leespreken
Leespreken in pdf – ds. E. Du Marchie Van Voorthuysen
(Note : deze leespreken zijn eigenlijk meer uitgebreide samenvattingen van de daadwerkelijk uitgesproken preken, gemaakt door een gemeentelid, die aantekeningen maakte tijdens de kerkdienst, en deze na de uitgesproken predicatie volledig uitwerkte. Dit deed men omdat ds. Du Marchie Van Voorthuysen én zijn kerkenraad fel tegen het opnemen van kerkdiensten per bandrecorder waren. Op deze wijze probeerden sommigen toch nog enige preken van hem te bewaren voor het nageslacht.)
H. Florijn : Aantekeningen uit predicaties van ds. Du Marchie Van Voorthuysen
Psalm 4 : Psalm 4 vers 7
Psalm 65 : Psalm 65 vers 5
Psalm 97 : Psalm 97
Psalm 122 : Psalm 122
Nieuwjaarspredikatie 1966 : Numeri 6 vers 24-26
Lijdenspredikatie : Mattheus 27 vers 33-34
De man zonder bruiloftskleed : Mattheus 22 vers 12
“Laat nu af…” : Mattheus 3 vers 15
“Wiens wan in Zijn hand is” : Mattheus 3 vers 12
Adventspredikatie : Mattheus 1 vers 1
De blinde Bartimeus : Markus 10 vers 51
Jezus en Herodus : Lukas 23 vers 11
Het knechtschap van Petrus : Johannes 21 vers 17
Jezus en Thomas : Johannes 20 vers 24-29
“En het hoofd buigende, gaf den geest” : Johannes 19 vers 30
“en het was nacht…” : Johannes 13 vers 30c
De treurigen Sions’ : Jesaja 61 vers 3
Euroclydon : Handelingen -27 vers 14-26
“Juda, gij zijt het…!!” : Genesis 49 vers 8a
Het brandende braambos : Exodus 3 vers 3
Het water uit Bethlehems’ bornput : 2 Samuel 23 vers 15
Het evangelie is bedekt in dengenen die verloren gaan : 2 Korinthe 4 vers 3
De koningin van Scheba : 1 Koningen 10 vers 9
Salomo’s bede bij Ambtsaanvaarding : intrede-preek-urk-1937
————————————————————————————-
Dooptoespraak 14 – 04 – 1952 te Leersum
Mijne vrienden,
‘t Is voor u de twaalfde maal in uw leven, dat u dat “JA” bij de doop hebt geantwoord. En nu zal het een eeuwig wonder zijn van God de Heilige Geest, als dat eens één keer waar gemaakt mocht worden; want als tienduizenden ouders dat “JA” uitspreken, zal het een Goddelijk Wonder zijn, als het van één waarlijk waar mag zijn. Want dat “JA” kan alleen waar zijn in Hem, in Wien alle beloften “ Ja en Amen “ zijn. O, dat “JA” houdt wat in! Dat houdt in dat wij erkennen de diep rampzalige toestand van onze arme kindertjes. Want, mensen, dit kindje ziet er zo ongelukkig uit; ’t ziet er zo vreselijk uit, omdat het een gevallen kindje is. ’t Kan bijna niet erger als de toestand van dit kindje. Onze Vaderen noemen het alzo, dat ’t de verdoemenis zelve onderworpen is. Mensen, dat is geen kleine zaak, der verdoemenis zelve onderworpen, dus de hel in de hel onderworpen vanwege de zonde.
Weet u, ouders, wat ’t enige geluk nog is, mensen, dat ’t wel der verdoemenis onderworpen is, maar nog niet erín geworpen. Want als dat zo was, kon ’t niet meer gedoopt worden Naar recht dus wel der verdoemenis onderworpen, maar gelukkig niet erín geworpen. Daarom zullen we trachten dit kindje te dopen. Ouders, als we daar een indruk van kregen, we zouden wel dag en nacht tot ons zaad moeten roepen: “ O, kinderen, kinderen, weet je dat je de verdoemenis onderworpen bent vanwege de zonde? Wij en onze kinderen hebben ’t allerergste gedaan dat er maar te doen is, wij hebben moed- en vrijwillig God verlaten. O, dat arme schepseltje heeft veel meer zonde, dat ’t in honderd jaar kan doen! Mensen, al de zonde die de 2 miljard mensen op aarde vandaag doen, dat is wat, al die miljoenen bij miljoenen zonden bij elkaar kunnen ze vandaag niet zoveel zonden doen, als dit kindje gedaan heeft in Adam. Begrijp je nu onze Vaderen, dat zij zeggen, dat onze kinderen der verdoemenis deelachtig en onderworpen zijn. Want alle zonden, die de mens doet, is maar een vrucht van de zonde die hij gedaan heeft in Adam. Moed- en vrijwillig God verlaten, ook dit arme schepseltje heeft gestaan in zijn bondshoofd Adam, een pronkjuweeltje, dienende en vrezende God op ’t allerhoogste. Dit kindje heeft de keuze gedaan en heeft geroepen: “weg o, God, weg o, hemel der zaligheid. Ik begeer de hel; liever de hel dan de hemel; liever de zonde dan de Gerechtigheid. Begrijp je nu, mensen, die zonden, die rekent God nu toe aan al de nakomelingen, alsof wij ´t zelf gedaan hebben. Wel mensen, wel mensen, als wij ´t nu toch eens leren mochten hoe diep rampzalig wij zijn, dan zouden wij zeggen, wat een wonder dat we nog aan deze kant staan+ als er een kindje in leven blijft, zo beladen met de erfschuld, in Adam de verdoemenis deelachtig.
