Demagoog Jochem Roos misbruikt betrouwbare hervormers en oudvaders ten behoeve de verdediging van zijn valse leer en uitleg inzake de heilsorde

Posted by admin | | vrijdag 6 oktober 2023 4:49 pm

Wee u, gij wetgeleerden, want gij hebt den sleutel der kennis weggenomen; gijzelf zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd [Lukas 11 vers 52].

 

En er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelf brengende; En velen zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden [2 Petrus 2 vers 1-2]. 

  • Ds. J. Roos: Ons is verzocht een lezing te houden voor ambtsdragers en belangstellenden tijdens de voorjaarsclassis te Barneveld over de bekende en inhoudsvolle term: ‘de orde des heils’. Aanvankelijk aarzelden we om op dit verzoek in te gaan, maar omdat dit onderwerp zeer actueel en van grote betekenis is en ook voor onze gemeenten geldt, hebben we ermee ingestemd. We leven in een tijd waar alles op drift is, evenwel blijft de HEERE bij Zijn Kerk, zoals de onveranderlijke Verbonds-Jehova dit heeft afgebeeld door het brandende maar onverteerde braambos (Exod.3:2). We hopen dat het onderwerp ‘de orde des heils’ ons als ambtsdragers opscherpt, opdat we niet afwijken van de zuivere leer der waarheid waar onze voorvaderen alles voor hebben opgeofferd. Op de vraag wat het eigene van ons kerkelijke leven is met betrekking tot ‘de orde des heils’, willen we drie hoofdzaken noemen:
  • 1. Het zalig worden van een zondaar is alleen de vrucht van Gods eeuwig en soeverein welbehagen in Christus, Die op grond van Zijn offerande en bloedstorting aan het vloekhout van het kruis de zaligheid voor al de Zijnen heeft verdiend, en die Hij op Zijn tijd door Zijn Woord en Geest aan hun ziel toepast.
  • 2. Het benadrukken van het Bijbels zuivere evenwicht tussen Wet en Evangelie en het bewaren van de orde des heils tegenover een werkheilig en gelovig activisme om in Christus te geloven zonder eerst een verdoemelijke zondaar voor God te zijn worden.
  • 3. Een heilig leven overeenkomstig Gods Woord, met verschuldigde dankbaarheid aan en oprechte liefde tot God. Zoals het geloof bestaat in een gedurige verbondenheid en onderworpenheid aan het Woord, zo geldt dit ook de heiliging van ons leven. Het gezonde Calvinisme is: gehoorzaamheid aan het Woord in geloof, leer en leven.

Ds. J. Roos: We willen één citaat noemen dat wel heel typerend is voor de levensernst van iemand als onze reformator Johannes Calvijn. In een preek over Psalm 16:4 zegt hij: ‘De hoofdzaak (van de leer, die wij behandelen) is, dat, wanneer wij de levende God als onze Vader hebben leren kennen en Jezus Christus als onze Verlosser, wij lichaam en ziel hebben te wijden aan Hem, Die naar Zijn oneindige goedheid ons tot Zijn kinderen heeft aangenomen. Ook moeten wij alles doen om eer te geven aan die getrouwe Zaligmaker, Die ons tot zo’n dure prijs gekocht heeft. Wij kunnen toch God niet anders tot ons deel hebben, dan als wij ook geheel de Zijnen zijn. 1 We kunnen wel zeggen dat dit de leer is van Gods Woord of Zijn geopenbaarde wil. Deze leer heeft de predikant ds. G.H. Kersten in zijn leven verdedigd en in zijn nagelaten geschriften uiteengezet. We behoren de bevindelijke leer van ‘de orde des heils’ niet alleen verstandelijk te weten maar ook zielsbevindelijk te kennen tot zaligheid. Wat verstaan onder de term ‘de orde des heils’? Onder de term: ‘de orde des heils’, of ‘heilsorde’ verstaan we de orde, waarin de Heilige Geest de heilsweldaden die Christus voor Zijn uitverkorenen heeft verdiend, door Zijn Woord toepast aan hun hart. We kunnen deze heilsweldaden vergelijken met verschillende schakels aan een gouden ketting. Er is dus een ordelijk verband of een theologische samenhang tussen de heilsweldaden die Christus heeft verdiend en die Hij door Zijn Geest en Woord schenkt aan verloren zondaars.

Ds. J. Roos: Calvijn zegt daarom zo kernachtig in zijn Institutie’: ‘De Schrift is de school van de Heilige Geest’ (Boek III, Hoofdstuk 21, 3, blz. 467). Alle leerlingen van Christus leren zielsbevindelijk hoe en op welke wijze zij van het heil deelgenoten worden. Wij worden als ambtsdragers geroepen om de ‘orde des heils’ niet alleen zielsbevindelijk te kennen tot zaligheid, maar om die ook duidelijk uit te dragen in prediking en pastoraat. Ergens gebruikt Calvijn het beeld van een melodie. Zoals een prachtige melodie ontstaat door meerdere tonen, zo moet ons geloof altijd staan in betrekking tot het Woord des Heeren, anders ontstaat er geen melodie tot Gods eer! Geloof, dat niet op het Woord gegrond is, is een hersenschim en laat de onvernieuwde mens in zijn doodslaat en verlorenheid. Het is opmerkelijk dat we niet goed weten uit welke tijd de term ‘de orde des heils’ stamt. Er zijn er die ervan uitgaan dat de Lutherse theoloog Jacob Karpov de term ‘de orde des heils’ voor het eerst heeft gebruikt. Al gebruikte de reformator Johannes Calvijn deze term niet, evenwel omschreef hij de inhoud ervan in andere bewoordingen. Zo geeft hij bijvoorbeeld de orde aan tussen de ware Godskennis en zelfkennis door te benadrukken dat deze onlosmakelijk aan elkaar zijn verbonden, met dien verstande dat de Godskennis in orde vóór de zelfkennis gaat (Boek I, Hoofdstuk 1, blz. 4): Hoezeer echter de kennis Gods en de kennis van ons door onderlinge band met elkaar verbonden zijn, zo eist toch de orde van een juiste uiteenzetting, dat wij over de eerste in de eerste plaats handelen, en daarna afdalen tot de behandeling van de laatste.

Ds. J. Roos: Als het gaat over het toepassen van de weldaden die Christus heeft verdiend door Zijn Geest en Woord, schrijft Calvijn: ‘Nu moeten we zien, hoe tot ons de goederen komen, die de Vader Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, niet tot Zijn persoonlijk gebruik, maar opdat Hij de armen en behoeftigen zou rijk maken’. Hij legt het als volgt uit: ‘Dus moet Hij, om ons te kunnen meedelen wat Hij van de Vader ontvangen heeft, de onze worden en in ons wonen’ (Boek III, Hoofdstuk 1, blz. 5, 6). We citeren Calvijn als volgt: Tevoren heb ik gehandeld over de eeuwige Godheid en het Wezen van de Geest; nu zullen wij ons bepalen tot dit bijzondere hoofdstuk, dat Christus zo in water en bloed gekomen is, dat de Geest van Hem getuigt, opdat de zaligheid door Hem verkregen ons niet ontga. Want gelijk gesproken wordt van drie Getuigen in de hemel, de Vader, het Woord en de Geest, zo worden er ook drie genoemd op aarde, het water, het bloed en de Geest (1 Joh. 5:7,8). Is de term ‘de orde des heils’ Bijbels gegrond? Genoemde term vinden we niet terug in de Bijbel net zo min als de woorden voorzienigheid, sacramenten en Drie-eenheid, maar wat de inhoudelijke betekenis betreft is deze wel degelijk in Gods Woord terug te vinden. De bekende tekst uit Romeinen 8:30 wordt vanwege haar bijzondere inhoud aangeduid als ‘de keten des heils’. Deze tekst luidt als volgt: En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.

Ds. J. Roos: Paulus spreekt hier over drie heilsweldaden die samen de keten des heils vormen. Zojuist spraken we van de theologische samenhang die er is tussen de door Christus verworven heilsweldaden en die Gods Geest aan Zijn volk schenkt en toepast. En hoewel er wel meer schakels zijn te noemen dan die in Rom.8:30 vermeld staan, tóch maken alle schakels de bijzondere samenhang uit die we niet van elkaar mogen scheiden. Alle schakels vormen de complete heilsketting waarin de weldaden voor tijd en eeuwigheid worden aangeduid. In genoemde tekst van Rom.8:30 lezen we drie weldaden: roeping, rechtvaardigmaking en heerlijkmaking (ofwel de voltooiing van het genadewerk Gods in de eeuwigheid). Deze drie weldaden staan in een bepaalde orde. We noemen bewust de verkiezing niet als schakel van deze heilsketting, omdat Paulus – en wij met hem – de verkiezing ziet als de bron en oorzaak van de zaligheid waar alle heilsweldaden uit voortkomen. Alle schakels of heilsweldaden komen voort uit de verkiezing en hel eeuwige welbehagen van God in Christus, waardoor alle roem van mensenkant wordt uitgesloten en alleen God Drieenig alle eer ontvangt. De eeuwige verkiezing is voor Gods volk het ‘cor ecclesia’, ofwel het hart van de Kerk.

Ds. J. Roos: Calvijn noemt Christus: ‘De Spiegel’. Hoe helder legt hij uit waarom Christus ‘De Spiegel’ is, namelijk: ‘Indien wij in Hem uitverkoren zijn, zullen wij de zekerheid van onze verkiezing niet in onszelf vinden, en zelfs niet in God de Vader, indien wij ons Hem alleen en zonder de Zoon voorstellen, waarin we onze verkiezing behoren te aanschouwen en dat ook zonder bedrog mogen doen!’ (Boek III, Hoofdstuk 24, blz. 524- 525). Broeders, deze leer snijdt alle vezels los van mensenwerk en veroordeelt alle on-Bijbelse ordes waarin Christus ruimhartig wordt aangeboden zonder de noodzaak te benadrukken van het voorbereidende werk van God de Heilige Geest. Gods Geest gebruikt namelijk eerst de heilige Wet in het hart van een zondaar om plaats te maken voor de Persoon en het werk van Christus als Middelaar. Zij die een andere orde des heils voorstaan, merken alle leden van een gemeente aan als bondelingen en alle kinderen als pareltjes in Gods hand! Gods Woord leert ons echter dat, al leven wij op hel erf van het verbond der genade, we van nature dood liggen door de misdaden en de zonden, en dal er een Godswonder moet plaatsvinden om ons te verlossen van de heersende macht van zonde en satan (Efeze2:1). We vinden genoemde verbondsvisie schokkend. De waarschuwing van ds. Joh. van de Kemp (1664-1718) is dan ook terecht als hij in zijn catechismusverklaring opmerkt: ‘Laten toch alle zielzorgers er goed op toezien dat zij volgens deze zuivere weg zondaars tot Christus leiden. Alle zondaars te troosten en de beloften te grabbel gooien zonder dat zij bekommerd en treurig zijn is de hand van de goddelozen sterken.’ De negen heilsweldaden in ‘de orde des heils’ Op Bijbelse gronden is het niet verkeerd wanneer wij meer weldaden als schakels aan de heilsketting noemen dan Paulus vermeldt in Romeinen 8:30. De reformater Johannes Calvijn noemt geen reeks van schakels als heilsweldaden op, maar wijst wel op de noodzaak van de roeping, wedergeboorte en het geloof, waardoor een verloren zondaar met Christus wordt verenigd en op Gods tijd door de oefening van het geloof gemeenschap heeft met Christus. Beza, de opvolger van Calvijn, onderscheidt acht schakels. Wilhelmus a Brakel noemt zelfs zeventien schakels. De Westminster Confessie kent er negen.

Ds. J. Roos: Wij sluiten ons aan bij ‘de orde des heils’ zoals we die vinden bij ds. G.H. Kersten, die de schakels omschrijft als heilsweldaden. Er zijn zes weldaden in dit leven en drie weldaden na dit leven. We noemen u de verschillende schakels aan heilsweldaden die Christus heeft verdiend, en die Hij door Zijn Woord en Geest op Zijn tijd aan Zijn volk schenkt. De zes weldaden in dit leven zijn: 1. roeping; 2. wedergeboorte; 3. geloof; 4. rechtvaardigmaking; 5. heiligmaking en volharding; 6. genademiddelen.

En de drie weldaden na dit leven zijn: 1. de opstanding des vleses; 2. het laatste oordeel; 3. het eeuwige leven. Nog een keer luisteren we naar Romeinen 8:30: ‘En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft hij ook geroepen (tot de roeping behoren ook de wedergeboorte en het geloof); en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.’ Kanttekening 83 leert ons: ‘Namelijk hier in de beginselen door de heiligmaking en aanneming tot kinderen, en hiernamaals door de volle bezitting van dezelve heerlijkheid, vss. 17, 21, 2 Kor. 3:18.’ Als we aandachtig gelet hebben op de orde des heils of op de gouden heilsketting, moeten we dan niet in God eindigen en uitroepen: Soli Deo gloria; God alleen de eer?

