Valse toonzetters
Valse toonzetters uit 18e – 20e eeuw spreken draakachtige taal
Ds. G.H. Kersten over de (valse) wedergeboorte
“Die wedergeborene, die Christus ingelijfde, kent zich zoo gans ellendig; het zielsproces hier doorleefd is zo anders dan wat de historieel gelovige beredeneert. De levend gemaakte klaagt over zijn zonden; weent over zijn ongeluk; gelooft, hoopt en vreest; ziet zich zonder God en Christus in de wereld en vreest niet anders dan een eeuwig verloren gaan. Hij roept om genade en werkt tegelijk om zalig te worden buiten Christus om. Hij geraakt van de zaligheid steeds verder af, naarmate hij zijn ellende klaarder ziet; en hij weet niet van de Zaligmaker, al geniet hij Diens weldaden.” (Uit: De Heidelbergse Catechismus in 52 predicaties, verhandeling HC zondag 19 – pag. 326-327)
Ds. A. Moerkerken vanuit gruwelijke gergem doctrine: “Anderen (zeer velen!) verwarren een openbaring van Christus aan het hart met de rechtvaardigmaking. Voor mij ligt een vraag, die iemand schriftelijk stelde: Is het geloof in de Heere Jezus hetzelfde als gerechtvaardigd te zijn in de vierschaar der consciëntie? Ons antwoord is neen, volstrekt niet. Velen werpen ons dan tegen, dat wij toch door het geloof gerechtvaardigd worden! Wie het geloof heeft zeggen zij, is toch gerechtvaardigd! Wij moeten daarop antwoorden, dat men nooit verwarren moet het door geloof omhelzen van Christus met het door het geloof omhelzen van de vrijspraak des Vaders. Het instrument, waarmede de zondaar omhelzen mag, is altijd hetzelfde (het geloof); de weldaad echter, die omhelsd wordt, kan verschillen. En hoewel het zéker waar is, dat de zondaar op die plaats, waar hij Christus aan zijn ziel geopenbaard krijgt, de zonde zoeken kan en haar niet vinden, toch is er een groot onderscheid tussen het zien van de Advocaat in Zijn volkomenheid en algenoegzaamheid enerzijds, en het horen van de vrijspraak van de Rechter anderzijds. Men onderscheide daarom scherp (ook in eigen leven, niet slechts in de dogmatiek!) tussen een toevlucht nemen tot Christus of een openbaring van Christus en tussen de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie.” (Uit: genadeleven en genadeverbond)
Commentaar – DJK : Geachte lezer, het beest uit de zee dat de gruwelijke taal van de draak sprak werd macht gegeven, om den heiligen krijg aan te doen, lees het verband in Openb.13. Dan rest ons in deze de prangende vraag wat erger is, lijfelijke vervolging of geestelijke vervolging? Het is werkelijk niet gering hoe ontzaggelijk de nije leer der Reformatie ontspoort en verwaterd is geworden. De leer van de rechtvaardiging van de goddeloze is langzaam maar zeker verwaterd en veranderd geworden in de leer van de rechtvaardiging van de wedergeboren zondaar. De Heere Jezus was immers gekomen om te zoeken en zaligen dat verloren was, maar door de verwatering en gruwelijke leerverdraaiingen is men tenslotte gaan leren, dat Hij gekomen is om te zoeken en zaligen dat alrede wedergeboren was. Wellicht niet opzettelijk, maar het is wel degelijk gebeurd. Het maakt er de zaak immers niet minder om. Ds. Kersten, ds. Steenblok, ds. Mallan, ds. Moerkerken en diaken L.M.P. Scholten hebben daarin op een niet geringe wijze hun bijdrage geleverd. Waren zij dan niet oprecht, en hebben zij dan niet met oprechte bedoelingen op hun kansels gepredikt? Daar twijfel ik geheel niet aan. Want, ik meen dat ook zij innerlijk wensten dat er geen ziel onder hun gehoor verloren behoefde te gaan. Maar wat heb ik aan de oprechtheid van een mens, wanneer zij de leer der Waarheid op een gruwelijke wijze verdraaid hebben tot een valse leer, waardoor