Ds. A. Schultink (GGiN) loochent bewuste geloofskennis van Christus in badwater der wedergeboorte
Gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste [mensen] verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf, 2 Petrus 3:16.
Fragment uit preek Joh. 21 vs 15, uitgesproken te Bruinisse 2011
Ds. A. Schultink loochent bewuste geloofskennis van Christus in de wedergeboorte.mp3
Ø Indien geen leven voor de rechtvaardigmaking, dan vallen de lammeren er buiten
Ø Tegenwoordig worden ze als volwassen schapen geboren
Ø In de wedergeboorte is geen bewuste geloofskennis van Jezus Christus, wie dat durft te stellen dwaalt vreselijk!!
Ø De discipelen stonden voor de kruisdood en opstanding van Christus allemaal nog voor de zaak, hadden geen kennis aan Zijn Borgwerk, en hadden geen geloofskennis aan schuldvergeving. DJK : Zij waren dus slechts halfrein om het Woord dat Christus tot hen gesproken had, Joh. 15:3…??
Ø Wij zijn een sekte die door velen tegengesproken wordt
Ø DJK : Lees onder de citaten van de opstellers van Dordt met kanttekeningen, Maarten Luther, Johannes Calvijn en Theodorus Van der Groe over de wedergeboorte, en constateer zelf waarom de Gereformeerde Gemeenten in Nederland geen gereformeerde waarheid meer leert, maar zich eerder vast blijft klemmen aan een leer der duivelen
Ø Wie oren heeft om te horen, die hore…!!
Dordtse leerredenen over de wedergeboorte
3/4 – 11 Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van denzelfden wederbarenden Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
3/4 – 12 En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
3/4 – 13 De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
DJK : Het is belangrijk en nuttig om te weten dat de kanttekenaren van onze oude Staten Vertaling 1637 niet alleen de Bijbel in het Nederlands vertaalden, maar ook als mede-opstellers van de Dordtse leerredenen waren aangesteld. Versta derhalve hun omschrijving van de wedergeboorte in artikel 3/4 lering 11, 12, 13 nader vanuit onderstaande kanttekeningen bij Rom. 6:3-9, bij Gal. 3:27, bij Kol. 2:11-13, bij Titus 3:5-7, bij Efeze 1:13, bij Efeze 5:25-26, bij 1 Petr. 1:3, bij 1 Petr. 3:20-21, bij 1 Kor. 15:42-45, en bij 2 Kor. 5:17-18. Lees ook helemaal onderaan deze pagina wat Andreas Rivet opmerkt over de zekerheid in het zaligmakende geloof. Dit merk ik op omdat we in een tijd leven waarin door vele dwaalleraren een wedergeboorte met een onbewuste rechtvaardiging wordt geleerd. Dat is een wedergeboorte zonder een bewuste geloofskennis van Jezus Christus en vergeving van schuld en zonden, hetgeen een valse wedergeboorte is die de toets der Schriften niet kan doorstaan. De pinksterlingen waren volhardende in de leer der apostelen (Hand. 2:42), maar tegenwoordig volharden velen helaas in een ingewikkelde valse kerkleer waarin men het geschonken geloof in Jezus Christus heeft gescheiden van het metterdaad in Hem geloven tot zaligheid en vrede, en vergeving van zonden. Dit kan vergeleken worden met het geschonken geloof van de hoofdman over honderd op Golgotha, zonder dat hij metterdaad geloofde én beleed dat Jezus Christus de rechtvaardige Zone Gods was, Mark. 15:39, Luk. 23:47, 1 Joh. 4:15. Het kan ook vergeleken worden met het geschonken geloof van de Samaritaanse vrouw, zonder dat zij metterdaad geloofde én beleed dat Hij de Christus der Schriften was, Joh. 4:29, 1 Joh. 5:1.
Wedergeboorte: Een geestelijk badwater.pdf
Titus 3 vers 5-7: Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes. Denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker; Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens.