Ds. J. Roos: Voorwerpelijke of objectieve kennis van de heilsorde Met het woord ‘voorwerpelijk’ of ‘objectief’ duiden we aan wat God in Zijn Woord heeft geopenbaard. Als we dus spreken over de voorwerpelijke kant van de heilsorde, dan bedoelen we hiermee de kennis die we vanuit Gods Woord verkrijgen, zodat we verstandelijk weten dat dit het werk is van God de Vader, Die van eeuwigheid voor Zijn Kerk de zaligheid heeft uitgedacht en bereid vóór de grondlegging der wereld (Ef. 1:4). De bron en oorzaak van de zaligheid ligt in Gods verkiezend welbehagen in Christus. Het heil of de zaligheid is van eeuwigheid door God de Vader rangordelijk uitgedacht en naar Zijn eeuwige wil en raad besloten in Christus. God de Vader heeft in de eeuwige raad des vredes Zijn volk aan Christus gegeven, met Wie Hij het verbond der verlossing had gesloten (Joh.17:6). Christus is het Hoofd van het verbond der genade en representeert alle uitverkorenen die Hij op Zijn tijd zal verlossen door Zijn bloed en gerechtigheid. Ds. Kersten geeft dit helder weer in zijn ‘De gereformeerde Dogmatiek’: ‘Christus’ borgtocht is van de Vader niet alleen geëist, maar ook door de Vader aanvaard.’ Als we spreken over de voorwerpelijke kant van de ‘orde des heils’, verklaart Christus ons in Zijn Woord hoe Hij in Zijn nederige geboorte, lijden, sterven, begrafenis, opstanding, hemelvaart en het zitten aan de rechterhand van God de Vader de weg des heils heeft gebaand als de levende en verse weg welke Hij voor Zijn volk ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees, als de weg van verzoening door voldoening (Hebr. 10:20). Christus heeft niet alleen het heil verdiend voor de uitverkorenen, maar zal het ook toepassen door het onwederstandelijke genadewerk van Gods Geest. Verwacht van ons niet dat we nu een uitvoerige theologische uiteenzetting en uitleg zullen geven van alle heilsweldaden, al proberen we in het kort alles te benoemen.

Ds. J. Roos: De vraag kan bij u bovenkomen hoe de zuiver voorwerpelijke orde des heils, geput uit Gods Woord, zich verhoudt tot de persoonlijke beleving van de onderwerpelijke, bevindelijke orde des heils. We willen hierop nader ingaan. Onderwerpelijke of subjectieve kennis van de heilsorde Met het woord ‘onderwerpelijk’ of ‘subjectief’ bedoelen we de bevindelijke kennis van de heilsorde in ons hart door Gods Geest en Woord. Laten we toch vasthouden, dat het heil of de zaligheid door God de Vader in de eeuwigheid is uitgedacht, en dat de uitverkorenen het heil ontvangen alleen door de verdienste van Christus. Welnu, het heil dat Christus voor de Zijnen heeft verdiend, zal Gods Geest op Zijn tijd toepassen aan het hart. Niemand van hen zal sterven zonder het toepassende werk van Christus’ Geest aan hun hart te verklaren. Ook zal niemand van hen onkundig blijven dat zij als zondaar door de Heere worden neergeveld op de brede weg die leidt naar het eeuwig verderf en hen brengt op de smalle weg die ten leven leidt. Wat een ontzaglijk wonder van genade is het als de Heere een zondaar van dood levend maakt. De geleerde Robert Rollock (ca. 1555-1599) zegt dan ook dat ‘de apostel Paulus schrijft van de Efeziërs niet dat ze half dood, of ziek en zwak waren, maar geheel dood, in alle opzichten dood, verstoken van elk vermogen of elke bekwaamheid om ook maar één goede gedachte te denken of één goede daad te verrichten.’ Belevingsweg Waar we uw bijzondere aandacht voor vragen is de belevingsweg van het heil van de door de Heere opgezochte verloren zondaars in wier hart Hij plaats heeft gemaakt voor de zaligheid die Christus heeft verdiend en die zij gelovig mogen toe-eigenen.

Ds. J. Roos: Hoewel elke kennis door kennisoverdracht van de Heere wordt geschonken, zo laat toch de uitwendige kennis van ‘de orde des heils’ ons buiten Christus en het heil! Ontzaglijke waarheid! Mocht het ons in de klem brengen. Laat echter het lezen in en het onderzoeken van Gods Woord niet na, want het is het genademiddel waardoor de Heere het geloof in uw hart kan werken om u deelgenoot te maken van Christus en Zijn weldaden (Rom.10:17). De Heere roept de Zijnen inwendig door Zijn Geest en Woord. Gods Woord behoort tot de genademiddelen, een van de schakels die behoren tot de gouden ketting des heils. Zelfs al hebt u enigermate bevindelijke kennis van ‘de orde des heils’, dan nog zult u met Paulus inleven: Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding (Filipp.3:10). We zien dat zij onuitsprekelijk gelukkig zijn die met Paulus de witte keursteen van vergeving van zonde bewust hebben ontvangen, maar die in de stand van het leven de armste, de kleinste zijn. Zij hebben dagelijks reden om Christus en Zijn bloed en gerechtigheid nodig te hebben. Hoe meer Gods Geest u kennis van Christus geeft, hoe onwetender u zich leert kennen en hoe meer u bidt om vermeerdering van geloofskennis. U kunt dan ook instemmen met Samuel Rutherford die het volgende schreef: ‘Helaas, al mijn boeken zijn leeg en tonen mij weinig van God. Ik zou graag voorbij de boeken Zijn huis van liefde ingaan, om Hem Zelf te zien’. Ontroerend! Christus, laat Zich door het ware geloof kennen als de dierbare Borg en Zaligmaker, de Schoonste van alle mensenkinderen, de Bloem van alle bloemen. En toch, wanneer Hij in de hemel gezien wordt zoals Hij is, stijgt Hij ver boven wat u hier van Hem zag in Zijn schoonheid, voortreffelijkheid en zoetheid.

Ds. J. Roos: Christus zal dan een nieuwe Christus lijken. Dit wijst ons op de noodzakelijke kennis van de heilsorde ofwel ‘de orde des heils’. Ralph Erskine (1685-1752), een Schots puriteins predikant heeft een preek nagelaten met als titel ‘predicatie van de Samaritaanse vrouw aan de lieden van de stad’. Hij schrijft zo kernachtig dat Christus net zolang de ingewanden van de Samaritaanse vrouw wroette totdat zij een zondares voor God was en zij daarop het heil in Hem ontving. Zij riep toen haar dorpsgenoten toe: ‘Komt, ziet een Mens Die mij gezegd heeft alles wat Ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? (Joh. 4:29). Het beproevende en zonde ontdekkende werk van Christus eindigde bij deze vrouw in lofprijzing van de Heere Jezus Christus. We zien duidelijk dat de Samaritaanse vrouw in één predicatie onderwerpelijke of bevindelijke Godskennis, zelfkennis en Christuskennis ontving. Zij ondervond en beleefde het en gaf een kort maar helder verslag van het zaligmakend onderwijs dat zij van Christus had ontvangen. Een ander Bijbels voorbeeld van dankzegging voor de geschonken heilsweldaden en verlossing uil allerlei noden en gevaren, vinden we in Psalm 66:16. De dichter beschrijft niet alleen hoe de Heere hem uit zijn benauwdheid had verlost, maar ook hoe hij God daarvoor had geprezen! We geloven vast dat deze profeet met zijn lofprijzing zalig gesteld was. Zijn ziel was zo vol van de geschonken weldaden, dat hij die niet voor zichzelf kon houden, en riep ieder op om de Heere te loven: Komt, hoort toe, o allen gij die God vreest, en Ik zal vertellen wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft. Als het recht ligt in het hart van Gods volk, eindigen zij niet in hun ondervindingen, maar in God, Die aan zondaars goed wil doen. Zo alleen krijgt de Heere de eer met uitsluiting van alles wat van de mens is. Als we dus spreken over de onderwerpelljke kennis van de orde des heils, dan bedoelen we de belevingsweg waarlangs God de Heilige Geest het heil aan ons hart toepast op grond van Zijn Woord. Het is dus een onderwerp van wezenlijk belang. Het Is een onderwerp waar leven of dood, zaligheid of rampzaligheid mee gemoeid is. Ten aanzien van de toe-eigening van het heil zijn er onnoemelijk veel vragen die op verschillende wijze worden beantwoord. De Heere is een God van orde en niet van wanorde, en dat geldt ook in het zaligen van zondaars (1 Kor.14:40). De Heere heeft ‘de orde des heils’ in Zijn Woord laten opschrijven, en wil dat wij hieruit onderwijs geven aan hen die aan uw en mijn hoede zijn toevertrouwd. Zodra wij als ambtsdragers een orde voorstaan die niet in overeenstemming is met Gods Woord, scheppen wij wanorde, banen een heilloze weg voor onze naaste en doen de Heere groot oneer aan. Hoe nodig is het in deze tijd van diep geestelijk verval om licht van de Heere af te smeken en of wij als studenten op de leerschool van de Heilige Geest mogen gebracht worden. Dan kennen wij niet alleen uitwendig de juiste orde, maar kennen deze ook inwendig naar de door Gods Geest geschonken geloofsmaat. De wezenlijke vraag is dan ook hoe ‘de orde des heils’ door ons wordt beleefd. Alleen de geloofservaring of ondervinding op grond van Gods Woord is vrucht van het werk van Gods Geest in het hart van Zijn volk. Gods genade is smakeloos voor ons, totdat de Heilige Geest de smaak aanbrengt! U zult dan met ons instemmen hoe zoet de genade van God in Christus is en dat geen honing het gehemelte beter kan smaken. Een menselijke orde die bedriegt en de Bijbelse orde die zalig maakt! Een kerkformatie die een nieuwe weg naar de hemel verzint, komt bedrogen uit en gaat failliet. Dit kan niet gezegd worden van de godzalige leraars na de afscheiding in 1834!

Ds. J. Roos: Gods Woord leert ons de enige orde als het gaat over de bekering van een zondaar. Het is een dwaalleer als verkondigd wordt dat we in Christus moeten geloven met het profane bevel: ‘Geloof in Christus, Hij is je gegeven en ligt in jullie schoot!’ Zij spreken over Christus alsof het een schoolvriend is, en leren hun hoorders dat zij zich moeten richten op de heiligmaking. Duizenden worden door deze leer verkeerd beïnvloed en bedrogen. We ontmoetten eens iemand die opgegroeid was onder de leer die in onze gemeenten altijd is voorgehouden. Namelijk dat we eerst door de bediening van Gods Wet een verloren zondaar voor God moeten worden, zal Christus, Die ons in het Evangelie wordt aangeboden, alle waarde krijgen. Zij vertelde ons dat zij onder deze leer wanhopig was geworden, totdat zij in een kerkgebouw het woord beluisterde van een voorganger die beweerde dat het niet nodig was om eerst God te leren kennen als heilig en rechtvaardig en jezelf als verloren en rampzalig. Hij vervolgde en zei: ‘Zie op Christus Die je wordt aangeboden en neem direct de toevlucht tot Hem en je zult weten hoe dierbaar en beminnelijk Hij is. Je wordt op het zien van Jezus een zondaar, en je krijgt direct Zijn bloed nodig.’ De vrouw zei tegen ons: ‘Dat was een verademing voor mij, en ik ben blij dat ik onder deze prediking ben gekomen.’ Wij zeggen: ‘Hoe triest!’ Want als men het evenwicht tussen Wet en Evangelie niet zuiver voorstelt, bedriegt men anderen en zichzelf. Onthoud toch dat er geen andere orde is die Gods Geest in Zijn Woord heeft laten beschrijven. Godvrezende leraars, in welk kerkverband zij het Woord ook mogen uitdragen, kunnen – als het goed ligt – van deze Bijbelse orde niet afwijken en het zuivere evenwicht tussen Wet en Evangelie loslaten. Als er ergens geleerd of gepredikt wordt dat een wedergeboren zondaar direct Christus in het Evangelie kent en Hem van harte belijdt, dan wordt u bedrogen. Ds. Theodorus van der Groe (1705-1784) geeft daarom een ernstige waarschuwing tegen al degenen die een on-Bijbelse orde erop nahouden. Deze leraar schrijft hel volgende: Wie deze heilige weg van God dan nu wil omdraaien, en met terzijdestelling van de geestelijke overtuigingen van de Wet, een enkele zogenaamde evangelische leiding of bewerking van Gods Geest in het bekeren der zondaren zou trachten in te voeren, die zie wel toe dat hij, door de listige verleiding van de satan zichzelf en anderen niet jammerlijk bedriegt. (…) Gewis, hij die nooit hartelijk verschrikt en verslagen werd door een gevoelig gezicht van zijn zonden en van Gods heilige rechtvaardigheid, die heeft geen grond om zich te troosten met Gods genade en barmhartigheid, welke toch in het Evangelie maar alleen aan de arme verslagen en boetvaardige zondaren beloofd worden. Wat is gezonde bevinding naar Gods Woord? Wat is gezonde bevinding? Onze gemeenten hebben op grond van Gods Woord en de geschriften van de oudvaders altijd geleerd dat Gods Geest een ieder die Christus wordt ingelijfd, éérst zielsbevindelijk ontdekt en overtuigt van Gods heiligheid en rechtvaardigheid en van zijn verlorenheid en rampzaligheid, alvorens hij Christus ontdekt krijgt als de enige Zaligmaker tot Wie hij de toevlucht neemt! We beschouwen deze zaken als kernzaken die absoluut niet gemist kunnen worden. Zolang wij God in Zijn heiligheid en wij onszelf in onze onheiligheid niet recht kennen, zijn we tevreden met verstandelijke beschouwingen van Christus, hebben genoeg aan gemoedstoestanden en zijn ingenomen met onze eigengerechtigheid. Wal is gezonde bevinding? Calvijn heeft dit zo kernachtig verwoord: ‘De ervaring dat God precies zo is, zoals Hij Zich in Zijn Woord openbaart.’ Deze eenvoudige verklaring is de vrucht van het onderwijs dat Gods Geest schenkt aan verloren, doch uitverkoren zondaars, gegrond op Zijn Woord. Het betekent dat niet alle ervaring, zuiver Schriftuurlijke bevinding is. De Bijbel is het genademiddel om geloof te werken en te versterken en heeft het laatste woord. Daarom behoren onze bevindingen daaraan te worden getoetst, zoals Calvijn zegt: ‘Gods Woord is de leerschool van de Heilige Geest’.