Maar kijk nu, maar kijk, maar kijk, deze ouders komen hier met dat arme kindje. ´t Had naar recht allang moeten branden. En de Heere Zelf komt hier en zegt: “Ik zal er Mijn Naam op gaan leggen ,Mijn driemaal heilige Naam: Vader, Zoon en heilige Geest. Ik zal er eens een tekentje op leggen van ´t water, dat betekent afschaduwend, bloed van Christus. Dat ´t nog verzoend kan worden, uit dien ruisende kuil nog kan worden opgehaald. Dat ´t van een helwaardig kindje, nog kindje van God kan worden. Van de weg naar de hel kan worden gebracht op de weg naar de hemel. Kijk ouders, de Heere zegt: Ìk zal uw 12 kinderen op deze tweede Paasdag niet in de verdoemenis neerstorten, hoewel ´t eeuwig recht zou wezen. Kindertjes, ´t is zo recht. Ik zal wat anders doen. Ik zal mijn Naam op dat arme schepseltje leggen en Ik zal er een tekentje op leggen. Dat ´t nog getrokken kan worden, nog verzoend kan worden. Uit dat graf van dood en zonden kan worden opgewekt, omdat Christus opgewekt is uit de doden. En daarom ouders, wat een ernstig ogenblik. Met ´t sacrament gaat God spreken: Och schepseltje, je weet nog van niets. Ik weet alles. Ik heb je nog tot hiertoe gedragen, de ouders en de andere mensen, wie we ook zijn. Ik wil daarenboven wat op u leggen, Ik wil zeggen “ Ik wil uw God zijn.” Ouders, de Heere verwaardige u, uw twaalfvoudig zaad, hetwelk is naar de ordinantie Gods, op te dragen aan Zijn Troon. En van nu voortaan mocht uw huisje wezen een huisje van weeklage, zuchten en roepen of God Zijn belofte waar mocht maken, ook aan dat stakkertje. Die doop is zo ontzaggelijk ernstig. Als wij onbekeerd sterven, lieve zielen, hadden wij beter nooit gedoopt kunnen worden.. Dat doopwater wat erop komt, als we het nog zouden beleven, denk erom, we kunnen voor die tijd in de eeuwigheid zijn, u en ik, als we het zouden beleven, dat we het over een enkel minuutje zullen trachten te dopen. Kijk, lieve vrienden, dat is een bewijsje, dat God er nog naar om wil zien, het zou nog kunnen wezen , dat dat hoge Wezen Zijn Hand er nog aan mocht leggen. Zo mogen wij wel uitroepen ; `Heere, daar kunnen wij nooit meer vanaf. Want dat doopwater en de Naam des Drieènigen Gods kan er nooit meer af. Als dit kindje bekeerd wordt, zal het eeuwig zingen van Gods goedertierenheen, dan zal het het hoofdje opsteken om de eerkroon te dragen door Christus verdiensten. Maar, als wij onbekeerd blijven, dan wordt het eeuwig vuurwater! In de hemel wordt het hemelwater en in de hel zal het bloed van Christus de hel zijn. Mensen wil je er aan denken, in de hemel wordt het hemelwater, in de hel wordt het vuurwater. Ik hoop, lieve vrienden, dat we gaan bidden: O, God, bekeer ons en onze arme kindertjes op weg en reis naar de eeuwigheid. Dat dat dierbare bloed de zonden reinige, opdat zij deelachtig mogen worden , niet alleen de verdoemenis, dat zijn we in Adam, maar…. Kon het wezen, ouders, kon het wezen, de genade Gods in Christus. Ouders, zou het van veel belang zijn hoe oud dit kindje wordt of het sterk of zwak is, of het kan leren lezen of niet misschien, zou het van veel belang zijn? Zou het van veel belang zijn, of het niet verder komt dan een eenvoudige arbeider of dat het een dokter of minister wordt? Weet je wat van belang is? Of God het mocht wederbaren door Zijn lieve Geest en ook het overige zaad van deze mensen. Buigt uw knieën. Komt, Gij mensen, die er iets van geleerd hebt, laten we onze knieën buigen of de Heere onze kinderen en ons zelf mocht bekeren tot den levende God. Dan ,dan zullen we leven en anders zullen we rechtvaardig, eeuwig moeten sterven.
Ouders, de Heere zij u en uwe kinderen nog genadig. Wat een voorrecht, dat we nog hier zijn. Dat betekent dat het vanmorgen kan gebeuren door Zijn duur verworven Geest. Dat zij zo.