12) door het bad
Dat is, door de wedergeboorte en vernieuwing des Heilige Geestes, die als een waterbad is, waardoor de vuiligheden onzer zonden gewassen en gereinigd worden, Ezech. 36:25-27, waarvan het waterbad des doops een teken en zegel is. Zie dergelijke wijze van spreken Rom. 4:11.
14) uitgegoten
Dat is, overvloedig medegedeeld. Hij blijft bij de gelijkenis van het water. Zie dergelijke Jes. 44:3; Ezech. 36:25 en Ezech. 39:19; Joel 2:28; Zach. 12:10; Hand. 2:17, en Hand. 10:45.
15) gerechtvaardigd
Dat is, vrijgesproken in het oordeel Gods, door toerekening der gerechtigheid van Christus en vergeving der zonden.
Gal. 3 vers 23-27: Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan.
115) zovelen als gij
Dit is, allen die gedoopt zijn; hetwelk verstaan moet worden van al degenen, die niet alleen den uitwendigen doop des waters, maar ook den inwendigen doop des Geestes ontvangen, 1 Petr. 3:21, gelijk blijkt in Simon den tovenaar, Hand. 8:13,21, die wel den uitwendigen, maar den inwendigen doop niet heeft ontvangen.
116) in Christus gedoopt
Dat is, in den naam en in het geloof van Christus.
117) aangedaan
Namelijk als een geestelijk kleed, waarmede onze geestelijke naaktheid en schaamte bedekt wordt, en wij als met een bruiloftskleed versierd worden; Rom. 13:14.
Kol. 2 vers 11-13: In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende.
42) begraven in
Of, begraven door den doop. Want in den doop wordt ons betekend en verzegeld dat onze oude mens door den dood van Christus is gedood, en vervolgens ook begraven, dat is, door Christus’ lijden en sterven alzo zijn heersende kracht heeft verloren, dat hij is gelijk een dood en begraven lichaam, hetwelk zich niet kan bewegen om te heersen, hoewel het zijn stank nog wel van zich geeft, totdat het door denzelfden dood en Geest van Christus geheel wordt vernietigd. Zie Rom. 6:3, enz.
43) in welken gij
Namelijk doopt of Christus. Want beide is waarachtig, doch op verscheidene wijze. Want door de kracht der opstanding van Christus zijn wij opgewekt tot nieuwigheid des levens en door den doop wordt hetzelve ook verzegeld. Zie Rom. 6:4, enz. En de apostel wil daarmede bewijzen dat wij zelfs het zegel der besnijdenis in het Nieuwe Testament niet meer van node hebben, dewijl de doop ons nu even hetzelfde betekent en verzegelt.
Efeze 1 vers 13-14: In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte. Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregene verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid.
45) nadat gij geloofd
Of, als gij geloofd hebt. Want deze verzegeling des Geestes geschiedt door het geloof, en op het geloof, Gal. 3:2.
46) verzegeld geworden
Deze wijze van spreken is genomen van de mensen, die tot versterking van enige beloften verzegelde brieven plegen te geven, en dat menigmaal met opdrukking van hun eigen wapen of beeld. De beloften van de vergeving onzer zonden, van onze aanneming tot kinderen en onze eeuwige erve, worden ons gedaan door het Evangelie, en worden door het geloof ons toegeëigend. De verzegeling des Geestes, die daarbij gevoegd wordt, is de wedergeboorte of vernieuwing van Gods beeld in ons, waarmede Hij onze zielen begaaft en daarop drukt, als wij in Christus geloven, om ons meer en meer te verzekeren van de uitvoering van zijne beloften, 2 Cor. 1:21,22, en 2 Cor. 3:18. En betuigt bovendien hetzelve aan ons gemoed, als met een Goddelijke inspraak, waarover wij ook God als onzen Vader durven aanroepen, Rom. 8:15; Gal. 4:6, en roemen op de hoop der heerlijkheid Gods; Rom. 5:2, en Rom. 8:38,39.
1 Petrus 3 vers 20-21: Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water. Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.
44) tegenbeeld, de doop
De doop wordt alzo genoemd, omdat hij een sacrament is van onze behoudenis uit het algemeen verderf der wereldse mensen, gelijk de ark was een middel van de lichamelijke behoudenis van Noach en de zijnen uit het verderf der eerste wereld.