Ds. J. Roos: De wezenlijke vraag is of de menselijke ervaringen voortkomen uit het toepassende werk van Gods Geest in ons leven Of komen deze zonder Gods Geest voort uit ons werkheilig bestaan, vanuit ons gevoelsleven en eigen gerechtigheid? Niet buiten het gevoel om Het bevindelijk kennen van ‘de orde des heils’ gaat vanzelf niet zonder ons gevoel, want zonder de bijzondere genade vergelijkt Christus ons met het zaad dat op steenachtige grond of tussen de doornen valt. Het lijkt te ontkiemen – ofwel zo gevoelt men het ook -, maar het zaad op de steenachtige grond verdort en wat tussen de doornen valt verslikt, omdat het geen voedingsbodem heeft (Luk.8:4-15). Het kan toch zo ver gaan buiten het ware werk van Gods Geest! We weten dat dit dikwijls de strijd uitmaakt bij Gods ware volk of de Heere met ons is begonnen of niet. Het komt op het beginnende werk van Gods Geest aan, alleen dan zal Hij het werk voortzetten en voleindigen (Filipp.1:6). Hoe nodig is het dat wij als ambtsdragers in onze gemeenten de zuiverheid van Gods Woord als het enige Richtsnoer kennen waarvoor wij allen moeten of mogen buigen. Tegelijk moet ik zeggen: wie ben ik om mij een voorstelling te maken van mijn hoogste Heere en Zijn genadewerk? Ik kan niet zeggen hoe ver Hij boven mijn voorstelling is. We weten dat de schakels van de gouden ketting des heils ons ook wijzen op de noodzakelijke geloofskennis van de drie Goddelijke Personen, God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Een onderwerp dat voor ons verstand onbevattelijk is en ook onze eerbied vraagt. Dit gaat niet buiten ons gevoel om, zoals het begin van artikel 9 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis het ons leert, waar we lezen: ‘Dit alles weten wij zo uit de getuigenissen der Heilige Schrift, alsook uit Hun werkingen, en voornamelijk uit degene die wij in ons gevoelen.’ Is het niet gevaarlijk om van ‘gevoel’ te spreken? Nee, Guido de Brès noemt eerst de Schrift en dan het gevoel. Hiermee bedoelt hij de bevinding van Gods volk, die door de Heere zijn onderwezen vanuit Zijn Woord. Eerst de Schrift en dan het gevoel van een ware christen. Ook de Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 1, artikel 16, spreken hiervan om Gods bekommerde volk te vertroosten als het gaat over de verkiezing en verwerping. We lezen daar: ‘Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, de vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, de roem in God door Christus, in zich nog niet krachtig gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelf onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar de tijd van overvloediger genade vurig verlangen, en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten.’ Wie zijn bekommerden? Bekommerde mensen zijn zij die wel kennis hebben aan de deugden van de heilige en rechtvaardige Heere door middel van Zijn wet, en die zich als een veroordeelde en verdoemelijke zondaar onvoorwaardelijk in Zijn handen overgeven. Zij hebben naar de maat van het geloof kennis aan Christus gekregen, maar missen de geloofskracht en de geloofsverzekering. Het artikel van onze Dordtse Leerregels geeft de zwakgelovigen pastoraal advies: ‘Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, de vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, de roem in God door Christus, in zich nog niet krachtiglijk gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken (…) die moeten niet mismoedig worden, (…) maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar de tijd van overvloediger genade vurig verlangen, en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten.’ Nogmaals, wie zijn bekommerd? Laten we de bekende dr. H.F. Kohlbrugge (1803-1875) aan het woord laten, die zo krachtig de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid op een klein gedeelte van een bladzij verklaart, waar de catechismus 52 zondagen voor nodig heeft, om dit te omschrijven. In zijn predicatie over de tekst: Die Mij eren, zal Ik eren (1 Sam. 2:30b) lezen we het volgende: Wie door Gods Wet gearresteerd is en in de afgrond der hel ligt, die zal God eren, wanneer hij God rechtvaardigt, wanneer hij zichzelf aanklaagt en verdoemt en op alle vloeken der Wet ‘Amen’ schrijft. Klaag uzelf bij God aan, dat gij Hem niet geëerd hebt. Iedereen moge het ter harte nemen en niet zo licht denken, dat hij God eert. In de gehele handel en wandel van de mens komt het aan het licht waarop hij in de grond der zaak uit is. Een tweede weg om God te eren, is dat men met zijn hart de weg der zaligheid gaat, die God Zelf heeft gelegd; dat men geen andere weg der zaligheid wil, dan deze Ene, dat men met zijn zonden de toevlucht neemt tot de genade, om uit genade gered te worden, dat men God niet anders brengt dan het losgeld dat alleen voor Hem geldt, dat men zijn zonden legt op het Lam en met het Lam tot God kome. God eren is: dat men in de heiligmaking afgezien hebbe van alle eigen heiligheid en zelfreiniging, van alle werken om daardoor gerechtvaardigd te worden, dat men afstand gedaan hebbe van zulk een roem, als zou men gelovig, vroom, bekeerd zijn, dat men voor God als een arm zondaar staat zonder meer, niet zoals men vóór de bekering voor God stond, maar duizendmaal meer als een arm zondaar, en dat men in zulk een machteloosheid gelooft in de volkomen gerechtigheid en heiligheid in het bloed van Christus.2 In een andere preek beschrijft Kohlbrugge hoe een opgezochte zondaar het inleeft als de Heere in hem werkt.

Ds. J. Roos: Ook voor onze tijd is deze inhoud nodig te weten, opdat we niet met alle wind van leer en bevinding worden meegezogen: Het eerste wat de Heere in de bekering werkt, is een verschrikkelijke leegte in het binnenste, een levendig gevoel van het gemis van Hem Die alleen het hoogste Goed en het geluk van de mens is. Dit gaat gepaard met een levendig inzicht van zonde en schuld en een diep gevoel van Gods toorn en gramschap over de zonde en van de verdiende straf. Het tweede wat de Heere geeft is het gebed om genade; ten bewijze strekke de 51ste Psalm en wat de Heere van Paulus zei: ‘Zie, hij bidt’ (Hand.9:11). De vrucht die de Heere uit zulk een gebed laat voortkomen, is dat de mens gelovig bekommerd is om de zaligheid van zijn ziel, met een waarachtige droefheid naar God. En was er tevoren vijandschap tegen God en de naaste, nu is er opeens liefde ontstaan tot God en de naaste (…). Als de Heere tot Zich bekeert, dan is er een gestadig komen tot de Heere met al zijn zonden en noden, een gedurig toevlucht nemen tot de troon der genade, en een ontvangen, uit de volheid van die genade, van genade voor, genade na – en waar het alles gegeven genade is – om genade tot alles ontvangen; daar zijn Zijn geboden niet zwaar, daar wordt Zijn juk zacht en Zijn last licht; daar is een aanmerken niet van hetgeen gezien wordt, maar van het onzienlijke, blijvende, eeuwige.

Ds. J. Roos: Beducht voor het maken van onderscheid We hebben het vorenstaande willen bevestigen met citaten van dr. H.F. Kohlbrugge omdat we beducht zijn dat er in de prediking onderscheid wordt gemaakt – zoals men in een bepaalde kerkelijke kring openlijk leert en verkondigt – tussen ‘missende mensen’ en tussen ‘gekrookte rieten’ en ‘rokende vlaswieken’. Met missende mensen bedoelt men hen die hun zonde en schuld inleven, maar geen enkele kennis van Christus hebben. Men schrijft dan ‘dat onze vaderen in een lange opsomming noemen wat deze mensen nog missen in zichzelf.’ Overigens erkent de schrijver dat onze vaderen hier niet over onbekeerde mensen spreken. De schrijver geeft dan aan wat deze mensen missen: ‘Zij missen in eigen waarneming het levendige geloof in Christus, ze missen het zekere vertrouwen, ze missen het vertrouwen van de kinderlijke gehoorzaamheid. Ze zijn nog zo vaak aan de slaafse vreze des doods en de dienstbaarheid onderworpen. Ze missen de roem door God in Christus, ze missen al die dingen in zich, maar ze gebruiken wel de middelen.’ Daarna zegt de schrijver: Dat kan toch met anders, als de Heere een mens van dood levend gemaakt?’ (…). Men hoort dan tijdens de prediking: ‘Zijn hier nog missende mensen in ons midden?’, die vervolgens de raad ontvangen: ‘Gij die God zoekt in al uw zielsverdriet, houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven; nooddruftigen veracht Zijn goedheid niet; nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven’. Met gekrookte rieten en rokende vlaswieken bedoelt men hen die wel eens mogen geloven dat zij op de weg zijn. De schrijver merkt hierover op: ‘Die hebben iets verder gezien (…). Deze mensen mogen toch weleens geloven dat zij op de weg zijn, al kunnen ze niet zover komen als ze wel wilden.’ Kortom, we zijn huiverig om deze onderscheiding te maken omdat ‘missende mensen’ ook de vrucht kan zijn van het algemene werk van Gods Geest. We zijn ook beducht om hen gekrookte rietjes en rokende vlaswiekjes te noemen omdat zij wel eens geloofd hebben ‘dat zij op de weg zijn’, zonder te benadrukken dat er enigermate geloofskennis van Christus moet zijn. De missende mensen kennen – volgens de schrijver – nog niets van Christus maar voelen zich wel verbonden aan de middelen. De gekrookte rieten en rokende vlaswieken behoren tot de categorie dat zij iets verder hebben gezien en dat zij weleens geloven mogen dat zij op de weg zijn. De uitleg over Jesaja 42:3 als bewijs aan wie God de Vader de belofte doet Hoe moeten we de tekst over de rokende vlaswieken en gekrookte rieten dan wel uitleggen? (Jes.42:3). Als we deze tekst onderzoeken, dan lezen we dat God de Vader belooft dat Christus de gekrookte rieten niet zal verbreken en de rokende vlaswieken niet zal uitblussen (Jes.42:3). Kanttekening 8 geeft aan dat het geen mensen zijn die iets meer van de weg hebben gezien, maar het volgende: ‘Dal is, Hij zal geduld hebben met de zwakheden der arme zondaren, en Hij zal hun verslagen consciënties verkwikken en hen vertroosten door de belofte van de vergeving hunner zonden. Zie Ps.34:19. Matth.11:28′. Kort en bondig geelt deze verklaring ons te kennen dat met gekrookte rieten en rokende vlaswieken zwakgelovigen worden bedoeld. Zij worden door Christus genodigd om tot Hem te komen als verslagen zondaars, om hen te verkwikken en te vertroosten met de zekere belofte van vergeving van hun zonden. Deze zwakgelovigen hebben dus wel de belofte ontvangen, maar zij missen de toe-eigenende daad, zij missen de zekerheid van het geloof. Daarom vluchten zij naar Jezus als de Bron van het leven, als de open Bloedfontein legen de zonde en tegen de onreinheid, als de enige Bloedbruidegom, de vaste Rots, de betalende Borg en de dierbare Zaligmaker. Tot Hem neemt een arme zondaar de toevlucht met de verzuchting of de Heere Zijn belofte wil vervullen, dat God de Vader zijn zonde om Christus’ wil vergeven heeft. Deze voortreffelijke uitleg van onze Statenvertalers weerlegt bovenstaande verklaring. De Heere beware onze gemeenten voor het gemaakte onderscheid tussen missende mensen en gekrookte rieten en rokende vlaswieken, met de opmerking dat beide doelgroepen Christus nog met kennen Laten we toch bedenken dat we nooit de ware rust in Christus kunnen vinden op grond van ons gevoel van wat we missen en hoe ellendig we zijn. De innerlijke droefheid drijft de zondaar naar God met zijn pak van schuld en smeekt Hem om ontferming (2 Kor.7:10). Hij kent zich als een onwaardige zondaar die Gods eer heeft gekrenkt, en keurt de Heere rechtvaardig als Hij naar het Goddelijk recht met hem zou doortrekken. Hoe voorzichtig moeten we toch zijn in het spreken tot en benaderen van mensen op weg naar de eeuwigheid! De eerste beginselen kunnen van de Heere zijn tot zaligheid, maar het kunnen óók gevolgen zijn van Gods algemene werken! Juist daarom zijn we zo beducht om iemand met het gevoel van gemis en van ellendekennis te snel de handen op te leggen. De predikant van de Oud Gereformeerde Gemeenten, ds. L. Boone (1860-1935), kreeg eens een vraag van een vrouw hoe zij kon weten of de Heere in haar was begonnen. Daarop antwoordde deze wijze leraar: ‘Als de Heere erop terugkomt!’ Zie, dat is het juiste antwoord, maar noem hen dan niet bewust ‘missende mensen’, omdat het levensgevaarlijk is als een van deze categorie een grond maakt van hun gemis! Ons moet steeds een spiegel worden voorgehouden om niet in bepaalde uitersten te vallen. Broeders, u zult begrijpen dat we met het bovenstaande, mensen die een andere visie hebben, niet willen beschadigen, maar dat wij waakzaam behoren te zijn. Hoe meer we andere visies horen of lezen die volgens ons niet behoren tot de zuivere orde des heils, hoe meer we bevreesd worden ook te kunnen dwalen. Het kinderversje van psalm 25:2 is dan ook onze verzuchting: HEERE, maak mij Uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend.

