Nimrod – Semiramis – Tammuz (1)
Het behoeft geen uitgebreid betoog dat de kerstboom het meest verweven is met kerst en dat dit met de geboorte van de Heere Jezus te maken zou hebben. In werkelijkheid was de kerstboom er al ver voordat de Heere Jezus geboren werd. Het heeft geen enkele Joods-christelijke wortel en hoort niet thuis in het rijtje Bijbelse symbolen. Eeuwen lang heeft de kerk het volk voorgespiegeld dat Jezus op 25 december geboren is. Bijbels gezien is dat echter totaal niet aantoonbaar. Jezus, zal in geen geval in de koude wintermaand december in Bethlehem geboren zijn terwijl de herders buiten in het veld lagen met hun schapen. In Israël lieten de herders hun schapen nooit buiten in het open veld na oktober en voor februari – het weer was dan regenachtig en erg koud. Velen geloven dat Jezus rond het Loofhuttenfeest geboren moet zijn. In die tijd lagen de herders nog wel in het veld. Het gebruik van een kerstboom, compleet met pakjes, was al meer dan duizend jaar voor Christus in gebruik bij de heidense godsdiensten. Al ver voor de geboorte van Jezus hakte men in het bos rond 25 december een dennenboom, sloeg er een kruis onder zodat hij bleef staan en versierde de boom. Dit ritueel stamt van oorsprong uit Babylon. Een Babylonische overlevering vertelt dat Nimrod was getrouwd met Semiramis en dat zij samen met haar man de grote Pagan-religie heeft gesticht.
Zij zou op bovennatuurlijke wijze zwanger zijn geraakt van Nimrod die na zijn dood was overgegaan naar het rijk der goden en toen vereerd werd als hoofdgod Marduk en uitgeroepen tot de rijksgod van de Babyloniërs. Semiramis zou op 25 maart (Ishtar = Eastern) zwanger zijn geraakt en precies negen maanden later op 25 december haar zoon Tammuz ter wereld hebben gebracht. Deze zoon werd in het Soemerisch Ninus genoemd. Zij vertelde dat het kind een reïncarnatie was van Nimrod, eveneens geboren op 25 december. Het was volgens de mysteriën van Babel een prachtige ‘zoon’, schoon van gestalte. Toen zij hem aan het volk toonde, werd hij begroet als de beloofde verlosser.
Na de geboorte gaf Semiramis de bevolking van Babylon de opdracht een boom uit het bos te halen en die te versieren met kleine balletjes die de zon moesten voorstellen. Opvallend bij dit verhaal is dat de hoofdlijnen bijzonder veel overeenkomst vertonen met de geboorte van de Heere Jezus. De vrouw is een maagd die op bovennatuurlijke wijze een zoon ontving. De zoon stierf op gewelddadige wijze. Echter, als ‘god’ kwam hij tot nieuw leven. Semiramis werd in het latere Assyrische rijk vooral bekend onder de naam Astarte. De naam Astarte betekent: ‘Asht-tart’ dat betekent ‘de vrouw die torens maakte’. Bij de altaren van Astarte werden bij voorkeur dennenbomen geplant. Tijdens offerfeesten werden deze bomen versierd. Ook werden in het oude Babylon afbeeldingen van zon, maan en sterren gebruikt. Dit alles ter ere van de zonnegod. De Pagan-gelovige gebruikte ook slingers van bloemen als offer voor de boomgeest.
De Bijbel maakt duidelijk dat het kappen, versieren en in je huis plaatsen van een boom een afgodisch gebruik is. De profeet Jeremia zegt daar het volgende over Jeremia 10 vers 1-5: Hoort het woord, dat de Heere tot u spreekt, huis van Israël! Zo zegt de Heere: Gewen u niet aan de weg der volken en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volken daarvoor schrikken. Want de handelswijze der volken, die is nietigheid: want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, arbeid van werkmanshanden met de bijl, met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt.
Jeremia spreekt hier over het gebruik van bomen uit het bos hakken en opsieren. Zij doen dit vanwege de ‘tekenen aan de hemel’, de terugkeer van de zon. Dat is dan ook de basis van het kerstfeest zoals dat tegenwoordig wordt gevierd: verlichte en opgesierde bomen en alles wat daar zoal bij hoort. Toen de jaren verstreken werd 25 december een dag waarop over de hele aarde de zon werd aanbeden. Het was een tijd van orgieën, babyoffers, dronkenschap en vrolijkheid.
De cultus rond Semiramis verspreidde zich vanuit Babylon over de hele wereld. Door de spraakverwarring zijn bij veel volken Nimrod en Semiramis en hun kind Tammuz bekend onder verschillende benamingen. De beeltenis van de koningin des hemels met de baby in haar armen zag men overal. Het werd de mysteriegodsdienst van Phoenicië, en door de Phoeniciërs werd het naar de einden der aarde gebracht. In Egypte was het Isis met zoon Horus; Thea en Zeus (Kreta); Cybele en Deoius (Klein-Azië); Divaki en Krishna en Isi en haar zoon Iswara (India); (dat is vandaag nog zo) , Venus en Cupido in Italië. In het oude Rome stonden zij bekend als Fortuna en Jupiter, Aphrodite en Eros in Griekenland alsook Irene de godin van de vrede met de kleine Plutus in haar armen. In China tenslotte kende men haar als Shing Moo, de heilige moeder, afgebeeld met een kind in haar armen en een stralenkrans rond haar hoofd.
