Antwoord DJK op brief Centrale Kerkenraad HHG Katwijk aan / zee

Posted by admin | | donderdag 20 november 2014 10:17 am

Brief CK in pdf        &       Antwoord DJK in pdf

 

Ds. KV noemt hekel punt omtrent kerkelijke ambten, maar waar is de praktijk?

 

Geachte leden van de Centrale Kerkenraad van de HHG Katwijk aan zee,

 

Toen de grote hervormer Maarten Luther het opnam tegen Rome moest hij al snel op audientie bij de kardinaal van de paus komen om zijn leerstellingen te verdedigen. Met zijn neus in het stof lag hij te wachten totdat de kardinaal binnen trad. Vervolgens moest hij zijn leerstellingen te Wittenberg komen verdedigen, met alle gevaren vandien. Als een moedige jonge leeuw stond hij daar tegenover Karel V en de afgevaardigden van het Roomse pausdom. Toen de keizer hem vroeg of hij de inhoud van zijn boeken wilde herroepen, gaf Luther te kennen dat hij dit niet kon. Hij kon niet ingaan tegen het licht waarmee God hem beschenen had. “Hier sta ik, ik kan niet anders. Zo waarlijk helpe mij God almachtig!”, riep hij uit. Ik stel me zo voor hoedanig en hoe menigmaal de Roomse Kerk Luther heeft benaderd om toch eerst zijn 95 stellingen te herroepen, om vervolgens met hem in gesprek te gaan. Luther had eigenlijk eerst met hen moeten komen praten alvorens hij zijn 95 stellingen op de deuren van de slotkapel te Wittenberg hamerde. Wat denkt u dat ze met zijn stellingen gedaan hadden als hij ze aan de kardinaal had overhandigd? Ze hadden er de kachel mee aangestoken en hem vervolgens aan een lijntje gehouden. De kerk wilde geen heilige onrust, maar zocht telkens een valse rust te bewaren! Daarbij bepaalde de onkunde van het volk de geestelijk macht van de kerk. Door de onkunde kon de Roomse kerk heersen over de gewetens der zielen. Wat had het voor zin om de Bijbel te vertalen? De kerk zou daarmee z’n vrijheid verliezen om de Bijbel naar hun eigen inzichten te verklaren. Henen uit met al die tegensprekers en oproerkraaiers! Hetgeen zij het meest van Luther hebben gehaat was niet zijn getuigenis of zijn uitgesproken preken, maar zijn (nagelaten) geschriften die hij wat de RKK betreft gerust in brand had mogen steken. Met name zijn apologetische geschriften deden de leerstukken en traditie der RKK op zijn grondvesten wankelen en beven. Dit was toen zo, en nu wezenlijk niet anders. Je mag gerust je mening hebben, maar zolang deze maar onder stoelen of banken gestoken blijft. Zo kent elke tijd van hervorming zijn ergernis en vervolgingen, omdat de duisternis het licht nooit kan verdragen, (vergelijk Joh. 3:19-20). En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden. En dit hoorden enigen uit de Farizeen, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind? Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart, zo zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde. (Joh. 9:39-41)

 

Want, wanneer je (net als Luther) lang in de vervloekte Roomse dwalingen hebt verkeerd, en God je uit de dwalingen heeft verlost door je enig licht in Zijn Woord te schenken omtrent de leer en de huidige toestand binnen de kerken in Nederland, en je vanuit dit geschonken licht en genade anderen vervolgens ernstig wenst te waarschuwen tegen de nog steeds heersende dwalingen, tradities en misstanden, is het gewenst dat je niet teveel tegen de stroom en traditie der kerk ingaat. Men wil best naar je luisteren, maar veegt je boodschap wezenlijk onder hun zolen, men luistert met dichtgepleisterde oren en toegesloten ogen. Men geeft je in sommige dingen best gelijk, maar ’the show must go on’ en alles moet wel bij het oude blijven. Dit geeft aan hoeveel ze van die dringende boodschap begrepen hebben. “Wij zullen u nog eens horen….”, is de lauwe instelling en houding van menig ambtsdrager binnen de kerken. Sommige mensen en zelfs ouderlingen beweren stellig dat het de toon is die de muziek maakt. Wanneer ik deze mensen vervolgens met hun eigen werkwijze confronteer, door hen te vragen: ‘u zit al zolang in de kerkenraad…., wat heeft u dan bereikt met al uw bestbedoelde goede lieve woordjes en zoetgebakken broodjes?’ Ja, wezenlijk ook niet zoveel, zegt men dan eerlijk. Wist u dat velen godsdienstige gemoedelijkheid voor ware liefde houden? Den Heere zegt bij monde van de profeet Jeremia: Is Mijn Woord niet gelijk een vuur, en gelijk een hamer die een steenrots te morzel slaat? Dat weten alleen zij die zichzelf met een stenen hart hebben leren kennen, toen in het uur der minne hun verbrijzelde stenen hart werd weggenomen en zij daar een vlezen hart voor terug kregen en God Zijn Heilige Wet in hun harten schreef.