Ds. J. Roos: De noodzaak van de bevindelijke kennis in de zuivere orde des heils Laat het voor ons duidelijk zijn dat we geen vreemdeling mogen zijn van de schakels van de orde des heils: roeping, wedergeboorte, geloof, rechtvaardigmaking, heiligmaking en volharding en de genademiddelen. Vanzelf denken we ook aan de schakels van de aanneming tot kinderen en de heerlijkmaking. Roeping, wedergeboorte en geloof We willen in het kort iets zeggen over de drie eerstgenoemde schakels: roeping, wedergeboorte en geloof. We geven u de reden op. Deze drie weldaden zijn eigenlijk één en dezelfde heilsweldaad die ineens en onmiddellijk aan een zondaar tot zijn bekering worden geschonken wat het tijdstip betreft, maar in de orde van de natuur gaat de inwendige roeping aan de wedergeboorte en aan het geloof vooraf. De inwendige roeping vindt plaats als Gods Geest door middel van Zijn Woord de geestelijk dode zondaar uit de totale doodslaat krachtdadig roept, zoals we lezen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods. Iedere zondaar die door de Heere van dood levend is geworden, heeft het tijdelijke met het eeuwige leven verwisseld, ofwel heeft een staatsverwisseling ondergaan. Lees vervolgens de woorden die Jezus, de Heiland toevoegt: En die ze gehoord hebben, zullen leven! Dit nieuwe leven is een nieuw geestelijk leven. Het wordt ook genoemd ‘de eerste opstanding’ (Openb. 20:6). Calvijn bevestigt dit als hij schrijft: ‘Deze inwendige roeping brengt met zich de Geest der wedergeboorte, (die het pand en zegel is van het toekomende erfdeel waarmee onze harten verzegeld worden tot de dag des Heeren (Efeze 1:13-14).’ Als we dus spreken van de inwendige roeping, dan worden geestelijk dode zondaars geestelijk levend. Tegelijk vindt ook de wedergeboorte plaats en krijgt de wedergeboren zondaar het geloofsvermogen, omdat hij uit het lijf of lichaam van Adam, het hoofd van het verbond der werken wordt uitgelijfd, en lijf of lichaam van Christus, het Hoofd van het verbond der genade wordt ingelijfd, zodat de zondaar met Hem wordt verenigd. Weet toch dat er buiten Christus geen geestelijk leven is zolang u in Adam wordt aangezien. Het ware geloof neemt in ‘de orde des heils’ een grote plaats in, zoals Paulus dit bevestigt als hij schrijft: Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen (Hebr. 11:6). Laten we vasthouden dat in de wedergeboorte het beginsel of het geloofsvermogen van alle genade geschonken is! Ds. Theodorus van der Groe beschrijft dan ook dat het geloof het grondbeginsel of als nieuw kiemkrachtig zaad is waardoor de ziel met Christus verenigd wordt. Verder schrijft hij dat waar deze vereniging met Christus niet wordt gevonden, daar is ook geen ware bekering, wat een mens dan ook al hebben of voorwenden moge. Voorafgaand werk? U kunt allen weten dat wij hoge achting hebben voor de puriteinen, maar we hebben er wel moeite mee dat zij leerden dat er aan de inwendige roeping, wedergeboorte en geloof eerst een proces van overtuiging voorafgaat door de kennis der wet. Zij spraken van voorbereidend of voorgaand werk voor de wedergeboorte of levendmaking.

Ds. J. Roos: Zo leert Boston: ‘Een geloof van de Wet, een voorbereiding tot het Verbond’. Het kan verwarring geven maar laten we Boston zelf aan het woord: Het geloof van de Wet is gelijk het horen van de sterke wind, het voelen van de aardbeving en het zien van het vuur, waarin de Heere nochtans niet was. (…) Insgelijks is het geloof van de Wet, zowel van de Geest Gods als het zaligmakend geloof van het Evangelie. (…) Al wie dan in het Verbond wil treden, moet in de eerste plaats een geloof van de Wet hebben, om welke oorzaak het nodig is dat de Wet, zowel als het Evangelie, aan de zondaren gepredikt wordt. Verder geeft Boston aan dat geloof van de Wet bestaat in een geloof van drie dingen (Verbond der Genade blz. 297-300). We kunnen deze niet alle opschrijven, maar laat het genoeg zijn om te begrijpen wat Boston bedoelt als we het volgende lezen in zijn pennenvrucht ‘De noodzakelijkheid van de bekering’: ‘dat Gods Geest eerst gebruikmaakt van de Wet om het harde hart te verbreken, dat de geboden van de Wet dienen om de ziel te overtuigen en de bedreigingen van de Wet om de ziel te overtuigen van zijn oordeel.’ Pas dan gaat Boston ertoe over om het Evangelie te verklaren. Boston merkt nog tot vertroosting op dat geen boetvaardige zondaar naar de hel gaat. Laten we vasthouden dat de Heere in de wedergeboorte het beginsel van geestelijk leven en genade schenkt, en ook de weergaloze liefde van God in het hart uitstort op grond van Christus’ werk, zodat men niet alleen benauwdheid maar ook droefheid leert kennen. Denk aan de juiste orde! Als wij de wedergeboorte vóór de roeping plaatsen, vallen we in de dwaling van Abraham Kuyper sr. Die leerde dat de uitverkorenen het zaad sinds hun geboorte al in zich hebben zonder dat dit enige vruchten voortbrengt. Omdat het bij jonge kinderen niet opgemerkt wordt, moeten we veronderstellen dat elk kind dat geboren wordt op het erf van het verbond der genade, het zaad van de wedergeboorte in zich heeft totdat het tegendeel blijkt. Calvijn ontkende dit ten stelligste, al enkele eeuwen voordat Kuyper leefde, als hij schrijft: ‘Er is geen spoortje ‘zaad der verkiezing’ vanaf de geboorte in de uitverkorenen’ (Boek III, Hoofdstuk 24, 10, blz. 533). Ieder wordt dus in zonden ontvangen en geboren, zonder het zaad van de wedergeboorte of verkiezing, zodat wij kinderen van Gods toorn zijn (Efeze 2:1; Titus 3:3). Als wij het geloof vóór de roeping en wedergeboorte plaatsen dan denken we aan de huidige invloedssfeer van een kerkverband dat velen in onze gemeenten infecteert. Zij bieden Christus ruimhartig aan allen aan en roepen de mensen op om tot Christus te gaan en in Hem te geloven. Zij beredeneren dat als u Christus kent, u dan vanzelf komt tot de zondekennis. We achten dit een grote dwaalleer, waardoor zij God onteren en vele zielen verleiden. Zij leren dus niet eerst de Wet als kenbron van zonde en ellende, maar eerst het Evangelie waaruit men de kennis van Christus ontvangt en een zondaar wordt. Over het woord ‘Wet’ wordt over het algemeen niet gerept! Zij geven duidelijk aan dat we niet eerst door de kennis van Gods Wet een zondaar voor God moeten worden, want als u dit gelooft naar Gods Woord, dan zeggen zij smalend dat u eerst een voorwaarde wilt hebben – een verloren zondaar voor God te worden – om Christus te leren kennen. Hun leus is: ‘Wees activistisch en geloof, en nogmaals, u moet geloven! Kom tot Christus en u zult zalig worden.’ Sommigen durven zo ver te gaan door te zeggen dat Christus aan allen gegeven is door de beloften van het Evangelie! De hoorders hebben dit alleen maar te omhelzen en zij zijn zalig! Wij noemen zulke dwaalgeesten semi-calvinisten, of beter gezegd zij zijn in het geheel geen navolgers van Calvijn. Paulus zegt zo duidelijk tot de gemeente van Efeze: Doch gij hebt Christus alzo niet geleerd (Efeze4:20). De Wet als kenbron van onze ellende, verlorenheid en strafwaardigheid wordt door deze on-Bijbelse orde weg geëvangeliseerd! Onze zorg voor de invloedssfeer van een on-Bijbelse orde Broeders, u begrijpt dat wij zeer bezorgd zijn als we een geest uit de afgrond zien opkomen die grote delen van de gereformeerde gezindte infiltreert en betovert, die we helaas ook in onze gemeenten waarnemen. Woorden als de wet van God, de droefheid naar God, het recht van God, zonde, schuld, verlorenheid, verdoemelijkheid en bekering moeten niet gebruikt worden, maar wel de woorden: verbond, geloof en aannemen. Iedere dopeling ontvangt volgens hen de belofte van de Verbonds-God dat de zaligheid hem wordt verzegeld en hij het recht heeft ontvangen om op de gegeven belofte te pleiten en het heil gelovig toe te eigenen en te omhelzen. Iedereen moet in de kerk onder het geklank van het Evangelie een warmedeken-gevoel krijgen; ieder moet zich hartelijk welkom voelen. In de brede gereformeerde gezindte constateren we een snelle verschuiving van een Schriftuurlijk-bevindelijke prediking naar een verbondsmatige prediking. Onder hen die tot hetzelfde kerkverband behoren zijn er die deze verschuiving signaleren en dit ook openlijk uitspreken, maar ze lijken op ‘een roepende in de woestijn’ zodat er niemand naar hen luistert. De Heere geve hen licht om tot inkeer te komen. Ds. W. den Hengst (1888-1927) was eerst predikant van de Gereformeerde Kerk in Veenendaal. In 1913 legde hij zijn ambt in dat kerkverband neer en ging over naar het verband van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. In zijn verantwoording geeft hij de reden aan: ‘De onhoudbare toestand in de gemeente en de geest van het neocalvinisme die in meerderheid de gereformeerde kerken bezielt.’ Ons is verteld dat als hij op de begraafplaats in Veenendaal liep en de namen op de grafzerken las van hen die lid waren geweest van de gemeente waaraan hij als leraar verbonden was geweest, hij dan huilde en zei: ‘Ik heb die man bedrogen, ik heb die vrouw een valse grond onder haar voeten gelegd.’ Dit heeft ons altijd veel te zeggen gehad. We zien waar we terechtkomen als er meer een verbondsmatige prediking wordt voorgestaan dan een Schriftuurlijk-bevindelijke. Het zijn voor ons bakens in zee! Bakens in zee om ons te waarschuwen Het is veelzeggend als Bart-Jan Spruyt, historicus en publicist, lid van de Hersteld Hervormde Kerk, een waarschuwend geluid laat horen in zijn artikel in het Reformatorisch Dagblad met als opschrift: ‘Nooit meer ‘Ik ga slapen, ik ben moe.’