God tot een Leugenaar gemaakt is geworden, en velen voor eeuwig met een ingebeelde hemel ter helle zijn gevaren? Zijn er dan geen zielen onder hun prediking tot bekering gekomen, en gesticht geworden? Ik geloof zeker van wel, maar die zijn er ook destijds tot bekering gekomen onder de dwaalleringen van Rome, ten tijden van vóór de Reformatie. Want, zij die onder dat zegel der verkiezing liggen, die zullen er zekerlijk komen. Maar u zou deze vraag ook op een andere wijze kunnen stellen, namelijk alzo: ‘hoevelen zijn er door deze leer voor eeuwig verloren gegaan vanwege dat hun leraren de sleutelen der waarheid hebben weggenomen c.q. teniet hebben gedaan, waardoor velen nooit in hebben kunnen gaan. Werkelijk geen geringe zaak. Er bestaan dus geen excuses of zgn. vrijbrieven om de zuivere leer der apostelen zomaar te verlaten en/of te gaan verdraaien!! Nee, want God heeft Zijn volk van eeuwigheid verkoren, maar ook de zuivere middelen daartoe. Vergelijk nu eens de enorme getallen van zielen die tot bekering kwamen ten tijden van de apostelen, en ten tijde van de Reformatie, met de getallen van waarachtige bekeringen in onze dagen. Toen werd het Woord Gods immers op zijn zuiverst bediend, en welk een heerlijk werk van de Heilige Geest was daar niet aan verbonden. Wees nu eens eerlijk, wat is daar nu van over gebleven? Waar horen we er nog van dat iemand het uitjubelde dat zijn ziel voor God en door God in een weg van Recht gered en gezaligd is geworden, in en door het werk van Jezus Christus? Zeg me eens waar? Hier en daar nog een enkeling. Maar wat moeten we het toch betuigen dat God geweken is met Zijn lieve en dierbare Geest, uit ons land, uit onze gezinnen, uit onze onderlinge gesprekken, uit onze regering, noem verder maar op. Hoe komt dat? Ik heb het u alrede genoemd, omdat velen Hem middels de prediking en dogma’s tot een Leugenaar hebben gemaakt…!! Velen zijn namelijk het leven uit de Wet gaan leren, gelijk Rome destijds ook deed. Men is de Wet met het Evangelie op een ontzaggelijke wijze gaan vermengen, door de troost daar alrede te prediken alwaar de vloek der Wet gepredikt behoort te worden. Een ernstig gevolg hiervan is, dat men in het spreken in de omgang onder elkaar, de zekerheids des geloofs is gaan vervloeken, gelijk ook Rome destijds te Trente heeft gedaan. Een mens kan het immers bijna nooit zeker weten dat zijn zonden hem zijn vergeven, slechts een enkele uitzondering, zo zegt men dan vaak. Deze uitzonderingen zijn ongewild verheven tot heiligen binnen bepaalde kerkverbanden. Geliefden, of u het geloven wilt of niet, we zijn weer terug gekeerd tot Rome. Het zit alleen verpakt in een ander omhulseltje. De één wat meer op een farizeïsche wijze, en de ander wat meer op een gemoedelijkere wijze. We verfoeien de PKN om haar doen en keuzes, maar velen in de behoudendste kerkverbanden in NL doen, wellicht onwetend, werkelijk niet anders dan de PKN. Van Rome hebben we kunnen leren, dat wanneer Christus, c.q. de vergeving der zonden, als bijna iets onbereikbaars geleerd en gepreekt gaat worden, men de heiligen is gaan verheffen als een soort toegang tot Christus, gelijk Maria voor de schenkers der wijn, de toegang tot Christus was op de bruiloft te Kana. De voornoemde leraren zijn immers door hun eigen kerkvolk, maar eigenlijk nog meer door hun eigen leringen en prediking, tot pausen verheven geworden. Waardoor ook zij, gelijk destijds Maria, voor velen de toegang tot Jezus Christus zijn geworden. Want, wat hebben deze voornoemde leraren geleerd en verdedigd? Ik noemde het u alrede, namelijk het geloof en geestelijke leven vanuit de Wet.