 

Er wordt mij verweten dat ik iets te vinnig heb gereageerd op de georganiseerde zaalvoetbaltoernooien,  volleybaltoernooien, en zelfs damavonden! ten behoeve van geldinzameling voor de verbouwing van de duur aangekochte Triumfatorkerk. Er werd mij aangezegd dat er wel enige kern van waarheid in mijn kritiek zat, maar de toon had evenwel anders gekund. Waar het schaamrood de CK op de kaken had moeten staan, ging het hen dus meer om de toonzetting van mijn kritiek dan om die goddeloze sporttoernooien voor de kerkbouw. Dat is toch wat! Vervolgens maakt men bezwaar dat ik de spot drijf wanneer men de vrijmoedigheid heeft om in ruim 1 jaar tijd ‘door het geloof’ een vijftal dominees te durven beroepen. De kerkenraad van toen, Wijk de Noord, gooide vijfmaal zijn hengeltje uit in het visvijvertje van beroepbare dominees, op dergelijke wijze ging men het rijtje van beroepbare dominees af, om vervolgens door alle vijf dominees te worden afgewezen. Weer geen schaamrood op de kaken! Hoe was dit toch mogelijk? Het was toch echt allemaal uit het geloof gedaan. Om uiteindelijk weer terug te komen bij dominee nummer 1 (in dit geval dominee Den Ouden), om hem een voostel te doen wat hij uiteindelijk niet meer kon weigeren. Inderdaad bleek dat Den Ouden dit voorstel niet kon afwijzen, dit was immers te mooi om te laten gaan, en klaar was kees. De beoogde vis was aan de haak geslagen, en de ouderlingen konden weer volop kerkje spelen. Maar naar de Mond Gods was wezenlijk niet gevraagd. Hoe geheel anders ging dit bij de apostel Petrus die van Gods’ wege ontboden werd bij het huis van Cornelius. En zie dan eens wat daar gebeurde! “Als Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het Woord hoorden. En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren, zovelen als met Petrus gekomen waren, ontzetten zich, dat de gave des Heiligen Geestes ook op de heidenen uitgestort werd. Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God groot maken. Toen antwoordde Petrus: Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, welke den Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij? En hij beval, dat zij zouden gedoopt worden in den Naam des Heeren. Toen baden zij hem, dat hij enige dagen bij hen wilde blijven.” (Hand. 10) Hier lezen we toch heel duidelijk dat iemand pas gedoopt mag/moet worden, overeenkomstig Gods’ bevel in Markus 16:16 dat wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn zalig worden zal, wanneer hij door de prediking van Wet en Evangelie, Oordeel en Vrijspraak, de Heilige Geest ontvangen heeft, Rom. 8:15-16, Gal. 4:4-6. Met veel gejuich werd ds. Den Ouden binnengehaald, Hosanna, Hosanna…. totdat sommigen zijn prediking van deugden en plichten al spoedig moe en zat begonnen te worden. Wie zal deze lasten toch kunnen dragen? We hebben hier te doen met een predikant met een voorliefde voor de puriteinen. Een Arminiaan die een remonstrantse helpende-genade-leer preekt, versta vanuit Gal. 2:21. Eigenlijk meer een papagaai dan een predikant die de puriteinen tracht na te bootsen in hun aanbod van genade, echter zonder de doding der wet te preken gelijk zij wel deden. Als de eerste man nog leeft, kan de Tweede Man geen kracht doen! Hier heeft dominee Den Ouden wel van gehoord, maar weet wezenlijk niet wat het betekent. Dit blijkt overduidelijk uit zijn prediking. Gods Woord zegt het zo eenvoudig: Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. (Gal. 3:23-25) Maar het is niet iedereen gegeven deze dingen te verstaan! (Lees Mark. 4:11-12) De Schriftgeleerden en Wetgeleerden deden hun uiterste best deze dingen te verstaan, en toch bleven zij ziende blind en horende doof. Ik las het onlangs zo treffend bij een oudvader: Sommige schilders worden verwaardigd een prachtig vuur te schilderen, echter zonder de warmte van dit vuur op het doek te kunnen krijgen. Zo ook met veel predikers in ons land. Men bepreekt voorwerpelijk de schoonste Bijbelteksten, zonder onderwerpelijk in het merg van de tekst te kunnen komen. Het is ook een onnoemelijk zwaar werk als het je roeping niet is. Wat zullen zij spreken indien ze niet gezonden zijn?