Ds. J. Roos: Naar aanleiding van een gesprek met een moeder die beweerde dat zij het oude wilde houden, toch één verandering had aangebracht namelijk in het avondgebedje dat zij als kind had geleerd. Zij kon toch niet haar onschuldige kind dit versje leren: ‘Schoon mijn zonden velen zijn maak om Jezus’ wil mij rein?’ Deze publicist doceert aan het Hersteld Hervormd Seminarium en sprak kortgeleden met een theologiestudent die veel belang hechtte aan een separerende prediking en daarom ook een boek las met deze inhoud. Maar deze student vertelde hem dat dit onderwerp onder zijn medestudenten (de toekomstige predikanten) op verzet stuitte. Zij waren van mening dat je de gemeente niet al bij voorbaat in twee groepen mocht indelen en dat je niet van tweeërlei kinderen des verbonds mocht spreken. Waarom niet? Wel zij vertelden dat de gemeente een gemeente van Christus is, gedoopt en opgenomen in het verbond, en dat de mensen zó onderaan de kansel moeten worden aangesproken. Wat betekent dit voor deze toekomstige predikanten? Wel, dat de nadruk in de preek niet langer hoeft te liggen op het belang van de eisende Wet in Gods hand om plaats te maken voor Christus, omdat zij al bondelingen zijn! Broeders deze voorstelling van zaken wordt thans op vele kansels breedvoerig verkondigd, wat ook via de media door leden van onze gemeenten wordt gehoord en die óf in verwarring worden gebracht óf deze Bijbelse boodschap met blijdschap aannemen. Volgens hun leer moet de nodiging niet zijn: ‘Laat u met God verzoenen’ (2 Kor. 5:20), maar: ‘U bent verzoend, geloof dat’. Het moet door ons nadrukkelijk gesteld worden dat dit niet is volgens ‘de orde des heils’! Gods Woord leer ons anders. Wanneer de prediking omgaat in de mededeling of zelfs een algemene belofte van bekering, zaligheid en verzoening, en dat ieder wordt gedrongen om de aanbieding van genade met geloof of ongeloof te beantwoorden, zonder dat eerst ons hart door Gods Geest vernieuwd moet worden en zonder dat u door de eis van Gods Wet eerst een verloren zondaar voor God moet worden, is dat in flagrante strijd met Gods Woord. Ds. G.H. Kersten heeft in zijn prediking en in zijn schrijven in het kerkblad ‘De Saambinder’ terecht gewaarschuwd tegen de veroppervlakkiging van de leer, en noemde deze verbondsvisie een verbondsontzenuwende leer. Laten we toch vasthouden aan Gods Woord, wat ons leert dat alles buiten Christus moet worden afgesneden om door het geloof de zaligheid in Hem te vinden. Laat ons er toch aan vasthouden dat niet een bepaalde gemoedstoestand een grond is om zalig getroost te kunnen leven en te kunnen sterven. Gods Woord leert ons dat God als Rechter volkomen voldoening eist en dat het nodig is om zich onvoorwaardelijk over te geven en met mond en hart in te stemmen dat God rechtvaardig is als Hij zo’n verdoemelijke zondaar van voor Zijn aangezicht zou wegslaan. Alleen dan zal het tot uw grote verwondering zijn als Christus u wordt geopenbaard en u Hem gelovig mag omhelzen en toe-eigenen zoals Thomas die beleed: Mijn Heere en mijn God (Joh.20:28). Ter verduidelijking nog in het kort: Wanneer Gods Geest een zondaar wederbaart, dan ontvangt hij de plant van het geloof. Door de oefeningen van het geloof ontvangt Gods volk de geloofsgemeenschap met Christus, zodat zij van Hem behalve liefde en vrede, ook nader onderwijs krijgen Wie God in Christus wil zijn. Het gevaar van een drie-verbonden leer We zijn van nature geen ware bondelingen van Gods genade ook al leven we op hef erf en onder de uitwendige bediening van het verbond der genade. Al hebben we vele voorrechten ontvangen, onder andere het horen en lezen van Gods heilig Woord dat als genademiddel ons geschonken is en ons oproept tot bekering en geloof, maar laten we niet vergeten dat de Heere ons aanziet als geestelijk dode zondaars. Er zijn daarom geen drie verbonden maar twee verbonden! Zoals al is genoemd, nam ds. G.H. Kersten in ‘De Saambinder’ stelling tegen deze leer zoals die werd uitgedragen door de christelijke gereformeerde predikanten ds. J. Jongeleen en prof. J.J. Van der Schuit. Zij en anderen vatten het genadeverbond op als dat verbond dat de Heere had opgericht met Abraham en zijn zaad, dus met de hele zichtbare kerk. Aan hen allen komen de beloften van het Evangelie toe. Wie tot de zichtbare kerk behoort, deelt ook in het verbond; de beloften worden aan allen verzegeld. Die zullen overigens in vervulling gaan in de weg van geloof en bekering. Aan dit verbond ligt ten grondslag het verbond der verlossing: dat heeft betrekking op Christus en de uitverkorenen. Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen het genadeverbond en het verbond der verlossing. Samen met het werkverbond is er dus sprake van een drietal verbonden.

Ds. J. Roos: Ds. Kersten liet in zijn polemiek uitkomen dat het genadeverbond niet losgemaakt mag worden van de verkiezing van eeuwigheid. Hij stelde dan ook dat het verbond der verlossing en het genadeverbond in wezen een en hetzelfde verbond is en dat de beloften van het verbond alleen gelden voor de uitverkorenen. Deze verbondsvisie werd in 1931 tot uitdrukking gebracht in een officiële leeruitspraak van de Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten. Daarin worden zes uitspraken gedaan. Kort samengevat wordt daarin geleerd dat het verbond der genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing en dat het wezen van het verbond daarom alleen de uitverkorenen geldt. Naast het wezen wordt ook gewezen op de bediening van het verbond. In dit verband wordt gesproken over de ernstige aanbieding van Christus en van de verbondsweldaden in het Evangelie. Die aanbieding vindt plaats aan ieder die onder het Evangelie leeft. Wij conformeren ons ten volle aan de leer van ds. Kersten, waarvan we geloven dat die naar Gods Woord is. Het is dan ook opvallend dat ds. C. Harinck, emerituspredikant van de Gereformeerde Gemeenten, in zijn boek ‘De prediking van het Evangelie’ een lans lijkt te willen breken voor de drie-verbonden leer, door in een voetnoot te vermelden: ‘Het is misschien niet overbodig om hier op te merken, dat verschillende oudvaders en ook ons doopformulier op deze wijze over het genadeverbond spreken.’ Wie deze oudvaders zijn, wordt niet genoemd en een verdere onderbouwing ontbreekt. Al wordt het niet met zoveel woorden gezegd, maar een dergelijke voetnoot doet afbreuk aan de strijd die ds. G.H. Kersten heeft gevoerd en aan de verbondsvisie die tot uitdrukking is gebracht in de officiële leeruitspraak die tot op heden van kracht is binnen het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten. Het is dan ook opmerkelijk dat ds. J.M.J. Kieviet, inmiddels emerituspredikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken en die instemt met de leer van de drie verbonden, in maart 2003 de hand in eigen boezem stak. Hij vroeg zich af of het gevaar dat ds. G.H. Kersten voorzag in eigen kring en in die van het kerkverband waar ds. Kieviet predikant is, niet ten onrechte was geweest. In een recensie over het hiervoor genoemde boek van ds. C. Harinck schreef hij onder meer: Al heel lang loop ik met de vraag hoe het toch komt dat onze Christelijke Gereformeerde Kerken zich de laatste tientallen jaren hebben ontwikkeld tot wat ze zijn? Een nadere aanduiding geef ik niet, maar u begrijpt wat ik bedoel. Hoe is het toch zo gekomen? Waar ligt toch de wending? Wat heeft onze kerken zo ver gebracht? Zo ver weg namelijk. Op veel plaatsen zo ver weg van (wat Hendrik de Cock noemde) ‘gronden der vaderen’. Zou het kunnen zijn dat het iets te maken heeft met de drieverbondenleer? Zou er een verband kunnen liggen met de lijnen die getrokken zijn vanuit die leer – in prediking en pastoraat? Is het wellicht mogelijk dat er in de loop van de jaren meer nadruk is komen te liggen op wat de ‘bondeling’ al bezit, namelijk in de belofte en minder op wat er moet gebeuren, namelijk in wedergeboorte en bekering? Kan bet zijn dat in de prediking wel de ‘bediening’ van het verbond accent ontving, maar minder het ‘wezen’, namelijk het wonder van Gods welbehagen in Zijn eeuwige verkiezing? Heeft een bepaalde invulling van de verbondsleer er mogelijk met toe geleid dat er minder ontdekkend en meer ‘opbouwend’ wordt gepreekt? Met als gevolg dat de kerken vol raakten met ‘bezittende’ mensen, die echter van het arme zondaarsleven voor de Heere met wisten. Ik vrees dat er toch een verband ligt met de onder ons gangbare verbondsopvatting. Althans met de wijze waarop die in de loop van de jaren in prediking en pastoraat ging functioneren. Nee, dat is nooit de bedoeling van ds. Jongeleen en de zijnen geweest. Net zomin als ons doopformulier en de Catechismus hieraan debet zijn. Maar achteraf moet ik zeggen dat de vrees van ds. Kersten en de zijnen niet geheel ten onrechte is geweest. De praktijk laat het zien. En nu kan het zijn dat op haar beurt de tweeverbondenleer en wat ermee samenhangt binnen de Gereformeerde Gemeenten een bepaalde mate van lijdelijkheid tot gevolg heeft gehad. Evenzeer onbedoeld. Maar die spiegel moet men zichzelf maar voorhouden. Dat behoeven wij niet voor hen te doen. Het lijkt me dat dit een gezamenlijke les is: ‘Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle.’ Een spiegel voorhouden We willen het advies van deze predikant zeker ter harte nemen dat wij die de tweeverbondenleer voorstaan niet lijdelijk mogen worden. Indien bij ons alleen de letter van de godsdienst gereformeerd zou zijn of zelfs als dit nog nauwelijks is, zal de Heere onze gemeenten ziften en ons met lantaarns doorzoeken (Zef. 1:12). De eis van de Heere komt tot ons allen om ons te bekeren en te geloven, en wij zijn ten volle verantwoordelijk voor wat wij met deze eis doen, die gegrond is op het eerste gebod van de heilige Wet des Heeren. Onze verantwoordelijkheid wordt ons nog des te zwaarder aangerekend als wij onder het licht van het Evangelie, onder het welmenend aanbod van genade leven en we leggen dit naast ons neer en worden lijdelijk. We stoppen dan onze oren toe om de stem van Christus maar niet te horen. Kortom, we zijn vijanden van vrije genade en van Christus en Zijn werk. Hoe duidelijk zien we dat er een Godswonder moet plaatsvinden in ons leven. Dat neemt niet weg dat we verplicht zijn God en Christus lief te hebben en Hem in alles te gehoorzamen. Binde de Heere de noodzaak van bekering en geloof op ons hart!

