ds-du-marchie
Kanttekeningen
De vertalers mochten aantekeningen “in de kant” maken. Hierdoor ontstonden de zogenaamde kanttekeningen, notities aan de zijkant van de bijbeltekst. Wanneer maakten de Statenvertalers van deze mogelijkheid gebruik? Allereerst wanneer letterlijk vertalen niet goed mogelijk was; zij gaven dan de letterlijke vertaling in de kanttekening weer. In de kanttekening staat dan de afkorting Hebr. of Gr. Zie bijvoorbeeld Psalm 7:13: “Hij heeft Zijn boog gespannen”. De kanttekening meldt dat er in de grondtekst “getreden” staat, en licht dan vervolgens toe: “omdat men den voetboog met den voet treedt, als men dien wil spannen”.
De kanttekeningen geven ook toelichting op letterlijk vertaalde tekst(gedeelten). Bijvoorbeeld Psalm 10:8: “Zijn ogen verbergen zich tegen den arme”. Kanttekening: “Dat is, hij loert in het verborgen op hem”. Een ander voorbeeld is de kanttekening bij 2 Petrus 1:14: “Alzo ik weet dat de aflegging mijns tabernakels haast zijn zal”. Kanttekening: “Dat is, mijn dood en afsterven”.
Verder hebben de Statenvertalers in de kanttekeningen verwijsteksten opgenomen. Door deze verwijzingen komt de eenheid van de Schrift, inzonderheid de eenheid van het Oude en het Nieuwe Testament, bijzonder duidelijk naar voren.
Gereformeerde theologie
De Statenvertalers werkten in een tijd waarin de strijd met de remonstranten kort geleden ten gunste van de gereformeerde religie was beslecht. Verschillende kanttekeningen geven een bijbelse weerlegging van de remonstrantse leerstellingen.
In 1 Timótheüs 2:4 staat: “Welke wil dat alle mensen zalig worden”. Kanttekening 7 geeft de volgende toelichting: “Dit woord alle wordt hier ook genomen voor allerlei […], want zo God wil dat alle mensen zalig worden, zo zullen ook allen zalig worden, dewijl God doet al wat Hij wil. […] Dat iemand zou willen zeggen, dat God zulks wil, indien de mensen ook willen, dat is de zaligheid ten dele aan Gods wil, ten dele aan des mensen wil hangen, hetwelk strijdt met hetgeen de apostel leert, Rom. 9:16, 23; 10:20; 11:35,36, en doorgaans elders.”
Prof. dr. F.W. Grosheide schrijft in “De Statenvertaling 1637-1937” (1937): “Het behoeft niemand enige moeite te kosten om in de kanttekeningen de gehele gereformeerde dogmatiek te vinden. […] De Statenvertalers waren gereformeerde theologen, onverdacht in de leer, staande op de grondslag der gereformeerde belijdenis, wars van alle romanisme en remonstrantisme, zij bogen voor de Schrift als het Woord Gods.”
Prof. G. Wisse schrijft in een voorwoord voor de driedelige uitgave van de Bijbel met kanttekeningen dat de kanttekeningen “vooral van zeer grote waarde zijn voor het verstaan van den inhoud des Woords. In de kanttekeningen komt zo bijzonder de aloude, gereformeerde belijdenis met haar beleving naar voren.” De Statenvertaling werd in het Engels en in het Frans vertaald; ook had zij belangrijke invloed op de verbeterde Luthervertaling uit 1666.
Bron: http://gbs.nl/de-statenvertaling/totstandkoming-i/