 

Vervolgens maakt men bezwaar als ik ernstig waarschuw tegen het onbetamelijk gebruik van de Tafel des Heeren, terwijl den Heere toch heeft bevolen dat geen onbesnedene van het vlees des Meerderen Paaslams eten mocht, Exodus 12:48. Ik heb het van zeer nabij gehoord hoe de vrouw van een goede vrind van me haast werd verlokt of misleidt (hoe je het ook zeggen wil) om toch de toevlucht te nemen tot de Tafel des Heeren wanneer er maar de kleinste begeerte in het hart is tot Christus. Maar niet alleen hier in Katwijk, een vriend van me vertelde mij dat Den Ouden dit in zijn vorige gemeente Wouterswoude ook heeft gedaan. Ik zou de namen zo kunnen noemen van de personen van wie ik dit hoorde. Er behoeft volgens Den Ouden niet perse een weg van geestelijke ontdekking, ontbloting, ontgronding en doding aan vooraf te gaan, voordat we door een waar geloof kunnen worden ingelijfd in de Ware Wijnstok om vruchten uit Hem te dragen. Dat is immers bij iedereen verschillend. De dienst van voorbereiding HA waarover ik schreef was ik niet bij, maar hoorde van godvrezende vrienden (die best onderscheidend kunnen opluisteren), en later ook van anderen die zich mateloos aan deze misleiding hebben gestoord, wat het kerkvolk die zondag te horen kreeg. Hier kreeg ik de zielsmisleidende uitleg van leer van ds. Den Ouden wederom bevestigd. Als men de moeite wil nemen mij een CD (uiteraard tegen betaling) wil toesturen, dan zal ik er via mijn website publiek op reageren. Mogelijk zullen ze dit wel zullen laten, het is anders te vrezen dat zijn wijze van prediking nog verder openbaar komt. Het brood der wenende vrije kinderen wordt op dergelijke wijze aan de dienstbare honden gevoerd. Maar ja, wat wil je als bijna een gehele gemeente uitwendig is gedoopt door besprenkeling met water en belijdenis van zijn veronderstelde geloof heeft gedaan. Waar lezen we dit in Gods Woord? We zetten de kraan wagenwijd open, en beginnen vervolgens te dweilen. Indien gij van ganser harte geloofd, zo is het geoorloofd…!!

 