Ds. J. Roos: Maar we willen u en mijzelf ook nog een andere spiegel voorhouden in het kader van ‘de orde des heils’. Kunnen wij zeggen dat wij het zuivere evenwicht hanteren tussen Wet en Evangelie en dit uitdragen in prediking en pastoraat, omdat wij dit uit ervaring of zielsbevindelijk hebben geleerd op de Bijbelse school van de Heilige Geest? Hebben wij ondervonden dat God God is en wij een verloren zondaar voor Hem zijn geworden? De vruchten van de wedergeboorte moeten we met ons hart kennen en moeten in ons leven getoond worden. Wel is het een groot gevaar als we de bekeringsweg gedetailleerd gaan uitsplitsen in bepaalde stadia en deze als een systeem of schema in schrift en prediking voorstellen. Als dit gebeurt moet men volgens sommigen van het ene in het andere stadium komen. In ons schrijven in: De Wachter Sions over het gesloten voorhangsel in de tabernakel en hel gescheurde voorhangsel in de tempel, hebben we daarom ook de nadruk willen leggen op het levende geloof. Alleen dan is er sprake van een geestelijke groei en een hartelijk verlangen om meer van Christus te leren kennen en door Hem God de Vader en God de Heilige Geest. Hoe meer geloofskennis de Heere geeft, hoe meer kennis wij van God in Christus ontvangen. Maar de vrucht zal zijn dat Gods volk des te meer in het dal van ootmoed en onwaardigheid wordt gebracht! Let daarom op de Bijbelse orde des heils, want alleen deze orde is tot Gods eer en uw zaligheid. De zuivere orde des heils in de Heidelbergse Catechismus Hoe duidelijk zien we deze Bijbelse orde in onze Catechismus, waarin de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid vermeld staan. De reformatoren, de nadere reformatoren en de puriteinen leerden allen dat de kennis van onze zonde en van onze ellende voorafgaat aan de kennis van Christus. Ieder die genade heeft ontvangen, zal in zijn leven met alleen steeds dieper aan zijn zonde en ellende en aan zijn diep verdorven bestaan ontdekt worden, maar zal Christus ook steeds meer waarde gaan krijgen, zodat u Hem mag kennen als uw enige Borg en Zaligmaker. Vaak worden Bijbelse voorbeelden genoemd zoals Levi, Zacheüs, Lydia en anderen van wie de bekering in Gods Woord niet of nauwelijks beschreven staat, zoals wij dit wel van Paulus en de pinksterlingen kunnen lezen. Volgens velen hebben de eerstgenoemden een evangelische bekering, zonder eerst met Gods wet van doen te hebben gekregen. Weet wat Boston hierover schrijft, namelijk dat: ‘Als Gods Geest dit in Zijn Woord niet uitvoerig heeft beschreven, wij het dan niet zo moeten uitleggen alsof zij dit niet beleefd hebben.’ Met deze voorbeelden wil men aantonen dat zij zonder enige zondekennis en droefheid over de zonden Christus hebben leren kennen, waarmee men wil aangeven dat dit met hen ook zo is gegaan. Weet u wat het gevolg is? Dat het schijnt of alle tegenwoordige bekeerlingen een evangelische bekering bezitten, omdat het niet langer nodig is om eerst een zondaar voor God te worden. De catechismus hoeft dan niet meer elk jaar behandeld te worden en vele passages uit Gods Woord kunnen verwijderd worden omdat men een moderne exegese heeft bedacht. We willen een tekst als tegenargument noemen: Zo dan hun onbesneden hart gebogen wordt en zij dan aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben, en zij dan aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben, dan zal Ik denken aan Mijn verbond (Lev.26:41-42a).

Ds. J. Roos: Hoe kernachtig zegt kanttekening 59 de betekenis ervan: ‘Dat is, zo zij recht bekennen de straf vanwege hun zonden verdiend te hebben en dienvolgens zich van harte bekeren.’ Moeten we deze tekst doorstrepen? Nee, beslist niet. Het is en blijft Gods onfeilbaar Woord, dat ons leert dat wij deze inhoud éérst met ons hart moeten inleven, voordat wij iets ontdekt zullen krijgen van de verbondsliefde en verbondstrouw van de Verbonds-God in Christus. Nogmaals een spiegel Broeders, we willen nogmaals benadrukken dat u in elke bekering het patroon kunt terugvinden van de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid. Als u geloofskennis van Christus hebt ontvangen, kan het niet anders of het patroon van de kennis van uw zonde en ellende zal u niet vreemd zijn gebleven. We geloven dat ieder die door de Heere ontdekt wordt aan zijn zonde, zoals het vermeld staat van de moordenaar aan het kruis, kan instemmen dat God rechtvaardig is en van Zijn eisend recht niet kan afstaan. Een ieder zal dit toch bewust hebben ondervonden, dat men als een verloren zondaar aan Gods kant viel met het woord ‘amen’ op al de vloekspraken instemde? Deze bevindelijke waarheid, die gegrond is op Gods Woord, vinden we bevestigd in onze Catechismus, zie dit terug in HC zondag 2 t/m 7, inclusief haar volgorde en in de leer van de wedergeboorte (Dordtse Leerregels III-IV, par. 11, 12, 13). Zeg niet dat deze leer te scherp is, want zij is gegrond op Gods Woord. De Heere laat duidelijk horen dat ambtsdragers de mond van God tot de gemeente zijn, die het kostelijke van het snode hebben uit te trekken (Jer. 15:19). Daarbij lezen we wat de kanttekening erbij schrijft, namelijk ‘het onderscheiden van ware en valse leer’. Hoe noodzakelijk is het om de afsnijding in Adam te kennen, zodat Adams val onze val wordt en Adams ongehoorzaamheid onze verbreking is van het verbond der werken. Ieder zal toch instemmen met de Zondagen 2-6, dat u op het plaatsje bent gekomen zoals we lezen in HC zondag 5, dat u hebt ingeleefd dat God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede en dat Hij nooit van Zijn recht kan afstaan als daaraan niet volkomen voldaan is. Er moet dus méér zijn dan radeloosheid, dan erkenning van de schuld en een verlangen naar genade. Er moet een Middelaar zijn Die voor ons de schuld heeft betaald en onze straf heeft weggedragen. Maar ook zal het patroon van de verlossing erin gezien worden van het eeuwige wonder dat de Heere in het dodelijkst tijdsgewricht een diepe weg der zaligheid ontsloot in Christus. We hebben het nu niet over de diepte en de zwaarte, niet over de lange of korte tijd, niet over de maat van droefheid en blijdschap, maar wel dat u door genade geleerd hebt: Sion zal door recht verlost worden, en haar wederkerenden door gerechtigheid (Jes.1:27).

Ds. J. Roos: Dan hebt u geleerd dat de verzoening met God alleen op rechtsgronden is geschied door Christus’ Middelaarswerk. Dan zal ook het patroon van dankbaarheid bij u niet ontbreken. De zuivere orde des heils bij ds. F. Mallan We willen nog de uitleg van onze geliefde leermeester, ds. F. Mallan (1925-2010) citeren over het bovenstaande in zijn verklaring over HC zondag 5, dat een zondaar door Gods liefde wordt ingewonnen voor het Goddelijke recht: Die zo nooit voor Gods recht is ingewonnen, mist de ware verootmoediging waar het voor de ziel ter zaligheid op aankomt, en is dan ook nooit ontvankelijk voor de genade Gods in Christus geworden. Al wensen we geen menselijke maatstaven aan de leggen voor het werk der zaligheid, daar God eeuwig vrij in Zijn leiding is, zo wensen we toch deze toetssteen nimmer prijs te geven. De liefde Gods zal het in ons leven moeten winnen van die verdoemelijke eigenliefde. En gewis, zo gauw als de Heere de mens ontdekt aan zijn schuld en rampzalige staat, ligt de erkenning al in het hart van Gods rechtvaardigheid in het verdoemen van zulk een snode zondaar, die nimmer iets anders heeft gedaan dan Gods heilige geboden overtreden. We weten hoe ds. Mallan daarna Christus in al Zijn schitterende kleuren kon afschilderen zodat de snaren in de ziel werden aangeraakt en we de tijd om ons heen vergaten. Ook al bracht onze leermeester de verschillende gangen op de preekstoel en in zijn schrijven in ‘De Wachter Sions’, toch deed hij het niet als een bepaald systeem, maar om de Drie-enige God aan te prijzen voor hen die de hapers in hun ziel gevoelden. En degenen die voor eigen rekening leefden jaloers te maken en hen aan te sporen om de Heere te zoeken! De zuivere orde des heils bij John Flavel Dezelfde zuivere orde des heils vinden we ook terug in het leerzame werk: ‘Geschonken genade’ van John Flavel (1628-1691) (blz. 186, 187, 309). Deze geleerde puritein zet uiteen wie deelhebben aan Jezus Christus en wie niet. Als een rechtgeaard pastor waarschuwt hij hen die, hoewel nog onherboren, de verkeerde opvatting en overtuiging hebben dat zij al in Christus zijn. Flavel spreekt de hoop uit dat hun ogen geopend worden als hij twee dingen noemt waar volgens de schrijver volstrekt niet aan te twijfelen valt: Het eerste: Een mens komt gewoonlijk niet tot Christus zonder de toepassing van de Wet aan het geweten, in een weg van krachtdadige overtuiging. Het tweede: Een mens komt evenmin zonder het onderwijs door God, in de weg van geestelijke verlichting (blz. 309). Hij schrijft over de zuivere orde des heils die wij als zondaars moeten inleven zal het wel zijn, en die leraars en ambtsdragers behoren voor te stellen. In overeenstemming met Gods Woord schrijft Flavel: ‘De Heere maakt ons zalig in de weg die Hem de meeste lof en eer zal toebrengen. Dat is zeker zo met een weg als deze. Hij overtuigt, verootmoedigt en belast de ziel van de mens eerst, en brengt haar dan tot rust in Hem.’ We weten dat alle zondaars die Gods Woord lezen of horen het voorwerp zijn van de verkondiging van het Evangelie, maar alleen de vermoeide en belaste zielen zullen het Evangelie uit genade geloven. Flavel gaat hier nader op in, als hij de vraag stelt waarom Christus alleen de vermoeide en belaste zielen nodigt en anderen niet. Als antwoord geeft de leraar aan dat door zo te handelen, Christus Zich houdt aan de opdracht die Hij van Zijn Vader ontvangen heeft. Flavel bevestigt dit met Jesaja 61:1 en Matth.9:13. Vervolgens legt hij uit wat de orde is in het werk van de Geest als Hij mensen tot Christus brengt: De orde laat ons zien aan wie de nodiging en het aanbod van genade in Christus moeten worden gedaan. Niemand wordt immers overtuigd van gerechtigheid, dat wil zeggen van de volledige en volmaakte gerechtigheid die in Christus is om hem te rechtvaardigen, als hij niet eerst overtuigd is van zonde. Dan wil noch kan een mens noodzakelijkerwijs door het geloof tot Christus komen, zolang de overtuiging der zonde hem niet heeft doen ontwaken en hem niet in de nood heeft gebracht (Joh. 16:8 en 9). Dit is de ware orde in het werk van de Geest, en dezelve orde moeten wij aanhouden in het aanbod van het Evangelie en in de nodiging (blz. 186, 187).

Ds. J. Roos: De twee woorden ‘orde’ in het citaat door mij [JR] schuingedrukt). De Heere is vrijmachtig We weten vanzelf dat de Heere vrijmachtig is hoe en langs welke weg Hij een zondaar tot bekering leidt. De Geest van Christus zal de ene dieper leiden in zijn verlorenheid en verdoemelijkheid dan een ander, maar we hebben nooit vanuit Gods Woord gelezen en van het geoefende volk gehoord dat het Evangelie een mens overtuigt van zijn zonde en ellende! Het Evangelie eist niet maar het geeft, het schenkt en het deelt uit Christus’ volheid genade voor genade. Het Evangelie is de blijde boodschap en de beste tijding voor verloren zondaars. De leiding van Christus met een zondaar kan verschillend zijn, maar toch zegt Paulus dat zijn genadige bekering waardoor hij van een woedende leeuw en wilde slier een gewillig lam werd als een voorbeeld is voor allen die geloven! Een bijzondere opmerking. We lezen dit in de zendbrief van Paulus aan Timótheüs (1Tim.1:16). Hij schrijft daar hoe groot het geduld van Christus met hem is geweest dat Hij Zich over hem had ontfermd. Vervolgens lezen we: Opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld degenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. Hij stelt zijn bekering als voorbeeld. Hij geeft hiermee te kennen dat ieder die door genade zich leert kennen als de grootste van de zondaars, niet behoeft te twijfelen aan de genade van God of Hij hem barmhartig zal zijn! Paulus stelt zichzelf tot een voorbeeld, waarmee hij bedoelt dat allen die de orde des heils beleven, zich ook als hem zullen kennen als de voornaamste van de zondaars en aan wie de Heere Zijn barmhartigheid schenkt. We lezen in kanttekening 41: ‘of exempel, namelijk dat niemand, hoe grote zondaar hij ook is, behoeft te mistrouwen de genade Gods, zo hij maar tot Christus door het geloof zijn toevlucht neemt.’ Ook al heeft Gods Geest Paulus als ‘een voorbeeld’ genoemd in zijn Woord, zodat de grootste van de zondaars niet behoeft te wanhopen aan de Heere, het neemt niet weg dat we willen benadrukken dat Christus het grote Voorbeeld en de Verzoener is voor allen die door geloof tot Hem de toevlucht nemen (Hebr. 12:1-3; 1 Joh. 4:10). Paulus wist ook dat Christus alleen het Voorbeeld en de Verzoener was, maar Gods Geest heeft ons in Zijn brieven laten schrijven dat hij voor de spiegel van Gods wet was gesteld zodat hij een verdoemelijke zondaar voor God werd. Maar hij mocht ook weten dat hij alleen door Christus was gezaligd Die de wet volmaakt had gehoorzaamd en de vreselijke straf had gedragen en weggedragen om Zijn Kerk op rechtsgronden te zaligen. Wie kan zich toetsen aan het voorbeeld van Paulus ie de voornaamste zondaar was, alsook aan wie barmhartigheid is geschied? Dan zult u ook Christus als het grootste Voorbeeld en als de dierbare Verzoener kennen tot zaligheid. Broeders, houd toch vast wat Paulus in Gods Woord zegt: Door de wet is de kennis der zonde (Rom.3:20). Dit Woord is het einde van alle tegenspraak. Gods Geest zal nooit in strijd handelen met Zijn Woord in het toepassen van de weldaden in de heilsorde, want dan zou het inhouden dat de Heere veranderlijk is in Zijn beleid en in Zijn heilige wegen. Dat neemt niet weg dat wij altijd tactvol en voorzichtig onze naasten behoren te benaderen die iets uit hun geestelijke leven vertellen. Stoot hen niet af, maar bind hen aan Gods Woord en onderwijs hen daaruit. Elke bevoorrechte zondaar zal volmondig belijden en met zijn hart instemmen dat hij uit vrije genade gezaligd is langs een weg van sterven aan alles buiten Christus. De leiding van de Heere is verschillend Het heeft ons verbaasd als wij de levensgeschiedenissen van enkelen van Gods volk mochten beschrijven zoals u deze kunt lezen in de serie: ’Uit de Pastorie’, hoe verschillend de leiding van Gods Geest is.

