Laurentius de diaken op een rooster verbrand – ROME
Laurentius, de diaken, te Rome op een rooster verbrand
[JAAR 252.]
Toen Xystus, bisschop te Rome, uitgeleid werd om gedood te worden, ontmoette hem Laurentius, een der voornaamste diakenen van de gemeente te Rome, die hem aldus aansprak: “Waar gaat gij heen, o vader, zonder uw zoon? waarheen priester, zonder uw dienaar?” waarop Xystus antwoordde: Ik verlaat u niet, mijn zoon, gij hebt zwaarder strijd te wachten voor het geloof; gij zult mij na drie dagen volgen. Zo gij intussen iets bezit in deze schatkisten, deel het de armen!” Uit die woorden maakte men op, dat hij een grote schat van de gemeente in bewaring had, zodat hem door de stadhouder te Rome bevolen werd, dat hij die te voorschijn moest brengen. Om al de schatten bijeen te zoeken, verzocht hij drie dagen tijd, en bracht toen alle arme, ellendige lieden, die van aalmoezen leefden, als: kreupelen, blinden, en dergelijken samen, toonde deze de stadhouder, en verklaarde dat deze de schatten en rijkdommen van de gemeente waren. De stadhouder hield het er voor, dat men met hem spotte, en liet daarom Laurentius op een rooster leggen, met een klein vuur er onder. Toen zijn lichaam aan de een zijde geblakerd was, zei hij met grote vrijmoedigheid tot de tiran: “Keer dat gedeelte van mijn lichaam, hetwelk gebraden is, om en verteer het.” Zeker iemand bracht dit gezegde aldus in rijm:
Genoeg is deze kant
Gebraden en geraakt.
Wend mij nu om en proef, tiran,
Of ‘t rauw of braen best smaakt.
Door de genadige versterking Gods waren hem de kolen als rozen en als een verkoeling en verfrissing in zijn lijden. Na voor het Romeinse rijk en zijn vijanden gebeden te hebben, ontsliep hij, onder grote volharding, in de Heere, in het jaar onzes Heeren 252.