid behouden worde. Niet hebbende de gerechtigheid uit de werken der Wet, zegt Paulus; maar uit het gelove van Christus Jezus. En, gemeente, daar is geen middenweg. Het is niet een beetje doen en een beetje laten. En dan heb ik u nog wat te vragen. Als Christus nu de Wet vervult, wat moet ik dan nog doen? Nu eens eerlijk. Als Christus nu de ganse Wet vervuld heeft; als hij nu in de handen van de Middelaar gesteld is; wat moet ik dan nog doen? Niets doen. En als ik dan bekeerd ben, wat moet ik dan doen? Niets doen. Staat dan in de vrijheid waarmede Christus Jezus u vrijgemaakt heeft. 'Ja maar, dominee, u zei dat ik zo'n grote zondaar was.' Ja. Je wordt niet beter. Ik heb gedacht dat ik beter werd. Maar het wordt niet beter. Ik wordt niet beter. Maar ik hoef ook niet beter te worden. En dan zeg ik weleens: 'En ik wil ook niet beter worden'. Wat zegt u? Nee. Paulus leert mij een andere regel. Dat is de regel van het Evangelie. Wat zegt Paulus? Nu moet je leren roemen in je zwakheden, in je onvolmaaktheden. Dat is wat. Daar moet je niet over klagen. Daar moet je over roemen, opdat de kracht van Christus in je zwakheid volbracht worde. Je hebt een hoop klagers. Allemaal zelfbeklag en hoogmoed. Maar weet je wat de rechte klacht zou zijn? Och, dat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding. O, zegt Rutherford, als ik Zijn Naam maar wist. Die man heeft hele brieven geschreven als hij spreekt over de kennis van Christus. Hoe heeft hij Hem uitgeschilderd in dat boek van die brieven! En dan zegt hij: 'Als ik Zijn Naam maar wist'. Vat je dat? Dat ik nu wassen mocht in de genade en in de kennis van Christus. Dan moet je veel over de dorst preken. Je moet veel ontdekkend preken. Ja, maar als het niet meer is, is het alles te kort. Paulus zegt: 'Ik neem mij voor niet anders onder u te weten dan Christus Jezus en Die gekruisigd.'
Spurgeon ging voor 't laatst naar de kerk, hij dacht: 'Het kan niet meer, ik ben te hard, te koud, een te groot zondaar'. Dan staat er een stuntelige dominee. Hij had gedacht een beste te vinden. Hij vond geen beste, maar een stuntelige, ik geloof een lerend ouderling, ik weet het niet precies. Maar één ding zei hij: 'Jij, jongen, met je bleke gezicht, zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt'. Hij heeft het wel ik weet niet hoe vaak gezegd die dienst. En weet je wat er gebeurde? Spurgeon zag Hem, en hij ging anders de kerk uit dan dat hij er in gekomen was. En hij geloofde. Warburton ging ook naar de kerk, het kon niet meer. Die man preekt uit Psalm 68: 'Hij heeft gaven genomen om uit te delen de wederhorigen'. En hij werd begiftigd met het geloof en heeft Christus aanschouwd in Zijn heerlijkheid. En er was zulk een liefde, zulk een vrede, dat Warburton de kerk uit huppelde. En weet je waar hij het eerst heenging? Naar het gezelschap waar hij altijd verkeerde. En hij riep: 'O, ook deze zondaar is genade geschied'. Weet je wat ze zeiden? Ze zeiden: 'Warburton, je weet het veel te zeker, het zal wel niet waar wezen'. Weet je wat er dan staat? Dat moet je maar eens lezen in 'De weldadigheden van een Verbonds-God'. Toen zegt hij: 'Toen kwam ik onder de heg terecht, en toen zeg ik: 'O God, als ik nu nog niet bekeerd ben, bekeer me dan nu nog. En toen daalden de beloften Gods in mijn ziel als sneeuwvlokken, als bladeren. En toen hoefde ik niet meer bevestigd te worden van zondaren, want toen was ik bevestigd van God Zelve. Al zou nu niemand het goedgekeurd hebben, nochtans weet ik dat Hij ook aan mij geschonken is'.
Vrienden, door het geloof in Christus, door gelovigen die het geloof in oefening hebben, die met hun gans verdorven bestaan mogen steunen en leunen op de Christus der Schriften, gepredikt aan verloren zondaren. Gemeente, en als Hij de Wet vervuld heeft, wat moet ik dan doen? 'Leraar, je bent zowat een antinomiaan, als je dat zo vrij preekt.' Ik geloof dat Gods volk langs de rand van het antinomianisme gaat. Niets te doen. Paulus zegt: 'Ik mag alle dingen, maar alle dingen stichten niet'. Een wonderlijke man. In de Galatenbrief zegt hij: 'Als je je nu laat besnijden, dat is Christus kruisigen'. En dan lees ik in Handelingen 5, dan gaat hij naar Jeruzalem, en dan zegt hij tegen Timotheus: 'Laat je maar besnijden om der Joden wil'. Als wij met Paulus meegereisd waren hadden we gezegd: 'Dat is ook een man zonder beginsel'. Maar weet je waarom dat nu mocht? Kijk, die man had zijn gerechtigheid niet meer in het vlees, maar in Christus. Dus of hij besneed of niet besneed, geliefde vrienden, hij was in Christus rechtvaardig voor God. Versta je dat nu mensen?
Paulus schrijft aan Timotheus: 'Ik spreek tot degenen die de Wet verstaan'. Begrijp je dat? Waar is die Wet nu voor gegeven? Hij heeft alles onder de zonde besloten, opdat de gerechtigheid zou zijn uit het geloof van Christus en geschonken de gelovigen. Dat gaat nu tegen Rome in. Ds. Robert Champagne hoort weleens een preek van een Hollandse dominee als we vertalen. Weet je wat hij dan zegt? 'Allemaal Rome, de mensen bang maken. Allemaal de Wet'. Hij zegt: 'Ik hoor zo weinig spreken uit de kennis van Christus'. En dat is de donkerheid over Amerika, dat is de donkerheid over Nederland. Als Christus niet heerlijk is... Als Christus nu het licht der wereld is, gemeente, waar is dan licht buiten Christus? Zegt het eens. Het is er niet. Als Christus nu het leven is, waar is dan leven buiten Christus. Als in Hem nu al de volheid Gods lichamelijk woont, hoe kunt u dan God kennen buiten Christus? 'Ja maar, dominee, ieder mens is niet even....' Ja, ik vraag naar reden des geloofs. Pascal zegt: 'Dat is de reden van uw hart'. En als je nu de Heere Jezus hoort preken, zegt dan uw hart: 'Zulk Eén is mijn Liefste, zulk Eén is mijne'? Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met de mond belijdt men ter zaligheid. Gemeente, rechtvaardig voor God alleen door een waar zaligmakend geloof in de gepredikte Christus, geschonken aan een veloren zondaar. Hoort dan nog één keer. Wendt u tot Mij, alle gij einden der aarde, en wordt behouden, want Ik ben God en niemand meer. Ach, wat hebt ge tegen deze Zaligmaker, tegen deze Gerechtigheid, tegen deze Christus? Kom en zie. Kom en zie. Amen.
'Hoopt op de HEERE, gij vromen, is Israël in nood, er zal verlossing komen, Zijn goedheid is zeer groot, Hij maakt op hun gebeden, gans Israël eens vrij, van ongerechtigheden, zo doe Hij ook aan mij'.
|