Wat bedoel ik hiermee? Namelijk het volgende. Wanneer de H. Geest een ziel gaat bearbeiden tot zaligheid, gebruikt Hij daartoe immer de heilige instrumenten van Wet en Evangelie. En tussen deze twee heilige instrumenten, ligt Gods heilige en verborgen Recht. De Heilige Geest overtuigt de zondaar van zijn goddeloze zondige bestaan voor God, de rust wordt de zondaar innerlijk opgezegd, de zondaar gaat al wenende, biddende en reformerende een Weg zoeken tot Behoudenis. Dit is echter nog NIET de inwendige roeping, want die geschiedt alleen op het moment wanneer de zondaar getrokken wordt door de Vader tot Zijn heilige Recht, Rom. 8:30. Maar deze genoemde zaken betitelen en houden zij in hun prediking dan dus alrede voor de zgn. wedergeboorte…!! De weg der ontdekking / ontbloting is dus alrede de zgn. wedergeboorte, terwijl het niet anders dan zielsontwakingen zijn onder de dienstbare heerschappij der Wet, het geestelijke beeld van Ex. 6:4. Waarbij ze leren dat de zondaar hier alrede is ingelijfd in Christus, ondanks dat die zondaar Christus niet kent. Daarbij stellen zij ook nog, dat lang niet allen tot de zekerheid des geloofs komen, slechts maar weinigen. Wel getrouwd zijn, maar niet weten met Wie. Zie daar de leugen in hun theologie en predikingen. Worden deze zaken dan niet geleerd op weg en reis naar de Hemel? Jawel lezer, maar het is (nog) geen geestelijk leven, ook niet van Gods zijde! Waarom dan niet? Om de eenvoudige dat deze zaken geleerd worden onder heerschappij van de vloek en doem der Wet. Want uit de Wet is de kennis der zonden, Rom. 3:20. Is God dan niet barmhartig? Jawel, maar God is ook rechtvaardig. Wanneer God dus die zondaar middels Zijn opzoekende liefde alrede genade had geschonken, dan had de deugd van Zijn rechtvaardigheid geschonden geworden, en hield God op te bestaan. God kan buiten Zijn heilige Recht de zondaar geen genade schenken. De reden van de geestelijke doodstaat, c.q. de zonde, moet dus nog worden weggenomen, wil er ooit sprake kunnen zijn van enig geestelijk leven uit Christus. Een ziel is immers onder de heerschappij der Wet of onder de heerschappij der Genade, Rom. 6:14. Nooit kan Christus Zijn verkoren bruid trouwen, wanneer zij nog niet verlost is geworden van de heerschappij van haar eerste man, Rom. 7:1-3. Bedenk dat het geestelijke leven, bestaat uit de kennis van de schuldvergeving, uit de gemeenschap met Christus door het geloof. Het geloof verenigd immers met Christus, en doet al zijn verworven weldaden gelovig aannemen. De ziel is immers gerechtvaardigd van zijn zonden, wanneer hij de geestelijke vloekdood is gestoven, Rom. 6:6-8. Gods Woord leert ons dat pas achter de geestelijke kruis- en vloekdood pas het leven in Christus ligt, Gal. 2:19-20, Rom. 7:4-6. Achter het verlies de eeuwige winst. Maar deze voornoemde leraren leerde het geestelijke leven alrede daar waar de zondaar overtuigt wordt van zijn zonden, en deze hartelijk gaat leren bewenen. Hoevelen zijn met deze leugens niet blij gemaakt met een zgn. geestelijke dooie mus, c.q. ontzaggelijk bedrogen. Want, waar komen deze overtuigen dan vandaan, en door Wie worden zij dan gewerkt? Door de H. Geest zult u wellicht zeggen! Dat is waar, maar welk heilig en geestelijk instrument gebruikt Hij daartoe? Namelijk de Wet, want uit de Wet is de kennis der zonden. Daarnaast leert de apostel Paulus in Galaten 3:12-25, dat de Wet niet uit het geloof is, en ook niet machtig is om een zondaar levend te maken. ‘Ja maar schrijver, wat maakt het toch uit. Het immers toch door de dwaasheid der prediking, en eenmaal verkoren komt een ziel er toch wel’, roept iemand mij wellicht in zijn gedachten toe. Kijk lezer, en dit is nu de reden waarom God is geweken met Zijn Heilige Geest. Velen deert het niet meer of God voor een Leugenaar wordt uitgemaakt middels de voornoemde valse leringen. Want, wie zegt mij of u uitverkoren bent, wie zegt mij of een wenende ziel uitverkoren is. Dat zal immers maar moeten blijken. Wie zegt mij dat die ziel geen Judas of een Saul is? Zij hadden immers ook geweend, en enigermate kennis aan geestelijke ontdekking. Kunt u dan werken met de eeuwige raad Gods? Nee lezer, gij zult toch eens moeten gaan leren sterven aan de eis en oproep tot geloof en bekering. Velen deert het niet meer dat God in deze uitverkiezing, ook Zijn zuivere middelen heeft besloten.