Binnen 1000 jaar was de Babylonische afgodendienst een wereldgodsdienst geworden. Oude geschriften, beelden, tekeningen en afgodsbeelden laten één en dezelfde vrouw zien, Semiramis. De Rooms-katholieke missionarissen waren verbaasd te ontdekken dat zelfs in Zuid-Amerika, Tibet, China en Japan een tegenhanger van de Madonna (Maria) en haar kind, toegewijd werd aanbeden alsof ze in Rome zelf waren. Zij dachten dat andere zendelingen hen voor waren geweest. Semiramis stond in het vaandel van alle Assyrische vorsten, en werd tevens het favoriete object van aanbidding en geleidelijk aan tot “moeder der goden” en “Koningin des Hemels.” In deze rollen stond zij onder meer bekend als Artemis, Astharoth, Astarte (Ishtar), de hemelse Afrodite of Venus, en de Egyptische Isis. Zo werd zij de heilige moeder, de grote hemelse beschermvrouw, de bron van voorspoed voor allen die onder Nimrods banier leefden.
Zij staat bekend als de stichtster van de Babylonische mysteriën en als eerste hogepriesteres van het afgodendom. Het is verbazingwekkend wat de oude godsdienst van Babel aan cultus vertoonde. Verschillende gebruiken zijn vandaag terug te vinden waaronder het kerstfeest. Toen de stad en de tempels in Babel werden verwoest, vluchtte de hogepriester met een groep ingewijden met beelden en al naar Pergamum, waar het symbool van de slang werd opgericht als het beeld van de verborgen wijsheid. Daarvandaan staken ze later de zee over en emigreerden naar Italië waar zij zich vestigden op de Etruskische vlakte. Daar werd de oude cultus gepropageerd onder de naam van de Etruskische Mysteriën en tenslotte werd Rome het hoofdkwartier van de Babylonische afgodendienst. De dag waarop dus de christenen de geboorte van de Heere Jezus Christus herdenken, vierden ook de Germanen, Vikingen, Kelten Romeinen en Grieken rond de 25e december het feest van de terugkeer van het licht, het zogenaamde midwinter- of joelfeest en verjoegen ze enkele dagen later de boze geesten met veel geknal en feesten.
Doordat keizer Constantijn de geboortedag van Christus op de 25e december vastlegde, versmolt rond het jaar 381 het heidense feest van het licht van de bovengenoemde volken zich met het christelijke kerstfeest.
Na 25 december wordt in praktisch alle culturen ook het nieuwe jaar op een feestelijke manier ingeluid met vuurwerk om onder meer de demonen af te schrikken. In Rome werd in 153 voor Christus het begin van het jaar op 1 januari gezet, maar aanvankelijk werd deze dag niet gevierd en had alleen een administratieve functie. Het Midwinterfeest vond plaats tijdens de laatste 12 of 13 dagen van het oude jaar. Het kerkelijk Nieuwjaar werd vastgesteld nadat het christendom zijn intrede had gedaan. In de vijftiende en zestiende eeuw gingen de meeste staten in Europa er toe over het Nieuwjaar op de eerste januari te vieren. Voor zover 1 januari als Nieuwjaar gevierd werd, ontstonden op deze datum gebruiken die vergelijkbaar zijn met die van andere dagen in de heidense midwintertijd. Het feest begon, zoals alle Germaanse en Keltische feesten, op de vooravond, die in het Engels nog steeds New Years Eve heet. Naar de heilige aan wie deze dag gewijd is werd vroeger ook wel van Silvesteravond gesproken, een naam die in Duitsland nog steeds gebruikt wordt. Sylvester was een paus uit de vierde eeuw; zijn feest valt op 31 december.
Zo heeft ook het westerse kalenderjaar dat op 31 december eindigt, niets te maken met het Bijbelse kalenderjaar of met Rosh-Hashana, het Joodse Nieuwjaar. Veel landen noemen deze dag Sylvester. Die naam is echter taboe bij de rabbijnen. Vanwege deze naam is de viering van oudejaarsavond op veel plaatsen zelfs verboden door religieuze Joden. Dat heeft te maken met de agressieve anti-Joodse houding van de heilig verklaarde Silvester, die van 314 tot 335 paus was. De benaming Silvester gaat trouwens al terug tot het jaar 46 voor Christus toen de Romeinse heerser Julius Caesar voor het eerst 1 januari invoerde als de eerste dag van het nieuwe jaar en het noemde naar zijn god Ianu’ar-ius, de god van het begin. De Romeinen vierden deze met drank orgiën en allerlei rituelen. Toen het christendom zich in de tijd na Christus verspreidde, werd de dag het begin van de christelijke kalender. Op fresco’s en standbeelden staat Silvester altijd afgebeeld met zijn tiara (pauselijke kroon) en een stier. Omdat hij op 31 december 335 is overleden, werd die dag ‘Silvester’ genoemd. Door 31 december tot de naamdag van de heilige Silvester te maken, hoopte men de associatie met het Jodendom uit te wissen. Dat uitgerekend deze Silvester een van de grootste Jodenhaters was werd op de koop toe genomen. Als men het ware geloof in God en zijn Zoon loslaat, komt er ruimte voor de ergste vormen van heidendom. Dat kun je zien aan Silvester en de typisch heidense Nieuwjaarstradities die daarmee in ere werden hersteld. In de Silvesternacht wordt in sommige landen lood gegoten, om met hulp van het gestolde lood de toekomst te voorspellen. Het vuurwerk dat tijdens oudejaarsavond wordt afgestoken, herinnert nog altijd aan het heidense gebruik om met veel lawaai boze geesten te verjagen. [Bron: Franklin ter Horst]
Luister hier verder:
===============