Derhalve meende ik eveneens iets te moeten opmerken toen de belijdeniscatechisanten van ds. Vlietstra hun geloof publiek voor God en de gemeente wilden belijden. Het was geen belijdenis doen van de Waarheid, nee, het was een dienst waarin zij echt geloofsbelijdenis deden. Volgens sommigen bevestigden ze hiermee hun doop voor God en de gemeente. Hoe hard moet iemand roepen als er een vulkaan op uitbarsten staat? Als men dan door dit luidkeels geroep hun leven kon redden, door ver weg te vluchten van deze vulkaanuitbarsting, zouden zij dan achteraf klagen over de luide stem en/of bazuingeklank (dat wellicht niet zo zachtzinnig klonk) die uiteindelijk hun redding is geweest? Waarover zullen deze genoemde belijdeniscatechisanten zichzelf dan gekwetst of aangevallen voelen, wanneer ik hen in liefde ernstig wilde waarschuwen? Tegen het bedrog waardoor ze uiteindelijk misleid zijn geworden, of voelden zij zich gekwetst vanwege het bazuingeklank wat hen tegen dit heersend bedrog wilde waarschuwen? Als deze kinderen echt bekeerde ouders of grootouders zouden hebben, hadden zij hen wel ernstig gewaarschuwd dat je met een onbesneden hart geen geloofbelijdenis kan en mag doen. Tijdens het gesprek wat hierop volgde met ds. den Ouden, ds. Vlietstra, ouderling K. de Jong en ouderling G. Van Delft, vroeg ik aan dominee Vlietstra waar hij de vrijmoedigheid vandaan haalde om de geloofsbelijdenissen van deze jonge mensen in het kerkblad te bekronen of te larderen met Bijbelteksten die de vergeving der zonden betroffen. Waarom dan niet de tekst uit Gal. 3 vers 10: Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen, of: De ziel die zondigt zal de dood sterven? Hier had hij geen Bijbels antwoord op, het was al jaren zo de gewoonte in onze gemeente. Natuurlijk, wanneer iemand belijdenis van zijn waar geschonken geloof in Jezus Christus doet, dan zijn z’n zonden hem van Gods’ wege vergeven. Maar was dit ook waarheid niet alleen voor deze jonge mensen, maar ook zij die hen voorgingen? Vervolgens vroeg ouderling Van Delft mij waar ik de vrijmoedigheid vandaan durfde halen om het geloof van deze catechisanten te veronderstellen, ofwel in twijfel te trekken. Ik zei hem dat ik geen Rechter ben, God alleen is Hartenkenner en Nierenproever, en antwoordde hem verder met een wedervraag, door hem te vragen of ouderling Van Delft dan van mening was dat alle belijdende leden van onze gemeente rondom hun 20e levensjaar belijdenis van een waar zaligmakend geloof gedaan hebben? Wat een zalige gemeente zouden we dan niet hebben? Dit kon en durfde Van Delft niet bevestigen. Ik zei hem dat de kerkenraad hier wel verantwoordelijk voor was. Moest er dan geen gedegen geloofsonderzoek aan vooraf gaan. Daar is de dominee voor, die dit tijdens de catechisaties tracht te onderzoeken, pareerde Van Delft. Ik vroeg hem of al deze jonge mensen dan door hun geschonken geloof wel wisten hoe zij aan het einde van de wet waren gebracht, hoe zij hun geestelijk bestaan verloren voor God, hoe zij als in een punt des tijds zonder hope verloren gingen voor God, en hoe Christus tussentrad, middels Zijn verworven Geest zeggende: Zie hier ben Ik, zie hier ben Ik! Ik voor u daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Hoe God Zijn liefde instortte en hoe die zondaar verslonden lag in de armen van de Heere Jezus en bijna stierf onder deze hemelse liefde, en hoe deze liefde een vrederijk in zijn ziel achterliet en hij geheel bedorven was voor de wereld en al haar begeerlijkheden. Vrede met God en zijn naasten! Soli Deo Gloria. Het gaat niet om de zakelijk of veelheid van woorden, trap en mate des geloofs kan verschillen, waarmee dit getuigenis des geloofs in alle eenvoudigheid en verwondering verteld wordt, maar hier zal toch wel iets van gekend moeten zijn willen we van Gods wege verwaardigd zijn om belijdenis van ons geschonken geloof voor God en de gemeente af te leggen. Betuigt de apostel hier dan niet van in 1 Petrus 3 vers 15: Maar heiligt God, den Heere, in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop, die in u is, met zachtmoedigheid en vreze.