Schrijver, bent u dan nu een vijand van deze voornoemde leraren geworden? U moet niet spugen in de bak waar u zelf ook jaren uit gedronken hebt!? roept een ander mij weer toe. Dan antwoord ik u, dat ik van de meesten van hen misschien wel een geestelijk broeder, maar van de uitleg van hun heilsleringen ben ik een groot vijand. Maar over ziel heb ik niet te oordelen, maar hetgeen zij leren daar mag ik wel de Bijbel naast leggen. Zij hebben de zuivere leer namelijk op een ontzaggelijke wijze verdorven, misschien wel zonder enig besef daarvan te hebben. Bedenk toch dat Gods Woord leert, dat ontdekking, dat zielsovertuigingen, dat het wenen voor God, een ziel NOOIT levend maken. Het zijn wel kleine parels, afkomstig vanuit de geestelijke bediening der Wet, gewerkt door de Heilige Geest. Maar de Heilige Geest doet een zondaar altijd eerst geestelijk sterven, middels de vloekeis van Gods heilige Wet, aleer Hij die zondaar levend kan maken middels de toegepaste beloftenissen van het heilig Evangelie. Want die (geestelijk) gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonden, Rom. 6:7. Het gaat er dus niet buiten de ontdekking, buiten de overtuigingen, buiten heenwijzingen om, maar als ge denkt daarmede te kunnen sterven, dan is het voor eeuwig kwijt. Deze parels zijn namelijk gewerkt vanuit een HOUDBARE nood, maar wanneer God u eens inwendig zal gaan roepen, tot de gemeenschap van Christus, in en door een weg van Zijn heilige Recht, dan zult u het verstaan wat het verschil is tussen een houdbare nood en een onhoudbare nood. Wat een wettisch berouw is, en wat een Evangelisch berouw is, Zach. 12:10. Want, alleen daar in dat Goddelijke en heilige Recht moet de zondaar al zijn parels geestelijk verkopen, om die ene grote Parel van grote Waarde, door Recht te kunnen kopen, op de markt van vrije genade. Het Koninkrijk der hemelen is toch immers gelijk een koopman van schone paarlen? Geliefden, u moet en mag van mij weten dat ook ik gedurende 18 jaar deze voornoemde vervloekte leringen heb verdedigt vanaf het puntje van mijn stoel, totdat God me het liet zien. Toen kreeg ik als het ware een nieuwe Bijbel. Gedurende een half jaar heb ik mijn werk niet naar behoren kunnen doen. Welk een smart en verdriet heb ik daar van gehad, lezer. Maar ik zag het maar niet. Toen heb ik al degenen die me lief en dierbaar waren, uit de liefde van mijn hart trachten te waarschuwen, omdat ik hen niet over had voor het eeuwige verderf. Wat heb ik toen vele keren aan die eenzame en onbegrepen Noach gedacht. Ik heb, op één vriend na, iedereen verloren. Want, men kreeg een afkeer van hetgeen ik mocht uitdragen en ging leren. Maar God gaf me nieuwe en andere vrienden, ongedacht en onverwacht. De apostelen moesten het Woord gaan prediken aan alle creaturen, beginnende bij Jeruzalem. Natuurlijk ben ik geen apostel, maar ook ik mocht me geroepen weten, misschien wel als een lekenprediker, en ook ik heb uit liefde in mijn woonplaats willen beginnen het Woord te verspreiden, met name bij hen die me lief en dierbaar waren, en met wie ik geestelijk jaren heb opgetrokken. De Heere mocht hen nog willen bekeren, voor het eerst of bij vernieuwing, en hen de ogen willen openen voor deze geestelijke verderfelijke leringen, hun de schellen van hun ogen doen laten vallen, hun oren doorboren, en hun harten besnijden. Maar niet alleen hen, maar ook aan een ieder die ooit mijn paadje zal kruisen, is mijn hartelijke wens en bede. Hebben deze voornoemde leraren dan geen goede dingen gezegd? Jawel, maar het begin wat zij leerden was verkeerd. Van der Groe heeft het destijds gezegd, dat wie in het stuk der wedergeboorte dwaalt, in alles dwaalt. Beslist geen onwaarheid! Want, deze leraren hebben deze stelling maar altezeer, middels hun dwaalleringen, bevestigd. Leerden zij dan niet dat het in Christus moest komen, leerden