45) niet die een aflegging
Dat is, die doop behoudt onze zielen eigenlijk niet, die uitwendig is, en waardoor de vuiligheid des lichaams wordt afgewassen, welke ook vele huichelaars en mond-christenen deelachtig zijn; maar, wil hij zeggen, die inwendig is, en door het bloed en den Geest van Christus aan onze zielen geschiedt.
48) van een goed geweten
Dat is, die door het bloed en den Geest van Jezus Christus is gereinigd; Hebr. 9:14. En hierdoor wordt verstaan de vrijmoedige toegang en aanspraak der gelovigen in hun vertrouwen, en in hun gebeden tot God, als tot hunnen vader; zie Rom. 8:15; Gal. 4:6, welke een afscheidbare vrucht is van de vergeving onzer zonden en van onze vernieuwing of wedergeboorte. Anderen menen, dat hier gezien wordt op het gebruik van den doop der volwassenen in de eerste Kerk, welken afgevraagd werd of zij ook den duivel en de wereld voortaan wilden afzweren, en in een nieuw leven, met een goed geweten voor God wandelen; waarop zij antwoordden: ja; welke vraag en antwoord door dit Griekse woord eperotema zou verstaan worden. Dit antwoord dan uit een goede of gereinigde consciëntie voor God spruitende, betuigt ook den inwendigen doop des harten.
Rom. 6 vers 3-9: Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding; Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde. Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven; Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem.
7) in Christus Jezus gedoopt
Namelijk om te betuigen onze gemeenschap, die wij met Christus hebben door het geloof.
8) in Zijn dood gedoopt zijn?
Dat is, door de doop verzekerd worden dat wij gemeenschap hebben aan Zijnen dood, waardoor niet alleen onze zonden voor God verzoend zijn, maar ook de Heilige Geest is verworven, door wiens werking de verdorvenheid, die in ons is, haar leven of heersende kracht is benomen, hetwelk is de eerste trap onzer wedergeboorte; Tit. 3:5,6. De apostel schijnt hier te zien op de wijze van dopen, in de warme Oosterse landen veel gebruikelijk, waar de mensen geheel in het water ingedoopt werden, een weinig tijds onder het water bleven, en daarna uit het water oprezen; en aan te wijzen, dat deze indoping en blijven in het water ene afbeelding is van Christus’ dood en begrafenis, en het oprijzen uit het water van Zijne verrijzenis.
9) met Hem begraven
Dit is de tweede trap onzer wedergeboorte, die ons door den doop wordt verzegeld, namelijk de toeneming en volharding in de doding der zonde in ons, gelijk de begrafenis ene volharding was van den dood van Christus, Rom. 6:6.
11) alzo ook wij
Dit is de derde trap onzer wedergeboorte, die wij door de kracht der opstanding van Christus ontvangen, en ons door den doop wordt betekend en verzegeld; namelijk dat wij kracht ontvangen hebben om voortaan in nieuwheid des levens, dat is in heiligheid en reinigheid te wandelen; Ef. 5:26,27.
12) één plant geworden zijn
Of, tezamen geplant zijn; ene gelijkenis, genomen van een ent, die in een jeugdigen boom ingegrift wordt, welke tot ééne plant wordt met den boom en het sap des levens en der vruchtbaarheid uit hem trekt. Alzo, wil hij zeggen, die met Christus, als de stam, door het geloof zijn verenigd waarvan de doop ook een teken is, Gal. 3:27, die verkrijgen door den Geest van Christus de kracht niet alleen om de zonden te doden en allengskens te begraven, maar ook om in nieuwheid des levens meer en meer op te staan en ter ere Gods heiliglijk te leven; Joh. 15:1.
14) met Hem gekruisigd is
Dewijl Christus onze zonden aan het kruis op zich geladen heeft, niet alleen om die te verzoenen, maar ook om dezelve te niet te doen, gelijk volgt. Zie ook Hebr. 9:14,26,28.