Ds. J. Roos: Ook zien we dit duidelijk in de toeleidende weg waarlangs Gods Geest boetvaardige zondaars tot Christus bracht en geloofskennis gaf van de heilsfeiten en van de kracht van Zijn bloed en gerechtigheid. Deze bijzondere leiding zien we ook met hen in de weg van Gods voorzienigheid, waarin de Heilige Geest de ene dieper leidde dan de ander, die Hij voorging over bergen en dalen, door het vuur van beproeving en door het water van verdrukking zolang zij op aarde waren. Laten we nogmaals benadrukken dat de leiding die de Heere met Zijn volk houdt verschillend kan zijn. De Heere weet naar Zijn oneindige wijsheid langs welke weg Hij het nodig acht om hem of haar tot bekering te leiden. We stemmen daarom met ds. Th. van der Groe in, dat het grote roekeloosheid zou zijn zich te willen vermeten al de wegen van de Heere volkomen te kennen, of de Heere aan iets in het bijzonder te willen binden, beperken of bepalen. Daarom schrijft hij dat de Heere de een op een meer evangelische en een ander op een meer wettische wijze tot Zich trekt. Hij bedoelt met een evangelische bekering niet dat het Evangelie de kenbron is van ellende!, maar: Dat de Heere hen op een zachte wijze, en gelijk als door een gestadige drupping komt uithollen en van trap tot trap ontbloten, totdat zij zich aan Zijn macht en heerschappij ganselijk onderwerpen, leder uitverkorene heeft hier bijna een bijzondere weg op welke hij tot bekering gebracht wordt. Doch dit kunnen wij ervan zeggen dat de algemene weg waarop de meesten bekeerd worden is: door de samenvoeging van Wet en Evangelie. Men heeft wel eens het voorbeeld van eikenbladeren genoemd. Als men ze naast elkaar legt, zijn ze alle verschillend. Toch zijn zij zonder uitzondering bladeren van de eikenboom en hebben een vast patroon waaraan men weet dat het een eikenblad is. Zo geldt het ook van het genadewerk in alle wedergeboren zondaars op wie het stempel van Gods Geest ligt. Het is Vaders welbehagen dat in Christus, Zijn geliefde Zoon en de Middelaar van Zijn volk, al de volheid wonen zou. We weten dat er onder Gods volk lammetjes en schapen zijn, gekrookte rieten en eikenbomen van gerechtigheid (Jes. 40:11; 42:3; 61:3; Joh. 21:15-17). Een klein, ongeoefend lammetje is geen sterk schaap, en een zwak, gekrookt riet is geen krachtige eikenboom der gerechtigheid onder Gods volk. Toch is ieder die in Christus is een nieuw schepsel (2Kor.5:17). Allen ontvangen uit Zijn volheid genade voor genade (Joh. 1:16) Toch kunnen zij dikwijls heen en weer geslingerd worden als het ongeloof hen parten speelt, en zij de bange vraag stellen of God wel in hun leven is begonnen. Weer andere kunnen in het duister verkeren, omdat zij de geloofszekerheid missen dat hun zonden om Christus wil vergeven zijn. Satan maakt hen vanbinnen wijs dat alles inbeelding is wat zij in hun leven hebben ondervonden. Smeek om meer kennis van God in Christus Hoe kan een kind van God die zichzelf als een arme, ellendige, hulpbehoevende en missende zondaar kent, bewust weten dat God de Vader hem Christus en al Zijn weldaden schenkt? Tot uw onderwijs stellen we u eerst de vraag of u dan nog nooit iets van Christus hebt ontdekt gekregen? Durft u te ontkennen dat toen u een hellewicht voor God werd, u de weg der zaligheid ontdekt kreeg? Brak ook de lentetijd voor uw ziel niet aan toen Christus onderwijs gaf door u in te leiden in Zijn diepe vernedering, maar ook door u Zijn wonden in Zijn handen, voeten en zijde te tonen? Had u geen geloofszekerheid, toen u de kracht van Zijn bloed ervaarde, en u rust, vrede en blijdschap kreeg toen u de schaduw van Christus, de hemelse, verrukkelijke Appelboom zat? (Hoogl.2:3). Had u Christus toen niet ontzaglijk lief, ja liever dan alle aardse banden, vrienden en bezittingen? Had u er toen niet alles voor over om dicht bij Hem te blijven? U kunt toch niet vergeten dat er tijden zijn geweest dat u op stille plaatsen ‘gepreekt’ hebt, zo vol was uw hart van verwondering en liefde over uw Jezus? Hoe is het dan mogelijk dat u nu in twijfel en duisternis verkeert? Vele oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen. Maar als het levende geloof niet beoefend wordt, komen er ongelovige gedachten en twijfels vanuit uw hart naar boven. Tegenheden kunnen ook oorzaken zijn, omdat u daarop ziet en niet op de Heere Die alles regeert. Ook godsdienstige mensen, omdat zij met hun vermeende wijsheid menen u er op te moeten wijzen dat er nog veel meer moet gebeuren, en die allerlei kenmerken opnoemen waaraan u moet voldoen zodat u er radeloos van wordt. We kennen door ervaring zulke tijden dat we niet anders dachten dan dat ons levensscheepje in de branding op een zandbank zou stranden, ware het niet dat Christus, de hemelse loods Zelf aan boord kwam, de golven stilde, de winden bestrafte en ons aansprak met: ‘kleingelovige.’ Broeders, het werd ons toen een wonder dat Christus ons niet noemde met de naam Judas of Demas, maar tegelijk wel toonde hoe ontzaglijk weinig geloof we hadden. Deze aanspraak ’kleingelovige’ wekte tevens onze verlangens op of Gods Geest ons het levende geloof in Christus wilde vermeerderen en laten beoefenen. We hebben toen gezegd: ’Heere, liever een kleingelovige die dicht bij U mag zijn, dan als de reus Goliath te zijn met sterke kracht, vreselijke wapens en zonder U te sterven.’ Als dit bij u het geval is, beoefent u het levende geloof en belijdt vrijmoedig: ‘U bent mijn lieve Koning, mijn Borg en mijn Middelaar. Ik kleef U aan met heel mijn hart en ik wil U volgen waar U ook heengaat.’

Ds. J. Roos: De zuivere orde bij ds. B. Smytegelt De predikant ds. Bernardus Smytegelt is geliefd om zijn tere verwoording van de genadekenmerken zonder te vervallen in gemoedelijkheid. Hij begint bij het begin en dat is bij God, Die met Zijn heilige Wet de zondaar net zo lang overtuigt totdat hij zich onvoorwaardelijk overgeeft aan de Heere en Hem smeekt om genade. Luister hoe duidelijk deze predikant het nut van de Wet beschrijft: De wet is een spiegel, want daarin zien we onze liefdeloosheid. De wet is ook een beschuldiger, want ik heb de wet verbroken. Het is ook een bewijzer van Gods alwetendheid en mijn geweten. Het is ook een overtuiger, om het te bekennen, een rechter die het doodsvonnis uitspreekt, en een alarm, waardoor in alles wat ik doe de vloek mij tegenkomt. Smytegelt zegt verder dat zij met David klagen: ‘Straf mij niet in Uw toorn.’ Dat is met de verloren zoon radeloos zijn: ‘Ach Heere’, zeggen ze, ‘ik zou U rechtvaardigen moeten, als U mij in de hel wierp.’ Diegenen zeggen: ‘Zo het U belieft mij de scepter toe te reiken, dan zal ik leven.’ Eindelijk vallen ze in de armen van Gods Zoon en zeggen: ‘Hij moet de mijne zijn en ik de Zijne of anders is het wanhopig. Ik schreeuw om Uw gemeenschap Heere Jezus! Duidelijke taal, nietwaar? We hopen dat een ieder voorwerpelijk en onderwerpelijk hiermee instemt, zodat wij als ambtsdragers onze leden en doopleden goede en Bijbelse raad kunnen geven in het pastoraat! Indien het anders is, zullen onze gemeenten langzaam maar zeker afglijden van de zuivere orde des heils naar een on-Bijbelse orde, met al de verschillen en gevolgen van dien. ‘De orde des heils’ begint met de eerste schakels: Roeping, wedergeboorte en geloof. Thans willen we het onderscheid kort omschrijven tussen het toevluchtnemend geloof en het toe-eigenend of verzekerde geloof. Het onderscheid tussen het toevluchtnemend geloof en het verzekerde geloof We maken onderscheid tussen het toevluchtnemend geloof en het verzekerde geloof. De Kananese vrouw had bijvoorbeeld veel geloof toen zij tot Christus de toevlucht nam en om genezing voor haar kind smeekte. Christus was zeer verrast en riep in verwondering uit: ‘O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede gelijk gij wilt.’ Toch miste zij de geloofsverzekering (Matth. 15:21-29). Daarentegen schreef Paulus aan de verzekerde gelovigen in Efeze: In Welken ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid (Ef.1:13-14). Allereerst hóórden zij het Woord, daarna gelóófden zij het Woord. Vervolgens werden zij verzegeld of verzekerd door de Heilige Geest van de vergeving van zonde én van de hemelse erfenis. We zien duidelijk het verschil tussen de gelovige Kananese vrouw en de gelovige Efeziërs. De Efeziërs hadden meer geloofslicht dan de Kananese vrouw. Zo is het nu ook onder Gods volk. We willen u dit onderscheid nader uitleggen. We gebruiken hierbij Gods Woord als een toetssteen. We lezen in Jesaja 50:10 dat Christus de vraag stelt: Wie is er onder ulieden die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in duisternissen wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN en steune op Zijn God. Het gaat in deze tekst over Gods volk die de Evangelische kenmerken bezitten. Is het op u van toepassing dat u ‘God vreest’, en ‘naar de stem Zijns Knechts hoort’, ofwel naar de stem van Christus, de Knecht van Zijn Vader hoort? (Jes. 42:1; 53:11; Zach. 3:8). Toch zegt Christus van u dat u in de ‘duisternissen’ wandelt. Bijvoorbeeld de duisternis van gevoel, de duisternis van onbegrepen wegen van Gods voorzienigheid, de duisternis van kennis van de Drie-enige God en de duisternis van geloofsverzekering. Vervolgens zegt Christus: ‘U hebt geen licht’. Lees het volgende nu met aandacht. Hebt u dan in het geheel geen licht? Jazeker, maar in de Hebreeuwse taal betekent het woordje ‘licht’ méér dan gewoon licht, namelijk: ‘Helderheid, glans of schittering (Jes. 4:5; 62:1; Ezech. 10:4; Hab. 3:4). Dus dat u ‘geen licht hebt’, betekent dat u wel licht hebt ontvangen, maar het is niet helder, niet stralend, niet glansrijk. U hebt wel licht om iets van God te zien als heilig en rechtvaardig; wel licht om iets van uzelf te zien als zondig en schuldig; wel licht om iets van de zaligheid in Christus te zien. Maar u mist het héldere licht, het licht dat uw schuld is vergeven, dat God uw Vader is om Christus’ wil. Hoeveel jaren kunt u dat heldere licht al missen, zodat u de volgende woorden met Thomas tot Christus niet durft uit te spreken: Mijn Heere en mijn God (Joh. 20:28). Als de Heere u echter belooft om u op Zijn tijd te verlossen, dan kan het niet anders of u hebt geloofszekerheid op dát moment, zoals dit het geval was met de Kananese vrouw tot wie Christus zei dat zij een groot geloof had. Maar u komt er daarna achter dat u het geloofslicht mist om God als uw verzoend God in Christus te noemen. U wandelt in zekere zin nog in duisternissen. Wees met langer moedeloos maar geloof! Hoor, wat Christus er nog meer aan toevoegt om uw geloof te vermeerderen: En steune op zijn God. Christus spreekt tot duisterlingen en bekommerden, gekrookte rieten en [40] rokende vlaswieken onder u: ‘Hoewel u Mij niet als God kent, zeg Ik dat Ik uw God ben, want Ik ken u als de Mijnen en word van de Mijnen gekend (Joh 10:14). Hoewel u God de Vader niet als uw Vader kunt of durft te noemen moedig Ik u aan om op uw God en Vader te steunen en op Hem te hopen. Heb Ik u allen, wie u ook bent, niet de bede van het allervolmaaktste gebed: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Ik wil u bewust de verzekerde geloofsgenade schenken óf in uw leven of kort voor uw sterven. Maar er is niemand onder Mijn schapen die zonder troost sterft.’