zij dan niet dat een ziel gewassen moest worden in het Bloed van Christus? Jawel, maar zij leerden het op een dwaalwijze. Want, zeg me nu eens, welk een waarde heeft een zgn. wedergeboorte, wanneer een ziel Christus (nog) niet kent, wanneer de ziel de kennis der schuldvergeving niet kent? Welk een waarde heeft deze bedoelde zgn. wedergeboorte, wanneer een ziel er eigenlijk niet eens mee kan sterven? Wat heeft een onbewust geschonken Christus dan voor waarde, wanneer een ziel Hem niet kent als zijn Borg en Zaligmaker. Om een vrij helder beeld te geven, van wat zij allen leren, laat ik hier een citaat uit De Saambinder van 19 Juli 1984 volgen van de hand ds. A. Moerkerken over HC zondag 7. Het onderstaand citaat over ‘De inlijving in Christus’, als onderdeel van de artikelenserie : ‘enkele opmerkingen over de orde des heils’ :
“Wat gebeurt er nu precies in de roeping? Wanneer God een mens roept (wij doelen hier natuurlijk steeds op de inwendige roeping), snijdt Hij hem van de oude levenswortel Adam af en plant hem Christus in. Deze inlijving in Christus vindt plaats, doordat de Heilige Geest het geloof plant in het hart van de zondaar; dat geloof nu verenigt met Christus. Zonder dit ingeplante geloofsvermogen (Comrie noemde het de habitus of hebbelijkheid van het geloof) is de zondaar buiten Christus en dus nog dood in de zonden en de misdaden. Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus zegt zo terecht, dat alleen diegenen zalig zullen worden die Christus door een waar geloof zullen worden ingelijfd en die al Zijn weldaden aannemen. Over deze dingen nu bestaat in het kerkelijk leven in ons land een ontzettende verwarring. Velen menen, dat een zondaar, die Christus wordt ingelijfd, Hem dus ook kent. Dan zou de wedergeboorte dus hetzelfde zijn als de openbaring van Christus aan het hart. Dit is echter volstrekt niet waar! De inlijving in Christus vindt plaats in de inwendige roeping, betekent de levendmaking van de dode zondaar en is het beginpunt van alle geestelijk leven. Maar zulk een levend gemaakte zondaar kent Christus niet! Hij krijgt met God en met zichzelf te doen, met zijn zonden en met zijn gescheiden staat van God. Laten wij toch scherp blijven onderscheiden tussen deze inlijving in Christus en tussen de openbaring van Christus aan het hart! Tussen de inlijving in Christus en de openbaring van Christus ligt de toeleidende weg tot Christus. Altijd is onder ons geleerd – en dat blijve zo – dat er géén toeleidende weg is tot de wedergeboorte (’t is dood óf leven!), maar wel tot Christus. Ik weet, dat dit een punt is, waarop velen, ons overigens nauw verwant, hun pijlen richten. Men verwijt ons, dat in zulk een prediking geestelijk leven geleerd wordt buiten Christus. Deze prediking zou de mensen rust en troost geven in de kenmerken van het wedergeboren zijn. Ik zou zulke verwijten bijna lasterlijk willen noemen. Ronduit gezegd komen deze verwijten er immers op neer, dat deze prediking de mens bedriegen zou, valse gronden zou geven voor de eeuwigheid. Maar dit is nu juist niet het geval. Integendeel: door scherp te onderscheiden tussen de inlijving in Christus (inwendige roeping, wedergeboorte, staatsverwisseling, levendmaking!) en de openbaring van Christus (de ’tiende ure’, Joh. 1:40) worden twee dingen bereikt. In de eerste plaats wordt zo geleerd, dat elke traan, waarlijk om de zonden door een verbroken hart tot God geschreid, voortvloeit uit Christus; zo krijgt God de eer ook van de allereerste beginselen van het geestelijke leven. In de tweede plaats wordt zo geleerd, dat de rust der ziel alleen daar bevorderd wordt, waar het Gode behaagt Zijn Zoon in haar te openbaren. Zo worden twee uitersten vermeden : de mens wordt niet opgebouwd in zijn tranen en gemis, maar Gods bekommerde tobbers krijgen ook geen klappen die zij niet verdienen.”