16) te niet gedaan worde
Dit lichaam der zonde is wel van Christus geheel teniet gedaan, zoveel Zijne verdiensten aangaat, en is ook door Zijnen Geest in de wedergeborenen de kracht van heersen benomen, Rom. 6:12,14, maar moet allengskens meer en meer in ons vernietigd worden door denzelfden Geest, met nadere toe-eigening van den dood van Christus, gelijk Paulus daartoe de wedergeborenen vermaant, Rom. 8:13, en Rom. 12:2; Ef. 4:22; Col. 3:9, totdat dezelve in ons namaals geheel zal vernietigd worden; Hebr. 4:10.
17) niet meer de zonde dienen
Namelijk gelijk wij deden vóór onze wedergeboorte. Zie van dezen dienst der zonde nader verklaring Rom. 6:16,17,18,19.
18) die gestorven is
Dit is ene rede, genomen van de gelijkenis van een dood mens, die de werken van levenden niet meer doet en aan gene diensten meer is verbonden, waaraan hij in zijn leven verbonden was.
19) gerechtvaardigd van de zonde
Dat is, van hare macht vrijgemaakt of verlost. Want hier wordt eigenlijk niet gesproken van de vergeving der zonden, gelijk in de vijf voorgaande hoofdstukken, maar van de vernietiging van de macht der zonde; ene gelijkenis, genomen van een mens, die van den rechter gerechtvaardigd of vrijgesproken zijnde, ook meteen van de banden verlost en vrijgelaten wordt.
Maarten Luther over de wedergeboorte
Het Evangelie slaat alles neer wat iets kan doen, uit bloed, vlees, natuur, verstand, kennis, lering, wet, vrije wil, met al hun krachten, zodat niemand door zijn leringen, werken, kennis en vrije wil zo vermetel zou zijn iemand te helpen of iemand te laten helpen tot het Koninkrijk van God. Dat echter dit alles verworpen wordt en iedereen naar de geboorte uit God zou trachten. (…) In deze zaak houdt ieder maar wat hij wil, wanneer hij alleen maar weet dat het allemaal geheel nutteloos is en geen goed doet wat buiten de geboorte uit God is. Want als het iets nuttigs geweest zou zijn dan had de evangelist, omdat hijzelf zo nauwkeurig zoekt, dat zonder twijfel naast de geboorte uit God geplaatst en die Goddelijke geboorte niet alléén geprezen hebben. Kirchenpostille 1522, 10.1.1, 231, 1-16.
Daarom moet u weten dat de Goddelijke geboorte niets anders is dan het geloof! Hoe gaat dat dan toe? Hierboven is gezegd dat het Licht van de genade het natuurlijke licht van het verstand bestrijdt en verblindt. Wanneer dan nu het Evangelie komt en het Licht van de genade verkondigt, dat een mens niet doen of leven mag naar zijn eigen inzichten, maar zijn natuurlijke licht verworpen, gedood, en ondergegaan moet zijn…, wanneer de mens dit getuigenis aanneemt en dát volgt: zijn licht en zijn mening overgeeft, graag een dwaas wil zijn, en zich wil laten leiden, onderwijzen en verlichten, zie, zo wordt hij in zijn voornaamste deel, dat is, in zijn natuurlijk licht verandert. Dan gaat het oude licht onder en gaat een nieuw licht op, namelijk het geloof. Dat volgt hij na in leven en sterven, hangt alleen aan het getuigenis van Johannes of het Evangelie. Hij zal alles daarom verlaten wat hijzelf heeft of kan doen. Zie, zo is hij nieuw geboren uit God door het Evangelie waar hij in blijft, en laat zijn eigen licht en eigen verwaandheid varen. Zoals Paulus zegt: Ik heb u in Christus door het Evangelie voortgebracht (1 Korinthe 4:15). Of Jakobus: Hij heeft ons gebaard naar Zijn wil, door het Woord der Waarheid, opdat wij eerstelingen Zijner schepselen zouden zijn (Jakobus 1:18). Vandaar dat de Petrus ons ‘nieuw geboren kindertjes van God’ noemt (vgl. 1 Petrus 2:2). Daarom wordt het Evangelie de baarmoeder (uterus) van God genoemd, dat Hij ons daarin ontvangt, draagt en baart, zoals een vrouw een kind in haar baarmoeder ontvangt, draagt en baart, zoals ook Jesaja zegt: Hoort naar mij gij overgebleven arm volkje van Jakob, die ik draag in mijn schoot (vgl. Jesaja 46:1). Kirchenpostille 1522, 10.1.1, 231, 16 – 232, 16.