 

Ten laatste nog iets over de genoemde tekst uit Mattheus 18 vers 15: “Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen.” Het betreft hier geen zonde bedreven tegen mij, maar publieke zonden tegen God’s Heilige dienst en inzettingen, alwaar Gods volk tegenwoordig stenen voor broden krijgen aangeboden. Als er uit genade bij tijden nog weleens een kruimel brood uit de hemel mag vallen dan is dit niet dankzij maar desondanks de prediking. God zal Zijn kinderen niet laten verhongeren, of zij ter kerke opgaan of geen moed meer hebben om op te gaan. Ik heb geen strijd tegen vlees en bloed, laat dit helder zijn, maar tegen de duistere machten die in de lucht zijn. Als iemand middels mijn schrijven in negatieve zin des woord is getroffen, of zich gekwetst voelt, dan spijt me dat, want dit was namelijk niet mijn bedoeling. Het was echter wel mijn bedoeling u ernstig te waarschuwen tegen de kerkelijke misleiding in onze dagen. Ik hoop en bid dat God u nog eens bij uw naam zal gaan noemen, dan zal het in uw oren klinken: gij zijt die man!, voordat het voor eeuwig te laat zal zijn. Dan zal niemand u op geestelijk gebied zodanig meer kunnen treffen, als dat de ontdekkende en dodende Noorderwind des Geestes u getroffen en neergeveld zal hebben. Weet toch dat de ontladen toorn Gods vele malen erger zal zijn over hen die met God en Zijn heilige dienst met de beste bedoelingen de spot gedreven hebben en zich hebben laten verleiden hieraan mee te doen. Vlied dan toch de komende toorn Gods wanneer u nog voor eigen rekening wandelt, want deze toorn zal erger zijn dan de grootste vulkaanuitbarstingen die er ooit op aarde zijn geweest. Nog een enkel woord van vertroosting tot Gods kinderen. Ik vraag u: Waarom werden gelovigen destijds protestanten genoemd? Ik wenste dat er eens wat meer kinderen Gods’ enige moed mochten verzamelen om de waarschuwende bazuin aan hun lippen te zetten en het zonder inhouding van woorden luidkeels uit te roepen, en te protesteren over dat de Kroonrechten Christi in de kerken op de straten zijn geworpen, om publiek te protesteren tegen de valse leraren en leringen, en te getuigen van hetgeen er noodzakelijk gekend moet worden wil het wel zijn op weg en reis naar die nimmereindigende eeuwigheid. De Heere zegt dat het u door Zijn Heilige Geest is gegeven deze dingen te verstaan, smeek toch om onderscheiden licht en gaven opdat ge anderen deze dingen bescheidenlijker mocht uitleggen en verklaren. Wie kan dan zalig worden, zal misschien een jonge lezer denken. Zij die vergaan en barsten van zonden en deze zondenlast niet meer kunnen dragen, kunnen bij God nog zalig worden. Komt dan tot Mij, zegt de Heere Jezus, en Ik zal uw last dragen en u een eeuwige rust geven, uit vrije genade om niet. Dan moogt ge u uitwendig laten dopen omdat Christus hebt aangedaan door de geestelijke doop, van dood levend gemaakt door het badwater der wedergeboorte, een plant met Hem geworden in Zijn kruisdood en opstanding (Gal. 3:27, Rom. 6:3), en dan moogt ge openbaar belijdenis doen van uw geschonken geloof voor God en de gemeente, en dan hebt ge een Goddelijk recht tot de Tafel des Heeren om daar met uw en Zijn volk Zijn dood te gedenken. (Hand. 2:41-46, Hand. 8:36-38)

 

Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (…) Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete, en niet sterve. Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. De Joden dan streden onder elkander, zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven? Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem. (Joh. 9 vers 39-56)

 