U moet zelf ook maar eens lezen wat één van de opstellers van de HC met zondag 7 heeft willen zeggen: Zacharius Ursinus over HC zondag 7 Hoevele zielen heeft bijv. een man als ds. F. Mallan, met deze dwaalleringen, niet misleidt voor de eeuwigheid middels zijn open briefbeantwoordingen in de Wachter Sions. We hopen met de hulp des Heeren, DV binnenkort enkele van zijn zielsmisleidende onderwijzingen op deze website te gaan weerleggen. Welke een verwarring heeft ds. G.H. Kersten niet gebracht met zijn geschreven dogmatiek. Daarnaast meende ds. C. Steenblok het op sommige punten nog beter en zuiverder te weten, dan zijn collega-broeder Kersten. Welk een ellende en nog grotere verwarring heeft dit al niet teweeg gebracht? Neem ook een man als diaken Scholten, die ontzaggelijk veel nuttig werk heeft verricht aangaande de vertaling van de Bijbel. Maar, ook deze man heeft, in zijn spreken en in zijn leringen, de geschriften van bijv. Alexander Comrie, ds. Kersten en ds. Steenblok verheven boven die van de Reformatoren. Zulke dingen geven nu een weinig, maar toch zeer helder, aan hoe ver we zijn afgeweken van het zuivere geschonken licht van de Reformatoren. Lees hier de brief van de heer Buijs aan diaken Scholten, die hem op dit punt terecht heeft willen wijzen. Ds. A. Moerkerken, een befaamd redenaar binnen de G.G., heeft onlangs in een interview met Refdag.nl aangegeven, dat hij NIET vanuit een roeping, maar temeer vanuit een bepaalde begeerte uiteindelijk in Utrecht theologie is gaan studeren, en daarna aan de Boezemsingel te Rotterdam voor dominee is gaan leren. Werkelijk geen geringe zaak…!! Moeten wij het kwade van deze leraren dan maar vanuit een bepaalde genegenheid met het goede, wat zij wellicht ook hebben mogen doen, gaan bedekken? Dat zij ons zeer verre! Waarom dan niet? Omdat zij Gods heilig Recht grote oneer hebben aangedaan, en de kroonrechten van Christus op de straten hebben geworpen. Want, wat zouden we een volk moeten zeggen, wanneer God er niet vanaf weet. Wat zou Jona destijds in Ninevé hebben moeten doen, wanneer God hem daar niet voor had ingewonnen, had bekwaamd en had uitgestoten. Want, wat was nu de bekwaming en de inhoud van de prediking van Jona? Hij behoefde immers alleen maar na te zeggen, wat God hem had bevolen. Zijn prediking was een woord van hel, vloek en donder. Een prediking van verloren gaan, en geen behoudenis. Nog veertig dagen en God zal deze stad met zwavel en vuur omkeren…!! Ik denk dat dit het was, waar de heer B. Florijn destijds in een interview met Refdag.nl op doelde, toen hij het volgende tegen zijn interviewer zei: „Sinds enkele jaren ga ik uit principe niet meer naar de kerk. ’s Zondags lees ik samen met mijn vrouw een preek. Van Theodorus van der Groe en Joos van Laar. Of van Thomas Boston en John Flavel. Het liefst zou ik mij ’s zondags onder het gehoor willen stellen van een dominee die zou preken: „Het is onmogelijk, het is onmogelijk, het is onmogelijk.” Iemand die dat anderhalf uur lang volhield. Begrijpt u dat?” Want dát was namelijk de vrucht op de prediking van Jona…!! Ninevé ging in het stof. Voor hen was het een verloren zaak! Waarom dan? Omdat God er in mee kwam. Hoe kwam God dan mee middels de korte en eenvoudige prediking van Jona? Namelijk, middels de donder van Zijn vloekeisende heilige Wet, welke in de zielen der Ninevieten een volkomen betaling eiste. Maar Ninevé kon God niet betalen. Zodoende zou het omkomen worden. Kijk lezer, dit was Gods bevel aan Jona. Deze Ninevieten konden niets, maar dan ook NIETS doen, met wat God van eeuwigheid besloten had. Voor hen was het geheel verloren. En dan staat er: ‘en God deed het niet.’ Kijk lezer, wanneer het niet meer kan, en de zaak voor Ninevé geheel verloren was, middels een ONHOUDBARE nood, schenkt God hen behoudenis door de stad niet om te keren, en het oordeel af te wenden. Zie daar de vrucht op de prediking van Jona, een beeld van Wet en Evangelie. De dood in Adam en het leven in Christus. Welk een wonder zal dat voor Ninevé geweest zijn. Maar wat is nu heden ten dage de vrucht op de prediking van voornoemde predikanten en hun kerkverbandjes…? Wat heeft hun prediking en wat hebben hun leringen nu gebaard? Bekeerde zieltjes c.q. zgn. wedergeboren zieltjes, en géén VERLOREN zielen. Kijk lezer, hier zit het nu op vast. De Ninevieten konden met hun wenen voor God en hun ontzaggelijke zielsovertuigingen nooit voor God verschijnen, want ze gevoelden dat er betaald moest worden, maar velen in onze dagen blijkbaar wél. Waarom? Omdat hen dit is wijsgemaakt middels deze vervloekte dwaalleringen. Zij hebben alrede het leven in Christus gevonden, aleer zij hun leven voor God verloren hebben. En zo redeneren dan velen zeer heimelijk van binnen: “eenmaal levend gemaakt, kan nooit meer verloren gaan, ook al ken ik Christus in Zijn Borgtocht (nog) niet.” De Ninevieten wisten immers NIET wat God over hen besloten, velen in onze dagen immers wél. Want als je ziek bent, ben je immers al genezen. Als ze merken dat ze gevangen zitten is hen de vrijheid in Christus alrede geschonken. Het moet alleen nog wel worden toegepast. Ja dat nog wel, maar dat is immers een nadere weldaad, waartoe niet een ieder gebracht wordt…!! Wat een on-Bijbelse leringen en redeneringen! Ik stel me zo in gedachten een mens voor, die met een ongeneselijke kwaal een specialist op het ziekenhuis bezoekt. Deze specialist doet inderdaad bij zijn patiënt de ontzaggelijke diagnose, een ongeneselijke tumor in de lever te hebben ontdekt. ‘Wél’, zegt zijn patiënt, ‘dat verblijd en verheugt me zeer, want dat betekent dat ik genezen ben of nog kan worden. Ik moet alleen nog wél een paar pillen slikken en een paar kuurtjes ondergaan.’ De dokter kijkt verbaasd op. Zijn patiënt weet kennelijk alvorens de uitslag van de evt. behandeling al. De patiënt weet al of er nog doen aan is, nog beter dan zijn dokter. Wat een vreemde man, zo’n patiënt heeft die dokter nog nooit gehad. Ik denk bijv. ook aan een moordenaar die een doodszonde heeft begaan. Hij heeft iemand in koele bloede iemand vermoord, en is nu gevangen gezet en wacht op zijn doodsvonnis. Iedere dag wanneer zijn cipier langskomt, zegt die moordenaar tegen zijn cipier: ‘weest blijde met mij, want ik zit hier nu gevangen en dat betekent dat straks mijn rechter me vrij zal spreken van mijn begane daden.’ Waarop die cipier innerlijk denkt: ‘Wat een vreemde man toch, zo’n gevangene heb ik nog nooit gehad. Deze gevangene weet alvorens al heel zeker wat zijn Rechter over hem heeft besloten. Hoe weet die man dat zo zeker…?’ Wie oren heeft om te horen, die hore…!!