Zie, wanneer nu het licht, verstand en de oude verwaandheid gedood is, duisternis is, en in een nieuw licht verandert wordt. Dan moet ook volgen dat het hele leven en alle vermogens van de mens veranderd worden. Want waar het verstand ondergaat, dan gaat de wil er achteraan; waar de wil ondergaat daar gaat de liefde en lust er achteraan. En zo moet de gehele mens in het Evangelie ‘kruipen’ en daar nieuw worden, en de oude huid uittrekken; zoals de slang doet, wanneer haar huid oud wordt zoekt ze een nauwe speet in de steenrots, daar kruipt zij doorheen en stroopt haar huid af en laat die buiten voor het gat liggen. Zo moet de mens ook in het Evangelie en Gods Woord zich begeven en getroost de beloften vertrouwen. Hij zal niet liegen! Zo trekt hij zijn oude huid af, laat zijn licht buiten, zijn verwaandheid, zijn wil, zijn liefde, zijn lust, zijn verstand, zijn werken en wordt zo een geheel andere en nieuwe mens, die alle dingen anders ziet dan voorheen. Die anders inziet, anders oordeelt, anders denkt, anders wil, anders spreekt, anders liefheeft, anders verlangt, anders werkt en loopt als voorheen. Hij kan daarna alle standen en werken van alle mensen onderscheiden, of zij goed of slecht zijn, zoals de heilige Paulus zegt: Maar de geestelijk mens onderscheid alle dingen en wordt door niemand onderscheiden (1 Korinthe 2:15). Dan ziet hij duidelijk wat voor grote dwazen allen zijn die met werken vroom willen worden. Daar geeft hij dan geen cent meer voor alle geestelijken, monniken, bisschoppen, paus, tonsuur, pijen, kappen, rookwerk, klokken luiden, kaarsen branden, zingen, orgelspelen, bidden en hun hele uiterlijke bestaan. Hij ziet nu, hoe dat alles enkel afgoderij en dwaas gehuichel is, juist zoals het volk Israël de Baäl, Astaroth, en het gouden kalf in de woestijn aanbeden hebben (Exodus 32, 1 vv), wat zij voor een kostelijke zaak hielden door hun oude licht van hun eigenzinnige en verwaande verstand. Kirchenpostille 1522, 10.1.1, 233, 7 – 234, 11.
Hieruit ziet u nu duidelijk dat om kinderen Gods te worden – uit God geboren te zijn – geen bloedverwantschap, geen vriendschap, geen geboden, geen leringen, geen verstand, geen vrije wil, geen goede werken, geen goed leven, geen Kartuizer orde, geen geestelijke stand – al zou die de engelen gelijk zijn – nuttig of behulpzaam zal zijn, ja, alleen maar hinderlijk is. Want waar het verstand niet reeds tevoren vernieuwd en in dit bestaan als een goed gereedschap is, valt het verstand er op aan, verhardt en verblindt zich daarin, zodat het nooit meer – of zeer moeilijk – hiervan te verlossen is, en meent dat haar bestaan en stand rechtvaardig en goed is. Zij is razend en woedend tegen allen, die dit bestaan verachten en verwerpen. Op deze wijze moet de oude mens blijven. God en Zijn genade – Christus en Zijn Licht – vijandig, moet Johannes – Christus’ getuige – het hoofd afgeslagen worden en mensenleringen daarvoor in de plaats opgericht. Zoals nu in het pauselijke en geestelijke bestaan het spel met volle pracht en macht doorgaat. Waar zij allen tezamen niets van deze Goddelijke geboorte weten, lallen en brallen met hun leringen en geboden van verschillende werken, waarmee zij genade willen ontvangen, maar zij steken nog steeds in hun oude huid. Dit zal echter waar blijven, wat de apostel gezegd heeft: Niet uit bloed, niet uit de wil van het vlees of de man, maar uit God geschiedt deze geboorte (vgl. Johannes 1:13 ), er moet gewanhoopt worden aan onze wil, werken en leven, omdat die door het valse, eigenzinnige, zelfzuchtige licht van het verstand vergiftigd zijn. Voor alle dingen moet men de stem en het getuigenis van Johannes de doper horen en zijn geloof navolgen. Dan zal het Licht – Christus – ons verlichten, nieuw maken en macht geven om kinderen van God te worden. Daarom is Hij gekomen en mens geworden! Kirchenpostille 1522, 10.1.1, 234, 11 – 235, 14.