Beste CK, u spreekt uw bezorgdheid uit dat ik niet meer onder de Woordverkondiging in de gemeente opga. Ik heb u meermaals aangegeven wat de reden hiervan is. Ik ben destijds bij ds. Vlietstra thuis geweest om hem ernstig te waarschuwen dat men in onze gemeente het geloof in Gods heilige wet tot enige ontdekking alrede voor het waar zaligmakende geloof in Jezus Christus beschouwt. In mijn laatste gesprek bij ds. Vlietstra thuis (met ouderling Van Delft) kreeg ik dit wederom bevestigd toen hij me de vraag stelde: “Daan, heeft een dood mens dan ook last van zijn zonden?” Vanuit deze gedachten worden er dominees beroepen en ouderlingen aangenomen en bevestigd, en nemen velen deel aan de Tafel des Heeren, als je maar enige ontdekking hebt, geweend hebt over je zonden….en een begeerte hebt tot Christus, derest komt dan vanzelf wel. Als er geen goud meer is, nemen we zilver en als er geen zilver meer is nemen we koper, en dan ijzer of roestig ijzer. Vervolgens moeten dit soort aangestelde ouderlingen anderen gaan onderwijzen. Ik zei hem: “Dominee, u moet eens ophouden met dit soort on-Bijbelse rotpraat! Vertel me dan eens hoe het mogelijk was dat een geestelijk dode Kain toch met God kon spreken toen God hem op zijn geweten aansprak nadat hij z’n broeder Abel had vermoord? Kan een dood mens dan met God spreken?” Hierop kon hij geen Bijbels antwoord geven. Bedenk toch dat wanneer de reden of oorzaak (= zonden) van onze geestelijke doodstaat nog niet is weggenomen middels een weg van recht en gerechtigheid, er nog geen sprake van geestelijk leven kan zijn. God den Heilige Geest maakt door Zijn Heilige Wet de zonden levend, Rom. 3:20, Rom. 7:7-9, en door het Evangelie de zondaar levend maakt. Na de kruisdood volgt pas de opstanding! Gods Woord spreekt van een Noorderwind en Zuiderwind, een Geest der dienstbaarheid en een Geest der aanneming tot kinderen. Zijn er dan twee God den Heilige Geesten? Nee, slechts een God den Heilige Geest met een tweeerlei werking! Een werking tot doding en tot levendmaking. Maar tegenwoordig is men geestelijk alrede opgestaan alvorens men een geestelijke kruisdood met Christus gestorven is, (Gal. 2:19-20). Dit geeft aan in welke mate Gods Heilige Recht wordt omzeild en onteert in de leer en prediking van onze predikanten. Derhalve zit ik nu met een bedroefd hart thuis te luisteren en te lezen, en heb op kerkelijk gebied de harp aan de willigen gehangen. Wees niet bezorgd dat ik te weinig onderzoek of mezelf onder het Woord begeef. Maar voor mij is het geen vraag meer waarom straks het oordeel bij het huis Gods zal beginnen. Zal de inhoud Mattheus 7: 15-23 dan ook op de meesten onder u van toepassing zijn? Den Heere zegt bij monde van Zijn profeet: “Wee den herderen Israels, die zichzelven weiden! zullen niet de herders de schapen weiden? Gij eet het vette, en bekleedt u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet. De zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst over hen met strengheid en met hardigheid. Alzo zijn zij verstrooid, omdat er geen herder is; en zij zijn als het wild gedierte des velds tot spijze geworden, dewijl zij verstrooid waren. Mijn schapen dolen op alle bergen en op allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid op den gansen aardbodem; en er is niemand, die er naar vraagt, en niemand, die ze zoekt.” (Ezech. 34) Ik hoop en bid van harte dat God u zou willen bekeren van deze heilloze en schadelijke weg, en dat u van Gods’ wege gewaar werd dat u meer toorn dan zegen vergaart, omdat u in veel zaken lijnrecht ingaat tegen Gods onfeilbaar Woord. U had er misschien beter aan gedaan met een Bijbelse onderbouwing (en vooral niet vanuit de traditie der kerk) te komen omtrent al hetgeen waarover ik u op grond van Gods Woord publiek heb aangesproken en vermaand. Hetgeen ik uit liefde geschreven heb, dat heb ik geschreven. Hier sta ik, ik kan niet anders. Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

 

 

D.J. Kleen

 

—————————————————————————————————————————————————

 

 

Voorafgaande artikelen 

 

HHG wijkgemeente de Noord beroept vijf dominees in ruim 1 jaar tijd door het geloof 

 

HHG Katwijk organiseert sporttoernooien ten behoeve van geldinzameling kerkbouw

 

Roomse tradities en zaligsprekingen binnen HHG Katwijk a/zee door ds. A. Vlietstra 

 

Ds. P. Den Ouden zet kerkvolk HHG Katwijk aan tot geestelijke hoererij omtrent HA

 

Ds. KV noemt hekel punt omtrent kerkelijke ambten, maar waar is de praktijk?