Gij zijt vermoeid door uw grote reis, maar gij zegt niet: Het is buiten hoop; gij hebt het leven uwer hand gevonden, daarom wordt gij niet ziek. Maar voor wien hebt gij geschroomd of gevreesd? Want gij hebt gelogen, en zijt Mijner niet gedachtig geweest, gij hebt Mij op uw hart niet gelegd; is het niet, om dat Ik zwijg, en dat van ouds af, en gij vreest Mij niet? Ik zal uw gerechtigheid bekend maken, en uw werken, dat zij u geen nut doen zullen. Wanneer gij roepen zult, zo laat die, die van u vergaderd zijn, u redden; doch de wind zal hen allen wegvoeren, de ijdelheid zal hen wegnemen. Maar die op Mij betrouwt, die zal het aardrijk erven, en Mijn heiligen berg erfelijk bezitten. En men zal zeggen: Verhoogt de baan, verhoogt de baan, bereidt den weg, neemt den aanstoot uit den weg Mijns volks. Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden, Jes. 57:10-15.
D.J. Kleen
Lees ook : Refdag-interview met ds. F. Mallan
Koers : ds. F. Mallan over de kerkscheuring van 1953, ‘die God gewild heeft’
DJK : Open brief aan student M. Krijgsman over de zuivere uitleg van HC zondag 7
G.J. Zwoferink : De prediking van de Ger. Gemeenten getoetst aan Gods Woord
A.A. Bart : Waar staan de Ger. Gemeenten in hun honderd jarig bestaan…??
DJK weerlegging: Uitleg ds. Mallan omtrent verondersteld geloof in wedergeboorte
DJK weerlegging WS : Dwaalleer ds. Mallan over Jes. 54 vers 1 & Gal. 4 vers 27
DJK : mailwisselling over de leer en prediking van ds. F. Mallan
Ingezonden brief – gericht aan twee ouderlingen van de GGiN te Bruinisse
Waarschuwende brief van voormalig ouderling uit de GGiN te Bruinisse
DJK weerlegging WS: Dwaalleer ds. Mallan omtrent rechtvaardiging van eeuwigheid
Reactie Betuwnaar omtrent het leerstuk over de rechtvaardiging van eeuwigheid
DJK weerlegging WS : Doch gij, spreek hetgeen der gezonde leer betaamt, Titus 2:1
DJK weerlegging on-Bijbels onderwijs ds. J. Roos (GGiN) in WS van 6 Mei 2010
DJK : Vermenging Wet en Evangelie aangetoond, en verworpen
DJK : Verhandeling over de on-Bijbelse en Bijbelse verklaring van HC zondag 7
Vergelijk: ds. Moerkerken over HC zondag 7 & ds. K. Veldman over HC zondag 7
DJK : ds. Moerkerken scheidt geschonken geloof van het geloven in Jezus Christus
Vraag uit de Wachter Sions : Is er dan echt geen leven voor de rechtvaardigmaking?
Luister en huiver hoe ds. Brugge de leer van Kohlbrugge verdraait tot eigen verderf
Ds. Schultink (GGiN) loochent bewuste geloofskennis van Christus in wedergeboorte
DJK weerlegging dwaalleer ds. J. Roos (GGiN) over de tabernakel artikel 46
J. Alderliesten: Is de leer der wet verduisterd…?? (apologetisch onderwijs)
J. Alderliesten : Wordt de leer van Theodorus Van der Groe nog wel verstaan?
Ds. J. Roos bespot zichzelf door boeken van Erskines en Van der Groe aan te bevelen