Catechismus van Geneve – Joh. Calvijn
Vr.324 Om ons de waarheid van beide des te duidelijker te doen kennen, zullen wij over beide afzonderlijk handelen. Ten eerste, wat is de betekenis van de Doop?
Antw. : Die heeft twee delen. Want hier wordt de vergeving van de zonden, en voorts de geestelijke wedergeboorte afgebeeld. Ef. 5 : 26; Rom. 6 : 4.
Vr. 325 Welke gelijkenis heeft het water met deze zaken om die voor te stellen?
Antw. : De vergeving der zonden is namelijk een soort bad, waardoor de zielen van hun vlekken gereinigd worden, niet anders dan de vuilheid van het lichaam door water
afgewassen wordt.
Vr. 326 Hoe is het bij de wedergeboorte?
Antw. : Omdat het begin daarvan is de doding van onze natuur, doch het doel dat wij nieuwe schepselen zullen zijn, wordt er ons een afbeelding van de dood voorgesteld in het werpen van water op het hoofd; en een afbeelding van het nieuwe leven, daarin, dat wij niet in het water ondergedompeld blijven, maar slechts voor een ogenblik ondergaan als in een graf, om er dadelijk uit op te komen.
Vr. 327 Denkt gij dan dat water een bad is voor de ziel? 1 Petr. 1 : 19; 1 Joh. 1 : 7.
Antw.: In het geheel niet. Want het is een gruwel, deze eer aan het bloed van Christus te ontrukken, dat daartoe uitgestort is, opdat Hij ons na afwassing van al onze vlekken, zuiver en onbevlekt voor God zou maken. En wij verkrijgen namelijk de vrucht van deze reiniging, wanneer de Heilige Geest onze gewetens met dat heilige bloed besprengt. Doch in het sacrament hebben wij de verzegeling. Maar kent gij aan het water anders niets toe dan dat het alleen maar een afbeelding is van de afwassing? Ik ben van gevoelen, dat het zó een afbeelding is, dat de waarheid er tegelijk mee verbonden is. Want God bedriegt ons niet, wanneer Hij ons Zijn gaven toezegt. Dientengevolge is het zeker, dat èn de vergeving der zonden, èn de vernieuwing van het leven ons in de Doop worden aangeboden, en door ons worden ontvangen.
Vr. 329 Wordt deze genade zonder onderscheid in allen vervuld?
Antw. : Velen sluiten door hun ongerechtigheid de weg daarvoor toe, en bewerken dat zij voor hen tevergeefs is. Zo komt de vrucht niet dan aan de gelovigen alleen toe. Maar daardoor vervalt niets van de aard van het sacrament.
Vr. 330 Vanwaar komt echter de wedergeboorte?
Antw. : Van de dood van Christus en de opstanding te samen. Want deze kracht schuilt er in Zijn dood, dat daardoor onze oude mens gekruisigd wordt, en de verdorvenheid van onze natuur op zekere wijze begraven wordt, om niet meer in ons te regeren. Maar dat wij hervormd worden tot een nieuw leven, om Gods gerechtigheid te gehoorzamen, dat is de weldaad van de opstanding.
