Bunyan Christenreis
Boek in pdf-formaat : klik hier & MP3
.
Klik op een foto uit de gallery, en daarna nogmaals, om de afbeelding volledig te bekijken.
Zo kwamen zij aan de hemelpoort
Boven de poort waren in gouden letters deze woorden geschreven: “Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan de boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad” (Openb. 22:14). De blinkenden geboden hun te roepen aan de poort, wat zij ook deden; waarop enigen van boven over de poort naar beneden keken, te weten Henoch, Mozes en Elia, aan wie gezegd werd, dat deze reizigers van de stad VERDERF kwamen en wel uit zuivere liefde tot de Koning van deze plaats. Daarop gaven zij hun bewijs over, dat tot de Koning gebracht werd. Nadat Deze het gelezen had, vroeg Hij waar die mensen waren. Men antwoordde: “Zij staan buiten aan de poort,” waarop de Koning beval de poort te openen, “opdat,” zei Hij, “het rechtvaardige volk, dat de getrouwigheden bewaart, daardoor inga” (Jes. 26:2).
De Hemelstad
De mannen (zoals ik in mijn droom opmerkte) gingen de poort door, en zie, met dat zij intraden, werden zij geheel veranderd; zij kregen een gewaad aan, dat blonk als goud. Daar waren er ook met harpen en kronen, die zij hun ook gaven; de harpen om er mee te loven en de kronen tot een teken van eer. Toen hoorde ik in mijn droom, dat alle klokken in de stad van blijdschap wederom luidden en er gezegd werd: “Gaat in, in de vreugde uws Heeren!” Ik hoorde daarna ook deze mannen zelf met een luide stem zingen: “Dankzegging, eer, heerlijkheid en kracht zij Hem Die op de troon zit en het Lam tot in eeuwigheid!” (Openb. 5:13). Toen nu de poorten opengingen om deze mannen in te laten, blonk de stad als de zon; de straten waren van goud en daarop wandelden er velen met kronen op de hoofden en palmtakken in de handen en gouden harpen, om daarmee lof te zingen. Daar waren er ook, die vleugels hadden en zij antwoordden de een de ander, zonder enig ophouden, zeggende: “Heilig, heilig, heilig is de Heere!” En daarna werden de poorten gesloten. Toen ik dit gezien had, wenste ik mij onder hen. Terwijl ik zo staarde op al deze dingen, keerde ik mijn hoofd om en zag ONKUNDE, komende naar de kant van de rivier. Maar hij kwam al gauw aan de overkant en had niet half zoveel moeite als de twee anderen. Want er was juist een veerman, zekere IJDELE HOOP, die hem met zijn boot over hielp; en zo kwam hij, zoals de anderen gedaan hadden, de heuvel op om de poort binnen te komen. Doch hij kwam alleen en er was niemand, die hem ontmoette om hem aan te moedigen. Tot de poort gekomen, zag hij omhoog naar het opschrift boven de poort en begon te kloppen, menende dat hem spoedig een vrije ingang gegeven zou worden. Maar er waren er enigen, die over de top van de poort neerzagen en hem vroegen, van waar hij kwam en wat hij wilde. Hij antwoordde: “Ik heb in de tegenwoordigheid van de Koning gegeten en Hij heeft op onze straten geleerd.” Toen vroegen zij hem naar zijn bewijs, opdat zij het de Koning konden tonen. Daarop grabbelde hij in zijn zakken, om er een te zoeken: maar hij vond er geen. “Wat!” zeiden zij, “hebt u er geen?” Doch hij verstomde. Dit werd de Koning gezegd. Maar die wilde niet eens naar beneden komen om hem te zien; Hij beval de twee blinkenden, die CHRISTEN en HOPENDE tot de stad geleid hadden, uit te gaan, ONKUNDE de handen en voeten te binden en hem uit te werpen. Zo deden zij ook; zij namen hem op, droegen hem door de lucht tot aan de deur, die ter zijde van de heuvel was en wierpen hem daar in. En zo zag ik, dat er een weg naar de hel was zowel van de hemelpoort af, als vanaf de stad VERDERF.
Toen werd ik wakker, en zie, het was een droom.