Ds. J. Roos: Petrus Datheen bevestigt Christus’ woorden zo kernachtig in zijn psalmberijming, zoals in psalm 68:5: Gij verkwikt Uw volk goedertier. En maakt dat een iegelijk dier Daar woont zonder verderven Uwen kinderen deelt Gij Uw goed, In ’t kruis geeft Gij hun goeden moed. Zonder troost zij niet sterven. De taal van de Bijbel contra de taal van modelchristenen leder die bedeeld wordt met het ware geloof is met Christus verenigd en door geloofsoefeningen hebt u gemeenschap met Christus. Niet iedere gelovige heeft dezelfde geloofsmaat. Gods Woord spreekt van een zwak en een sterk geloof, van een klein en een groot geloof, van een toevluchtnemend en een verzekerd geloof. Ieder heeft wel te slaan naar vermeerdering van en toename in het geloof om uw roeping en verkiezing vast te maken. De Heere heeft op veel plaatsen in Zijn Woord verklaard dat zonder geloof niemand zalig kan worden (Hebr. 11:6), maar nergens lezen we dat zonder verzekering geen zaligheid is. We lezen wel: ‘Tenzij iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien’ (Joh. 3:3), maar nergens lezen we: ‘Tenzij iemand verzekerd is, hij kan geen vergeving van zonde hebben’. Verzekering is wel nodig lot vertróósting van een christen, maar niet tot zaligheid van een christen. Dit is de taal van Gods Woord! Waarom zijn er dan die het tegendeel beweren en deze taal tegenstaan? We noemen hen model- of systeemchristenen, die vanuit een wettisch beginsel leren dat men bepaalde kenmerken moet kennen in zijn leven om verzekerd te zijn, om uiteindelijk op een hoge tree van de ladder aan genadeweldaden te zijn geklommen. Onze geliefde leermeester, ds. F. Mallan, waarschuwde ons dikwijls tegen deze zogenaamde modelchristenen, en hij dankte de Heere dat Hij hem in zijn jonge jaren eruit verlost had. Zelfs onder Gods volk zijn er die verkeerd beïnvloed worden. Als zij door genade gelovig op Christus mogen zien en vertroost worden, laten zij er terstond op volgen dat zij hiermee God niet kunnen ontmoeten omdat zij de bewuste verzekering van hun schuldvergeving missen. Hun taal is contra de Bijbelse taal en komt voort uit een wettisch beginsel en niet uit een ootmoedig hart. U beoefent niet het levende geloof; u onteert God en brengt uzelf in het duister. Het levende geloof staat lijnrecht tegenover wettische werken vanuit uw werkheilig bestaan. Wettisch werk houdt de hemeldeur gesloten, het levende geloof daarentegen opent de deur van de zaligheid. Christus, Die Zichzelf de Deur noemt, is oorzaak dat Zijn volk door Hem ingaat en uitgaat en weide vindt (Joh. 10:9). Alleen door Hem ontvangt u geloofsverzekering als u uw zwarte zondaarshanden op Christus, het bloedrode Offerlam legt. We lezen in Lev. 1 vers 4: En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, opdat het voor hem aangenaam zij om hem te verzoenen. Waak voor uw werkheilig bestaan, want niet uw wettische dode werken, maar het levende geloof brengt u bij God in Christus, opdat u één met Hem wordt door geloof! Och Heere, dat allen die nog zonder Christus leven heilig jaloers worden en dat al Gods volk levende geloofsoefeningen ontvangen tot hun verzekering! Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken Met alles wat er gebeurt in de wereld en in het kerkelijke leven, blijft overeind dat Gods Woord standhoudt in eeuwigheid en geen duimbreed zal wijken. De Heere gaat door met Zijn vergaderend werk op aarde, hopelijk ook in alle gemeenten. Mocht er ook werkelijk bij de Heere vandaan een geestelijke opwekking plaatsvinden overeenkomstig de Bijbelse orde des heils. Mocht er ook een geestelijke doorbraak komen in de kennis van God in Christus en in de kennis van de Drie onderscheidene Goddelijke Personen tot zaligheid. De tijd ontbreekt om uitvoerig in te gaan op de schakels van de heilsketting in dit leven zoals de rechtvaardigmaking, de heiligmaking en de volharding en de genademiddelen, en de drie weldaden na dit leven: de opstanding des vleses; het laatste oordeel en het eeuwige leven. Toch willen we in het kort nog graag uw aandacht vragen voor de overige schakels van de gouden heilsketting. De gouden schakels gezien door het licht van Christus, de Zon der gerechtigheid Als Gods Geest met het licht van Christus, de Zon der gerechtigheid op ons schijnt, dan ontvangen we hier het beginsel van de eeuwige zaligheid. Hoe kunt u weten of u Christus liefhebt? Als u het lezen van, het horen over en het denken aan Christus nooit moe wordt, en als u een onverzadigde begeerte hebt om in Zijn nabijheid te zijn. Hoe dichter u bij Christus, de Roos van Saron bent, hoe meer u geparfumeerd wordt door de reuk van Zijn liefde, en hoe meer u de onuitsprekelijke heerlijkheid van Christus ontdekt krijgt.

Ds. J. Roos: Dat neemt niet weg dat stormen van tegenheden en winden van satans verzoekingen over u zullen gaan zolang u op aarde bent. Christus acht dit nodig opdat u in het geloof groeit en toeneemt. Alleen het levende geloof ontdekt de oneindige waarde van Gods verkiezende liefde en welbehagen en de kennis van een verzoend God in Christus. Alleen door het levende geloof krijgt u toegang tot God de Vader door Christus! Elke gelovige is afhankelijk van de geschonken geloofsmaat, maar dat betekent ook dat in elke geloofsoefening zekerheid ligt. Wat een geloofszekerheid hebt u dan als u bij hemels licht verzegeld wordt dat u de Vader als een verzoend God in Christus u vrijspreekt van schuld en straf en een recht geeft op het eeuwige leven. Alsook dat Gods Geest u geloofszekerheid geeft dat u Vaders kind bent Die voor u zorgdraagt zolang u op aarde bent, om u straks bij uw sterven door de geopende hemelpoort binnen te leiden. Dan schijnt het licht van Gods Geest op de laatste twee schakels van de keten des heils zoals we lezen in Rom.8:30: En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. De laatste twee gouden schakels zijn: ‘gerechtvaardigd’ en ‘verheerlijkt’. De gouden schakels van rechtvaardigmaking en heiligmaking Broeders, alle geestelijke weldaden of gouden schakels van de ketting van het heil, ofwel ‘de orde des heils’ heeft Christus met Zijn dierbaar bloed verdiend. Hoe kunt u bewust weten dat Christus uw dierbare Borg en Middelaar is, Die voor u heeft geleden, voor uw zonden heeft betaald, voor u Zijn bloed heeft gestort, voor u de dood is ingegaan, en voor u is opgestaan als de grote Overwinnaar, Die de dood verslonden heeft tot overwinning en satans kop heeft vermorzeld? Hoe kunt u weten dat God met u verzoend is door Christus’ bloed en gerechtigheid? Hoe? Alleen door het geschonken levende geloof! Als dit wordt beoefend, dan ervaart u dat als de dóód van Jezus uw leven is, wat moet dan het leven van Jezus voor u zijn. Als de vernedering van Jezus uw eer is, wat moet dan de verhoging van Jezus voor u zijn. Als het kruis van Jezus uw roem is, wat moet dan de troon van Jezus voor u zijn. Broeders, alleen het levende geloof verklaart u dat Jezus verzoening heeft aangebracht op Golgotha en dat al uw zonden door Hem zijn weggedragen en uitgewist. Het werk van Jezus, uw dierbare Zaligmaker, is zo volkomen dat de heilige God met Zijn Wet u niet vervloekt maar vrijspreekt, zodat u vrijmoedig met Paulus instemt: Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt. Wie is het die verdoemt? (…) (Rom. 8:33-34a). Zie, God Zelf geve u de bevestiging in uw ziel en u zult verzekerd worden van de vergeving van uw zonde en het recht op het eeuwige leven en de voortgaande en blijvende heiligmaking totdat u door de hemelpoort wordt ingeleid en aan Christus’ lichaam gelijkvormig bent gemaakt. Wat een gouden schakels zijn dan toch de rechtvaardigmaking en heiligmaking! Paulus schrijft in 1 Kor.1:30: ‘Want Christus is ons geworden wijsheid van God, rechtvaardigmaking en heiligmaking.’

Ds. J. Roos: John Flavel noemt deze twee gouden schakels van de orde des heils ‘als de kostbaarste en blinkendste gewaden in de garderobe van vrije genade’. De laatste gouden schakel van ‘de orde des heils’ is de hemelse heerlijkheid Broeders, als we over de eeuwige weldaden of de gouden schakels van de ketting van het heil schrijven, weet dan dat deze alle door het bloed van Christus zijn verdiend. Wat zal de eeuwige heerlijkheid zijn, waar God alles in allen is! Ontroerend! Hoe verrukkend zal dat gezicht zijn! Als het geloof al veel zag van de lieflijkheid en de schoonheid van Christus en in Hem van God de Vader, hoeveel te meer zal dat zo zijn in de eeuwige, hemelse heerlijkheid. Het hemels gezicht op Christus en in Hem op God de Vader en de Heilige Geest zal volkomen verzadigen en vergenoegd doen worden. Nog één keer willen we de tekst noemen van Rom. 8vs30 : En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. Wat een dierbare gouden ketting en wat een zuivere orde des heils. Het verzekert ons dat waar God is begonnen, Hij het voortzet en het tot Zijn eer zal voleindigen tot uw eeuwige zaligheid. We wensten wel dat uw gedachten aan dit hemelse vaderland u zo in beslag nemen, dat u van harte belijdt een gast en vreemdeling op aarde te zijn! (Hebr.11:13-14). Calvijn zegt zo treffend: ‘Hij is grondig gevorderd in het Evangelie, die gewend is aan de voortdurende overdenking van de gelukzalige opstanding, losgemaakt van de aardse dingen en verbonden aan het hemelse leven.’ De hemel verspreidt vanaf grote afstand een zoete geur naar allen die het geestelijke reukzintuig hebben ontvangen. Het gevolg is dat u de beloften van Christus met beide armen gelovig omhelst en op Hem steunt, zodat u Hem hartelijk liefhebt en tevens begeert dat Hij Zich nog méér aan u openbaart. Wat zal de eeuwige heerlijkheid anders zijn dan de volkomen gemeenschap met de Drie-enige God. Hij, uw Vader Die u van eeuwigheid gekend en verkoren heeft, uw Heere Jezus Die u met Zijn bloed gekocht heeft, en uw Heilige Geest Die u getrokken, geleid en getroost heeft en u straks door de doods-Jordaan leidt en u brengt in de eeuwige heerlijkheid. We willen onze lezing afronden, maar dan wel om die dierbare God in Christus de eer te geven: Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Vandaar dat de heerlijkheid genoemd wordt: Een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u (1 Petr.1:3-4). We willen onze incomplete lezing over ‘de orde des heils’ beëindigen en God eren met de uitroep: Soli Deo gloria; God alleen de eer voor de geschonken zaligheid vanuit Gods eeuwige welbehagen in Christus naar ‘de orde des heils’.

Ds. J. Roos | GGiN Barneveld