Vr. 331 Hoe worden door de Doop ons deze goede dingen toegebracht?
Antw.: Omdat wij, tenzij wij de ons hier aangeboden beloften onvruchtbaar maken door ze te verachten, met Christus bekleed worden, en met Zijn Geest begiftigd.
Vr. 332 Wat moeten wij echter doen om de Doop recht te gebruiken?
Antw.: Het rechte gebruik van de Doop is gelegen in geloof en boetvaardigheid, dat is, dat wij allereerst met een zeker vertrouwen des harten vaststellen, dat wij van alle vlekken door het bloed van Christus gereinigd, Gode behagen; voorts dat wij zelf gevoelen dat Zijn Geest in ons woont, en dit door werken bij de anderen betonen; en dat wij ons voortdurend oefenen in het overdenken, zowel van het doden van het vlees, als van de gehoorzaamheid aan de gerechtigheid van God.
Van der Groe over de wedergeboorte
“In onze oorspronkelijke staat, door de aardse geboorte uit het vlees, staan wij met alle mensen, in de nauwste gemeenschap met de aardse Adam, die tegen God gezondigd heeft in het Paradijs. En dan dragen wij ook Zijn aards beeld, of Zijn zondige en onheilige natuur, welke geheel ligt onder de vloek der Wet, Gal. 3:10, en door welke de gehele wereld verdoemelijk is voor God, Rom. 3:19. Ja, dood door de misdaden en de zonden, Ef. 2:1. Dit is onze oude mens, welke wij in de bekering gaan verzaken en afleggen. Maar in onze vernieuwde staat door de hemelse wedergeboorte van de Heilige Geest staan wij in de nauwste gemeenschap met de hemelse Christus, die Zelf onze zonden gedragen en verzoend heeft, op het hout, 1 Petrus 2:24. En dan ontvangen wij ook Zijn hemels beeld of heilige en Goddelijke natuur, welke wij nu deelachtig worden, 2 Petrus 1:4, en waardoor wij dan het leven en de zegen, uit genade, van God ontvangen, Hand. 3:25; Ef. 1:3; Joh. 3:36 en 11:25. En dit is dan de nieuwe mens, welke wij ontvangen en aandoen in de zalige bekering. Van de oorsprong dier beide mensen zal de Zaligmaker ons de rechte beschrijving geven, als Hij zegt: Hetgeen uit vlees geboren is, dat is vlees en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is Geest, Joh. 3:6. Het vlees is de grondslag van de oude mens, en de Geest van de nieuwe mens. De oude mens is enkel vleselijk, en bedenkt de dingen die op de aarde zijn, en de nieuwe mens is enkel geestelijk, en zoekt de dingen die boven zijn, daar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods, Kol. 3:1, 2. De een draagt een aardse, de ander een hemelse natuur. De een hangt de satan, de ander hangt God onafscheidelijk aan. Met de ene zijn wij voor eeuwig verdoemd, in Adam, met de andere zijn wij eeuwig zalig, in Christus. Laten nu alle Pelagiaansgezinden des mensen rampzalige verdorvenheid in Adam, en de ware bevindelijke overtuiging door Gods Geest, dan vrij ontkennen en bestrijden, zo veel zij willen, en laat ook zelfs ons blinde Gereformeerde volk het dat Pelagiaanse dwaalspoor, helaas! nu mede zo ongelukkig trachten uit te werken, het kan niet helpen, want wij weten, beide uit de Wet en het Evangelie, dat even hierin de gehele grondslag ligt van het ene stuk of deel van de waarachtige bekering, en dat zonder dit ene deel van de bekering, het andere ook op geen enkele manier kan bestaan. Want waar geen oude mens, in Adam, door een Goddelijke overtuiging waarlijk eerst gestorven is, aldaar zal ook geen nieuwe mens in Christus, door een Goddelijk geloof immermeer aanvangen te leven of op te staan, Gal. 2:19-20, Rom. 6:3-8.”
Lees hier het verband van dit citaat in: De toetssteen der ware en valse genade